ECLI:NL:RBBRE:2011:BU8661
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- T. Peters
- J.H.M. van Oijen
- A.D. Scheffers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak door rechtbank Breda
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 15 december 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verdachte, hierna verzoeker, tegen mr. G.M.J. Kok, lid van de meervoudige kamer in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat mr. Kok tijdens de zitting van 3 november 2011 de indruk had gewekt niet onpartijdig te zijn. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. P.J.A. van der Laar, voerde aan dat mr. Kok zich tijdens de zitting op een manier had gedragen die de schijn van vooringenomenheid wekte. Dit betrof onder andere het overnemen van het initiatief van de jongste rechter, haar stemverheffing en het slaan op tafel, wat verzoeker als intimiderend ervoer.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van de vaste jurisprudentie, waarbij een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank oordeelde dat mr. Kok tijdens de zitting kritische vragen stelde in het kader van de waarheidsvinding en dat haar gedrag niet ongebruikelijk was voor een meervoudige kamer. De rechtbank concludeerde dat verzoeker de regels van fatsoen en beleefdheid had overtreden door mr. Kok niet te laten uitpraten.
De rechtbank vond dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. Het wrakingsverzoek werd derhalve afgewezen, en de behandeling van de strafzaak met de bijbehorende parketnummers zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.