ECLI:NL:RBBRE:2011:BU9593

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
242242/FT-RK 11.1863
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Hulskes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot schuldsanering in verband met strafrechtelijke veroordeling en schulden aan het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 28 december 2011 uitspraak gedaan over het verzoek tot schuldsanering van de verzoeker, die in 2010 betrokken was bij een hennepkwekerij. De verzoeker verklaarde dat hij door de politie was betrapt en een opbrengst van €1.200 had behaald. Hij was door de strafrechter veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur en moest een bedrag aan de Staat terugbetalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was het gevolg van een ontnemingsvordering die recentelijk onherroepelijk was geworden. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot schuldsanering moest worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 2 onder c van de Faillissementswet, omdat de veroordeling pas kort na indiening van het verzoekschrift onherroepelijk was geworden. De rechtbank benadrukte dat er geen sprake was van een veroordeling die onherroepelijk was geworden binnen de vereiste termijn van vijf jaar voorafgaand aan het verzoekschrift.

Daarnaast had de verzoeker een schuld aan het UWV van €2.274,40, voortvloeiend uit een terugvordering van een ziektewetuitkering. De rechtbank oordeelde dat deze schuld ook niet voldeed aan de voorwaarden voor schuldsanering, aangezien deze was ontstaan uit een misdrijf en binnen de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift was ontstaan. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet te goeder trouw was ten aanzien van deze schuld, wat ook een reden was voor de afwijzing van het verzoek tot schuldsanering. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, waarbij de beslissing werd genomen door mr. Hulskes en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team insolventierecht
afwijzing schuldsanering
rekestnummer: 242242/FT-RK 11.1863
nummer verklaring: BOZ0111101867
uitspraakdatum: 28 december 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker,
1. Het verloop van de procedure.
Het verzoekschrift met bijlagen.
2. Het geding.
Dit strekt ertoe te beoordelen of de schuldsaneringsregeling kan worden verleend.
3. De beoordeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 19 december 2011. Daarbij is verzoeker gehoord.
Ter zitting heeft verzoeker onder meer verklaard dat hij in 2010 een hennepkwekerij in zijn woning heeft gehad. Deze kwekerij is in juli 2010 door de politie ontdekt. Volgens verzoeker heeft hij maar één keer geoogst en daarmee heeft hij naar eigen zeggen een opbrengst van Euro 1.200,-- behaald. Verzoeker heeft voorts verklaard dat hij ter zake van de hennepkwekerij door de strafrechter is veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur. Daarnaast is hij veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de Staat ter ontneming van het voordeel dat verzoeker wederrechtelijk heeft verkregen met de hennepkwekerij. Blijkens het bij het verzoekschrift overgelegde arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 november 2011 gaat het hier om een ontnemingsvordering van Euro 1.200,--. Volgens verzoeker heeft hij nog niets betaald op deze vordering, omdat het hof pas onlangs uitspraak heeft gedaan. Verder heeft verzoeker verklaard dat hij de werkstraf nog niet volledig heeft uitgevoerd; naar eigen zeggen moet hij nog ongeveer 30 uur werken.
Daarnaast heeft verzoeker verklaard dat hij als gevolg van de hennepkwekerij een schuld aan het UWV heeft van Euro 2.274,40. Het gaat hier volgens verzoeker om een teruggevorderde ziektewetuitkering over een periode van tien weken in 2010. Het UWV vordert de door verzoeker ontvangen ziektewetuitkering over deze periode terug, omdat hij in die periode inkomsten had uit de hennepkwekerij.
Uit het voorgaande blijkt dat verzoeker een schuld van Euro 1.200,-- heeft die voortvloeit uit een veroordeling als bedoeld in artikel 358 lid 4 onder b van de Faillissementswet, ter zake van een misdrijf. Nu deze veroordeling voorts pas zeer recentelijk onherroepelijk is geworden, moet het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling worden afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 288 lid 2 onder c van de Faillissementswet. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat het onderhavige verzoekschrift op 15 november 2011 is ingediend, terwijl de veroordeling tot betaling van Euro 1.200,-- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel pas kort daarna onherroepelijk is geworden. Strikt genomen is er dus geen sprake van een veroordeling die onherroepelijk is geworden binnen vijf jaar vóór de dag van het verzoekschrift, zoals in bovengenoemd wetsartikel is bepaald. De rechtbank is echter van oordeel dat een redelijke wetstoepassing met zich meebrengt dat aan toepassing van de schuldsaneringsregeling ook in de weg staat een schuld die voortvloeit uit een strafrechtelijke veroordeling als de onderhavige welke veroordeling eerst kort na indiening van het verzoekschrift onherroepelijk is geworden. Dit geldt temeer nu in artikel 288 lid 2 onder c van de Faillissementswet is bepaald dat de rechter ook een langere termijn in acht kan nemen dan de periode van vijf jaar voorafgaande aan het verzoekschrift.
Tenslotte overweegt de rechtbank nog dat zij verzoeker niet te goeder trouw acht ten aanzien van het ontstaan van de schuld aan het UWV van Euro 2.274,40, aangezien deze schuld het gevolg is van een door verzoeker gepleegd misdrijf, te weten het exploiteren van een hennepkwekerij. Nu deze schuld voorts is ontstaan in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de indiening van het onderhavige verzoekschrift, is ten aanzien van verzoeker niet voldaan aan het bepaalde in artikel 288 lid 1 onder b van de Faillissementswet. Het verzoek moet daarom ook op deze grond worden afgewezen.
4. De beslissing.
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hulskes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2011 in tegenwoordigheid van de griffier, zijnde de griffier buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.