ECLI:NL:RBBRE:2011:BU7236

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/2291
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van tegemoetkoming op grond van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw geboren in 1918 met een psychogeriatrische aandoening, en het Centraal Administratie Kantoor (CAK) over de hoogte van de tegemoetkoming op grond van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Btcg). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 oktober 2010, waarin haar een tegemoetkoming van € 150,- was toegekend voor het jaar 2009. Eiseres was in dat jaar voor meer dan 26 weken geïndiceerd voor verblijf in een instelling, maar ontving feitelijk zorg thuis. De rechtbank oordeelde dat de regeling geen ruimte biedt voor afwijkingen van de gestelde voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een hogere tegemoetkoming van € 350,- en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt dat de indicatie voor verblijf in een instelling leidend is, ongeacht de feitelijke zorgsituatie van de eiseres. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 11 / 2291 AWBZ
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Tilburg, eiseres,
gemachtigde M. de Rooij,
en
het Centraal Administratie Kantoor (CAK),
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 maart 2011 (bestreden besluit).
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 augustus 2011, waarbij namens verweerder aanwezig waren [woordvoerders verweerder]. Eiseres en haar gemachtigde zijn -met voorafgaand bericht- niet verschenen.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij eiseres, geboren in 1918, is sprake van een psychogeriatrische aandoening.
Bij besluit van 17 februari 2009 heeft het Centrum indicatiestelling zorg (Ciz) eiseres voor de periode 17 februari 2009 tot en met 16 februari 2014 geïndiceerd voor het zorgzwaartepakket VV05 gedurende 7 etmalen per week. Deze indicatie omvat verblijf, begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging en behandeling.
Bij besluit van 9 april 2010 heeft het Zorgkantoor aan eiseres over de periode vanaf 1 mei 2009 een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend voor de functies activerende begeleiding, begeleiding, ondersteunende begeleiding, persoonlijke verzorging, tijdelijk verblijf en verpleging.
Bij besluit van 21 oktober 2010 heeft verweerder aan eiseres over 2009 een tegemoetkoming van € 150,- toegekend op grond van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Btcg).
Eiseres heeft tegen het besluit van 21 oktober 2010 bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2.2 Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij vanwege dementie thuis wordt verzorgd door haar zoon en door thuiszorgorganisaties. Zij ontvangt een pgb. Eiseres is dus niet intramuraal. Daarom is aan haar ten onrechte slechts de lagere tegemoetkoming van € 150,- toegekend.
2.3 Op 1 januari 2009 is de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) in werking getreden. Ter uitvoering van de Wtcg is het Btcg vastgesteld.
In artikel 1 van het Btcg is bepaald dat voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 5 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder indicatiebesluit: een besluit als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Zorgindicatiebesluit.
In artikel 2, eerste lid, van het Btcg is bepaald dat de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, € 300,- bedraagt indien de verzekerde in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150,- indien de verzekerde in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, en de verzekerde:
a. in dat jaar was ingedeeld in één of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen lichte FKG's en zijn zorgverzekeraar dat jaar voor hem bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddelen heeft vergoed;
b. in dat jaar was ingedeeld in twee of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen lichte FKG's en zijn zorgverzekeraar voor hem dat jaar voor hem geen hulpmiddelen als bedoeld in het eerste lid heeft vergoed;
c. in dat jaar was ingedeeld in één of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen zware FKG's;
d. in het jaar voorafgaande aan dat jaar was ingedeeld in één of meer van de bij ministeriële regeling aangewezen DKG's;
e. in dat jaar voorafgaande aan dat jaar zijn zorgverzekeraar voor hem in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling geneeskundige zorg gericht op revalidatie heeft vergoed;
f. in dat jaar zijn zorgverzekeraar voor hem fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering heeft vergoed of, indien hij in dat jaar jonger was dan 18 jaar, in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar zijn zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling te bepalen jaarbedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie, heeft vergoed;
g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;
h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één tot vier dagdelen per week zorg als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;
i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer één tot tien uren per week op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van die wet, heeft ontvangen, of
j. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
In het tweede lid van artikel 2 van het Btcg is bepaald dat de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet € 500,- bedraagt indien de verzekerde in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350,- indien de verzekerde in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, en de verzekerde in dat jaar:
a. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering van:
1° de combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen b en c,
2° de combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h en,
3° een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel i, en een van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h,
4° een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel j, en een van de andere categorieën genoemd in het eerste lid.
b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ,
c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was aangewezen op vier of meer dagdelen per week zorg als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, of
d. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer tien uren per week of meer op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van die wet, heeft ontvangen.
In artikel 9, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza) is bepaald dat verblijf omvat het verblijven in een instelling, noodzakelijkerwijs gepaard gaande met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht voor een verzekerde met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
2.4 In geschil is de vraag of verweerder terecht aan eiseres over 2009 een tegemoetkoming op grond van het Btcg heeft toegekend ter hoogte van € 150,-. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe wordt overwogen dat eiseres op grond van het indicatiebesluit van 17 februari 2009 in 2009 voor meer dan 26 weken was aangewezen op zeven etmalen per week zorg als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Bza, dat wil zeggen op verblijf in een instelling. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder j, van het Btcg bedraagt in die situatie de standaardtegemoetkoming voor iemand die 65 jaar of ouder is € 150,-.
In het tweede lid van artikel 2 van het Btcg is bepaald wanneer de tegemoetkoming voor iemand van de leeftijd van eiseres verhoogd wordt tot € 350,-. Nu niet is gebleken dat eiseres voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, tweede lid, van het Btcg, komt zij niet voor die verhoging in aanmerking.
Dat eiseres in 2009 niet daadwerkelijk in een Awbz-instelling heeft verbleven, maar thuis werd verpleegd maakt het vorenstaande niet anders. Eiseres was wel geïndiceerd voor verblijf in een instelling en volgens de regelgeving is dit leidend. Het Btcg biedt verweerder geen ruimte anders te beslissen dan is gedaan.
2.5 Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
2.6 Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en door deze en mr. R.J.Tolner, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2011.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 14 september 2011