ECLI:NL:RBBRE:2011:BU8958

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
239958 FA RK 11-4341
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • mr. Schoonen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en contactregeling van een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 13 december 2011 uitspraak gedaan over de wijziging van het hoofdverblijf en de contactregeling van een minderjarige. Het hoofdverblijf van de minderjarige was in 2008 bij de vader vastgesteld, maar na 2,5 jaar woont zij weer bij haar moeder. De moeder verzoekt de rechtbank om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De vader heeft een zelfstandig verzoek ingediend voor een contactregeling, maar dit verzoek is afgewezen omdat de minderjarige, inmiddels 14 jaar oud, niet gedwongen kan worden tot contact met de vader. De vader heeft ook geweigerd deel te nemen aan mediation, wat de rechtbank heeft aangemoedigd om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige al meer dan twee jaar bij de moeder woont en dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft de beschikking van de rechtbank Zutphen van 25 juni 2008 gewijzigd, waarbij is bepaald dat de minderjarige haar hoofdverblijf bij de moeder heeft. De zelfstandige verzoeken van de vader zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank benadrukt het belang van communicatie tussen de ouders en de wensen van de minderjarige in toekomstige contactregelingen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 239958 FA RK 11-4341
beschikking betreffende hoofdverblijf,
in de zaak van
[naam moeder minderjarige]
wonende te [adres]
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E.P.E. van Ekelen,
en
[naam vader minderjarige]
wonende te [adres]
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.H. Hogeman.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 16 september 2011 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 8 november 2011 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 18 november 2011 ontvangen gewijzigde zelfstandige verzoek;
- de beschikking van de rechtbank Zutphen van 25 juni 2008;
- het uittreksel uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarige;
- de op 27 september 2011 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw;
- de op 17 november 2011 ontvangen brief van de advocaat van de man;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 november 2011;
- de op 22 november 2011 ontvangen brief van de advocaat van de man;
- de op 25 november 2011 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw.
Ter terechtzitting is tevens aanwezig geweest een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden- en West-Brabant, gevestigd Meerten Verhoffstraat 18, 4811 AS Breda, hierna te noemen de raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
2. De verzoeken
De vrouw verzoekt de beschikking van de rechtbank Zutphen d.d. 25 juni 2008, voor zover deze betrekking heeft op de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam minderjarige], te wijzigen, en opnieuw rechtdoende te bepalen dat [naam minderjarige] vanaf 1 juni 2009 haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw.
De man verzoekt tot afwijzing van het verzoek van de vrouw en,
- indien en voor zover de rechtbank de zaak zou aanhouden en onderzoek door de raad zou gelasten een voorlopige omgangsregeling tussen [naam minderjarige] en de man vast te leggen van eens per veertien dagen een weekend van vrijdagavond tot zondagavond, met daarnaast de helft van de vakanties en feestdagen, voor de duur van onderhavige procedure,
- althans, subsidiair, bij toewijzing van de vordering van de vrouw, een omgangsregeling tussen [naam minderjarige] en de man vast te leggen van eens per veertien dagen een weekend van vrijdagavond tot zondagavond, met daarnaast de helft van de vakanties en feestdagen.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat blijkens de stellingen en overgelegde stukken het volgende vast.
- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit hun huwelijk is op 15 september 1997 te Voorst geboren de minderjarige [naam minderjarige] [achternaam minderjarige]
- De man en de vrouw hebben gezamenlijk het gezag over dit kind.
3.2 Door en namens de vrouw wordt aangevoerd dat [naam minderjarige] sinds april 2009 bij haar woont en hier wil blijven wonen. De vrouw stelt dat het goed gaat met [naam minderjarige], maar dat zij wel veel last heeft van de strijd tussen partijen. De vrouw stelt dat [naam minderjarige] gedrag vertoont dat hoort bij een puber, maar haar gedrag is niet zo zorgwekkend als door de man wordt geschetst. De vrouw is van mening dat het in het belang van [naam minderjarige] is dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
Ten aanzien van het contact tussen de man en [naam minderjarige] geeft de vrouw aan zij het contact nooit heeft tegengehouden. Volgens de vrouw wil [naam minderjarige] echter niet gedurende een heel weekend naar de man. Onlangs heeft er een contact plaatsgevonden tussen [naam minderjarige] en de man en dit contact heeft [naam minderjarige] als positief ervaren. [naam minderjarige] heeft naar aanleiding van dit contact een voorstel gedaan voor een nieuw contact, maar heeft hier geen reactie op ontvangen van de man. De vrouw stelt dat [naam minderjarige] op dit moment het liefste geen vaste regeling met de man wil en zij wil op dit moment alleen contact wil met de man zonder dat zijn partner hierbij aanwezig is. De vrouw is bereid om haar medewerking te verlenen aan mediation. In het verleden konden partijen gewoon met elkaar communiceren en de vrouw is van mening dat de communicatie weer moet worden verbeterd, zodat de druk niet bij [naam minderjarige] komt te liggen.
3.3 Door en namens de man wordt aangevoerd dat er sprake is van een loyaliteitsconflict. Hij ontvangt signalen dat het niet goed met [naam minderjarige] gaat en dat zij graag contact met de man wil. De man maakt zich ernstig zorgen over [naam minderjarige], vanwege het taalgebruik van [naam minderjarige] op internet en de door haar geplaatste foto’s op hyves. De man heeft eveneens vernomen dat het niet goed zou gaan met [naam minderjarige] op school. De man twijfelt over de opvoedingscapaciteiten van de vrouw en is van mening dat hij [naam minderjarige] de regels en structuur kan bieden die zij nodig heeft. De man acht een onderzoek door de raad van belang om meer duidelijkheid te verkrijgen. Indien er een raadsrapport wordt gelast is het noodzakelijk om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen, zodat het contact tussen de man en [naam minderjarige] hersteld wordt.
De man heeft zich ter zitting eveneens bereid verklaard om gesprekken aan te gaan met de vrouw bij een mediator, om de communicatie tussen partijen te verbeteren. Hij stelt hieraan wel de voorwaarde dat het contact tussen hem en [naam minderjarige] wordt hersteld, inhoudende dat [naam minderjarige] eenmaal per veertien dagen een dag naar de man komt en contact met hem heeft in het gezin van de man.
3.4 De vertegenwoordiger van de raad voert aan dat partijen twee verschillende visies hebben over de opvoedingssituatie van [naam minderjarige]. Partijen moeten met elkaar communiceren over de zorgen die zij hebben. [naam minderjarige] geeft aan contact met de man te willen, maar dan wel op een andere wijze dan de man wenselijk vindt. Daar moet over gepraat worden en partijen moeten [naam minderjarige] laten zien dat zij met elkaar kunnen overleggen. De raad ziet geen gronden voor een raadsonderzoek. [naam minderjarige] woont al 2,5 jaar bij moeder en er zijn zorgen die gerelateerd zijn aan de leeftijd van [naam minderjarige]. Hiervoor is een raadsonderzoek niet noodzakelijk. Het is volgens de raad belangrijk dat partijen gaan werken aan de onderlinge communicatie.
3.5 De man en de vrouw hebben zich ter zitting bereid verklaard om over het hoofdverblijf van [naam minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gesprekken aan te gaan met een via het mediationbureau van de rechtbank ingeschakelde bemiddelaar. De rechtbank heeft partijen dan ook naar het mediationbureau verwezen voor bemiddeling.
3.6 Bij brief van 22 november 2011 heeft de man de rechtbank bericht dat hij om hem moverende redenen ervoor kiest om af te zien van deelname aan het mediationtraject. Hij verzoekt om een eindbeschikking.
3.7 De vrouw heeft in reactie op de brief van de man aangegeven dat zij instemt met het wijzen van een eindbeschikking. Nu de man afziet van mediation is het niet mogelijk de mediation op te starten.
3.8 Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter terechtzitting overweegt de rechtbank dat [naam minderjarige] inmiddels al weer ruim 2,5 jaar bij de vrouw woont. De rechtbank ziet aanleiding om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie, nu niet is gebleken dat bepaling van het hoofdverblijf van [naam minderjarige] bij de vrouw in strijd met de belangen van [naam minderjarige] is. De man heeft zijn zorgen geuit, maar onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de zorgen dermate ernstig zijn dat het verzoek van de vrouw moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de man overweegt de rechtbank dat contact tussen de man en [naam minderjarige] mogelijk is, maar dat partijen hierover in onderling overleg afspraken moeten maken. Gelet op de leeftijd van [naam minderjarige] is het echter niet mogelijk haar tot omgang te dwingen. Om tot een goedlopende contactregeling te komen is het noodzakelijk dat [naam minderjarige] merkt dat ouders met elkaar kunnen communiceren en beide partijen een contactregeling ondersteunen. Nu de man alsnog heeft besloten om hem moverende redenen niet mee te werken aan een mediationtraject en verzoekt om een eindbeschikking te wijzen, zal de rechtbank de zelfstandige verzoeken van de man afwijzen. De rechtbank neemt hierbij wel in aanmerking dat partijen in onderling overleg een contactregeling tot stand kunnen brengen. Hierbij is het ook noodzakelijk dat partijen aandacht besteden aan de wensen van [naam minderjarige].
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.
3.9 Omdat tussen partijen sprake is van een relatie als bedoeld in de tweede zin van lid 1 van artikel 237 Rechtsvordering zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren.
4. De beslissing
De rechtbank
wijzigt de beschikking van de rechtbank Zutphen van 25 juni 2008 als volgt:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarige [naam minderjarige] [achternaam en geboortedatum], haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de zelfstandige verzoeken van de man af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Schoonen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: