ECLI:NL:RBBRE:2011:BU1322

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/811233-11
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Tempelaar
  • mr. Schoonen
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door twee jongeren in Lloret de Mar tijdens vakantie

Op 25 oktober 2011 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 16-jarige verdachte die samen met een medeverdachte op 12 juli 2008 in Lloret de Mar, Spanje, een man heeft gedood. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer, na een confrontatie waarbij het slachtoffer mogelijk de portemonnee van de verdachte wilde stelen, meermalen met kracht tegen het hoofd geslagen en geschopt. Het slachtoffer overleed als gevolg van het toegepaste geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geweld door de verdachte en zijn medeverdachte is gepleegd, ondanks verweer van de verdediging dat twee Duitsers mogelijk ook betrokken waren bij het incident. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de Duitsers verantwoordelijk waren voor de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte, zijn beperkte strafblad en de omstandigheden van de zaak, maar benadrukte de ernst van het gepleegde feit en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 811233-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 oktober 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd
raadsvrouwe mr. L. Wingens, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2011, waarbij de officier van justitie, mr. De Brouwer, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander [slachtoffer] heeft gedood.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de heer [slachtoffer] heeft gedood en baseert zich daarbij onder andere op de verklaringen van verdachte en [medeverdachte]. Uit deze verklaringen komt naar voren dat verdachte en [medeverdachte] na een avond stappen in Lloret de Mar en na het nuttigen van een grote hoeveelheid alcohol een Spaanse man, het latere slachtoffer [naam slachtoffer], tegenkwamen. Het slachtoffer wilde met hen chillen en sprak hen aan over drugs. Het slachtoffer liep achter hen aan een steeg in vlakbij het appartement waar verdachte verbleef. Daar raakte hij de achterzak van verdachte aan. Mogelijk wilde hij hieruit de portemonnee van verdachte pakken. Hierop draaide verdachte zich om en gaf het slachtoffer een stomp in zijn gezicht. Het slachtoffer sloeg hem terug. Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte] “helemaal los gegaan”. Ze hebben met hun vuist meerdere malen met kracht tegen het gezicht van het slachtoffer geslagen. Hierdoor ging het slachtoffer door zijn knieën en kwam hij op de grond terecht. Terwijl hij op de grond lag, hebben verdachte en [medeverdachte] meerdere malen tegen zijn hoofd geschopt, zulks terwijl diens gezicht al helemaal open lag. Op het moment dat het slachtoffer niet meer bewoog, zijn ze naar het appartement van verdachte gegaan. Daar aangekomen zagen zij dat hun broek en schoenen onder het bloed zaten. Dit werd ook gezien door de in het appartement aanwezige vrienden van verdachte. Verder wijst de officier van justitie voor de bewezenverklaring op de verklaring van getuige [getuige 1]. Deze getuige liep genoemde steeg voorbij en hoorde het geluid van klappen en slaan. Hij kon dit niet goed plaatsen en is teruggelopen om in de steeg te kijken. Daar zag hij dat twee jongens beurtelings met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer trapten. De officier van justitie acht de bewezenverklaring van dit feit eveneens gebaseerd op het voorlopige autopsierapport en op de in het dossier aanwezige foto's van het slachtoffer. Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat niet verdachte en [medeverdachte] maar mogelijk twee Duitsers het slachtoffer hebben gedood, geeft de officier van justitie aan dat de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] nagenoeg geheel overeenstemmen met de verklaring van getuige [getuige 1]. De officier van justitie gaat er dan ook vanuit dat getuige [getuige 1] verdachte en [medeverdachte] heeft gezien in plaats van twee Duitsers.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat in het dossier aanwijzingen kunnen worden gevonden, waardoor mogelijk niet kan worden uitgesloten dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een voltooide doodslag maar aan een poging tot doodslag. Daartoe voert de verdediging aan dat direct na de vondst van het lichaam van het slachtoffer zich vijf Nederlandse getuigen uit [plaatsnaam] hebben gemeld bij de Spaanse politie. Deze getuigen verbleven in hetzelfde appartementencomplex als verdachte. Eén van hen, [getuige 2], heeft verklaard dat hij tussen 3:00 uur en 4:00 uur samen met [getuige 3], [getuige 6] en [getuige 4] terug is gelopen naar het appartement. Op de hoek bij het steegje zagen zij een jongen overgeven. Daarbij stond nog een jongen. Iets verderop stonden twee jongens, die in het Duits begonnen te schelden. Deze jongens waren tussen de 18 en 20 jaar oud. Eén jongen was tussen de 1.85 -1.90 meter lang en had golvend zwart haar. Hij droeg een zwart T-shirt met daarop een wit woord, een donkere spijkerbroek en gymschoenen. De andere jongen was ongeveer 1.75 meter en had donker haar, een lichtkleurig T-shirt en een spijkerbroek. Deze jongen droeg een pet. [getuige 3], [getuige 6] en [getuige 4] hebben ook over de twee Duitstalige jongens verklaard. [getuige 6], heeft verklaard dat het om een lange jongen ging met krullen en een zwart T-shirt en een kleinere jongen met een lichtkleurig T-shirt en een petje. [getuige 1] is later dan zijn vrienden in het appartement gekomen. Hij heeft verklaard dat hij langs een steeg liep en een geluid van klappen uit de steeg hoorde komen. Hij liep deze steeg in en zag dat twee personen een man, die op de grond lag, beurtelings tegen het hoofd trapten. Eén van deze personen droeg donkere kleding en de andere persoon droeg een lichtkleurig T-shirt en een pet. [getuige 1] heeft verder verklaard dat deze personen hem in de Duitse taal uitscholden. [getuige 2] heeft tegenover de Nederlandse politie verklaard dat hij in Spanje de twee Duitsers herkende uit de line-up. Ook [getuige 1] zou deze getuigen hebben herkend, aldus [getuige 2], maar zou dit niet tegen de Spaanse politie hebben gezegd. De verdediging is van mening dat, gelet op de beschrijving die bovengenoemde getuigen hebben gegeven van de Duits sprekende jongens, het zeer waarschijnlijk is dat zij over dezelfde jongens hebben verklaard. Daarbij is het onaannemelijk dat verdachte en [medeverdachte] die nacht Duits hebben gepraat. Ook komen hun signalementen niet overeen met de signalementen die door getuigen [getuige 2] en zijn vrienden zijn gegeven van de Duits sprekende jongens. De getuigen uit [plaatsnaam] hebben verdachte ook niet op aan hen getoonde foto's herkend. Op basis van het vooraanstaande kan dan ook niet geheel worden uitgesloten dat naast verdachte en [medeverdachte], nog twee Duitse jongens schuld hebben aan het letsel, waaraan het slachtoffer uiteindelijk is komen te overlijden. Het tijdsverloop tussen de terugkeer naar het appartement van [getuige 2], [getuige 3], [getuige 6] en [getuige 4] en de terugkeer van getuige [getuige 1] laat de mogelijkheid toe dat er voorafgaande aan de waarneming van [getuige 1] een eerdere vechtpartij is geweest waaraan verdachte en [medeverdachte] deel hebben genomen. Nu de mogelijkheid bestaat dat twee Duitse jongens mede verantwoordelijk zijn voor het toegebrachte letsel, kan niet zonder gerede twijfel bewezen worden verklaard dat het fatale letsel door verdachte en [medeverdachte] is toegebracht. De verdediging verzoekt verdachte dan ook van het feit vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 1 september 2008 meldt een getuige zich bij de politie. Zij legt een korte verklaring af over wat er volgens haar in de nacht van 11 op 12 juli 2008 in Lloret de Mar in Spanje is gebeurd.
Op 20 mei 2010 wordt deze getuige, [getuige 5], opnieuw hierover verhoord. Zij verklaart dat zij in juli 2008 met een groep vriendinnen op vakantie was in Lloret de Mar in Spanje. In de nacht van 11 op 12 juli 2008 gingen zij met een groep jongens uit [plaatsnaam] op stap. Deze groep bestond uit [namen jongens] en verdachte. Deze groep zat in een appartement boven het appartement van [getuige 5] en haar vriendinnen. Zij hadden op 11 juli 2008 tussen 23:00 uur en 23:30 uur in een kroeg met deze groep afgesproken. Omstreeks 2:00 à 3:00 uur ’s nachts ging [getuige 5] samen met [naam jongen] en [naam jongen] naar hun appartement. Zij viel in hun appartement op de bank in slaap. Toen ze wakker werd, waren alle jongens uit de groep uit [plaatsnaam] in het appartement aanwezig. [naam jongen] vertelde [getuige 5] dat er zojuist een Spanjaard door twee Duitsers was doodgeslagen. Na de vakantie had [getuige 5] via MSN contact met [naam jongen]. [naam jongen] vertelde haar toen dat niet twee Duitsers de man hadden doodgeslagen, maar dat dit gedaan was door verdachte en een vriend van hem .
Deze vriend van verdachte blijkt [medeverdachte] te zijn. Verdachte en [medeverdachte] zijn over hetgeen is gebeurd in de vroege ochtend van 12 juli 2008 uitgebreid door de politie verhoord. Op basis van hun verklaringen stelt de rechtbank de feiten als volgt vast.
[medeverdachte] was in de zomer van 2008 op vakantie met zijn vader en diens vriendin. Hij mocht van zijn vader één nacht op bezoek bij zijn vrienden [namen jongens] en verdachte in Lloret de Mar. Zijn vader heeft hem rond 17:00 uur in Lloret de Mar afgezet. Ze waren die nacht met de hele groep op stap . Op een gegeven moment is verdachte alleen met [medeverdachte] naar de [naam bar] gegaan. Hierna gingen ze een beetje rondlopen in Lloret de Mar. Onderweg kwamen ze een man tegen die hen aansprak over drugs. Deze man liep achter hen aan het steegje in. In het steegje voelde verdachte de hand van de man in zijn achterzak. Mogelijk wilde de man de portemonnee van verdachte uit zijn achterzak pakken. Hierop draaide verdachte zich om en sloeg de man . Ook [medeverdachte] gaf de man een klap. De man sloeg terug . Hierop hebben verdachte en [medeverdachte] de man meerdere keren hard met hun vuist op zijn gezicht geslagen.
Na een aantal klappen probeerde de man weg te komen. Dit lukte hem niet, omdat verdachte en [medeverdachte] hem bleven slaan. Op een gegeven moment zakte de man door de harde slagen die hij kreeg in elkaar. Zijn gezicht lag toen al open . Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte] de man meerdere keren tegen zijn gezicht geschopt . [medeverdachte] heeft hem tegen zijn gezicht getrapt “vol sjas” . Toen de man op de grond terechtkwam, bewoog hij nog een beetje; nadat hij tegen zijn gezicht werd getrapt, bewoog hij niet meer . Toen zij met de man bezig waren kwam er iemand langs gelopen. Volgens verdachte heeft [medeverdachte] misschien iets tegen deze persoon gezegd .
Verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens naar hun appartement gerend dat op nog geen 200 meter van de plaats aflag waar zij de man hadden geschopt en geslagen . Daar aangekomen zagen zij dat ze onder het bloed zaten. Niet alleen de schoenen en broeken van verdachte en [medeverdachte] zaten onder het bloed, [medeverdachte] had ook bloedspetters in zijn gezicht en hij bloedde aan zijn hand .
Ongeveer 10 à 15 minuten nadat verdachte en [medeverdachte] in het appartement aankwamen, werd hen duidelijk dat er politie bij het steegje was aangekomen .
Op 12 juli 2008 om 3:16 uur ontving de meldkamer van Gerona een telefoontje dat in genoemde steeg in Lloret de Mar een man bloedend op de grond lag. Om 3:20 uur kwamen twee agenten ter plaatse. Zij troffen daar het mogelijk levenloze lichaam aan van een persoon. Om 3:28 uur arriveerde op deze plaats een ambulance en werd door een arts het overlijden van deze persoon bevestigd . Deze persoon werd geïdentificeerd als zijnde [naam slachtoffer] . Het lichaam van [slachtoffer] werd onderzocht en uit dit onderzoek kwam naar voren dat de dood vermoedelijk door geweld is veroorzaakt en dat de doodsoorzaak vermoedelijk een meervoudige TCE/hersenkneuzing is .
Op basis van het vooraanstaande stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer [naam slachtoffer] op 12 juli 2008 te Lloret de Mar door geweld, uitgeoefend tegen zijn hoofd, om het leven is gekomen.
Gelet op het door de verdediging gevoerde verweer staat de rechtbank thans voor de vraag gesteld of het aannemelijk is dat het slachtoffer niet door het toegebrachte geweld door verdachte en [medeverdachte] maar nadien door toedoen van twee Duitsers is komen te overlijden. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Vier jongens uit [plaatsnaam], te weten [getuige 2], [getuige 4], [getuige 6] en [getuige 3] kwamen in de betreffende nacht bij genoemd steegje twee mannen tegen. Deze mannen vroegen om cocaïne en scholden een paar van hen in het Duits uit. Eén van deze mannen droeg donkere kleding en de andere man droeg een lichtgekleurd T-shirt en een petje. De jongens uit [plaatsnaam] liepen vervolgens door naar hun appartement, dat in hetzelfde appartementencomplex zat als het appartement waar [verdachte] en zijn vrienden verbleven. Een poosje later kwam hun vriend [getuige 1] in het appartement aan. Hij vertelde zijn vrienden dat hij een persoon op de grond had zien liggen die door twee personen tegen zijn hoofd werd geschopt.
[getuige 1] heeft tegenover de Spaanse politie verklaard dat hij die nacht langs het steegje liep en het geluid van klappen/slagen hoorde. Hij kon dit geluid niet plaatsen en liep een stukje terug. Hij keek in de steeg en zag hoe twee personen tegen het hoofd van een man aan het schoppen waren. Hij heeft ongeveer 20 of 30 seconden staan kijken . Tegenover de Nederlandse politie heeft deze getuige verklaard, dat hij geen signalement van die mannen kan geven, omdat hij te ver van hen af stond en het te donker was. Verder heeft hij verklaard dat op enig moment de mannen [getuige 1] zagen staan. [getuige 1] werd vervolgens door één van die mannen aangeroepen . Dit zou volgens [getuige 1] in de Duitse taal zijn gebeurd. [getuige 1] schrok hiervan en is vervolgens hard naar zijn appartement gerend.
[getuige 3] en [getuige 1] hebben verder verklaard dat zij, na ongeveer een kwartier dan wel een half uurtje nadat [getuige 1] in het appartement aankwam, naar buiten zijn gegaan, waar zij de politie en de ambulance al bij het steegje zagen staan.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [getuige 2], [getuige 4], [getuige 6] en [getuige 3] af dat met de twee Duitsers, gelet op de gegeven signalementen, niet verdachte en [medeverdachte] worden bedoeld. Deze jongens hebben verder niet verklaard, dat zij in het steegje gezien of gehoord hebben dat een man door twee personen werd belaagd noch hebben zij verklaard dat zij een man op de grond hebben zien liggen. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het incident tussen verdachte, [medeverdachte] en het slachtoffer op dat moment nog niet had plaatsgevonden. Het contact tussen [getuige 2], [getuige 4], [getuige 6] en [getuige 3] en de twee Duitsers heeft in tijd dus eerder plaatsgevonden dan genoemd incident. Ook het tijdsverloop tussen de aankomst van [getuige 1] in het appartement en het aantreffen van politie en een ambulance bij het steegje, maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat het contact met de Duitsers eerder plaatsvond dan genoemd incident. Verdachte en [medeverdachte] hebben namelijk aangegeven, dat hen na 10 à 15 minuten nadat zij in het appartement aankwamen duidelijk werd dat er politie bij de steeg was aangekomen. Gelet op dit tijdsverloop gaat de rechtbank er ook vanuit dat [getuige 1] verdachte en [medeverdachte] heeft gezien in plaats van de twee Duitsers. Daartoe acht de rechtbank tevens redengevend dat de verklaring van [getuige 1] nagenoeg naadloos aansluit op de verklaringen van verdachte en [medeverdachte]. De rechtbank wijst in dit verband op het toegepaste geweld, eerst slaan dan schoppen tegen het hoofd, en de toeschouwer naar wie door één van de daders iets werd geroepen. Weliswaar heeft [getuige 1] tegenover de Spaanse politie hetzelfde signalement van de daders opgegeven als het signalement dat door zijn vrienden van de twee Duitsers is opgegeven, echter in zijn latere verklaring tegenover de Nederlandse politie heeft hij verklaard geen signalement te kunnen geven. Daarbij kan [getuige 1] naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van dit signalement zijn beïnvloed door zijn vrienden. Dit geldt ook voor de taal die [getuige 1] door één van de daders hoorde spreken. De verklaring van [getuige 1] dat hij in het appartement hoorde dat zijn vrienden ruzie hadden gehad met twee Duitsers en dat hij daarom dacht dat dit dezelfde mannen waren als die hij later had gezien, sterkt de rechtbank in haar oordeel. Overigens is het ook mogelijk dat [getuige 1] het dialect dat [medeverdachte], wonende in [woonplaats], spreekt heeft aangehoord als Duits.
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank dus niet aannemelijk dat het slachtoffer door toedoen van twee Duitsers is komen te overlijden. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer van de verdediging.
Wel acht de rechtbank, gelet op het vooraanstaande, wettig en overtuigend bewezen dat [het slachtoffer] is gedood door het door verdachte en [medeverdachte] toegepaste geweld tegen zijn hoofd.
Hoewel hierover door de verdediging geen verweer is gevoerd, overweegt de rechtbank dat verdachte geen geslaagd beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces. De rechtbank beschouwt het proberen te pakken van de portemonnee uit de achterzak van verdachte niet als een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Aldus is geen sprake van een noodweersituatie en zou reeds hierom genoemd beroep geen kans van slagen hebben.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 juli 2008 te Lloret de Mar (Spanje) tezamen en in vereniging met een
ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer]
meermalen en met kracht tegen diens hoofd geschopt/getrapt en gestompt/geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, komt verdachte geen geslaagd beroep toe op noodweer dan wel noodweerexces.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn vordering aangegeven, dat verdachte eerst moet boeten voor het gruwelijke feit dat hij heeft gepleegd. Daarna kan verdachte met begeleiding van de jeugdreclassering weer verder gaan met het opbouwen van zijn toekomst. De officier van justitie is verder van mening dat deze jeugddetentie dient te worden uitgezeten in een justitiële jeugdinrichting en niet in een penitentiaire inrichting zoals door de deskundigen is geadviseerd. In een penitentiaire inrichting verblijven immers veroordeelden met een zwaarder crimineel verleden dan verdachte en zij kunnen een slechte invloed hebben op verdachte.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij het bepalen van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat de aanleiding van de vechtpartij is gecreëerd door het latere slachtoffer en zijn agressiviteit. Hij heeft immers geprobeerd de portemonnee van verdachte te beroven. De agressiviteit van het slachtoffer heeft verder bijgedragen aan het uiteindelijke gevolg, namelijk de dood van het slachtoffer. In het psychologisch rapport komt ook naar voren dat angst een rol kan hebben gespeeld in de manier waarop verdachte zich ten tijde van het tenlastegelegde feit heeft gedragen. Tevens verzoekt de verdediging om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat het feit al in juli 2008 is gepleegd. Verdachte is echter pas drie jaar later aangehouden, terwijl hij al in september 2008 als verdachte werd aangemerkt. Ook verzoekt de verdediging bij de strafbepaling rekening te houden met de deskundigenrapporten en het geringe strafblad van verdachte. Verder is verdachte al geruime tijd naar tevredenheid werkzaam bij een bedrijf, waar hij bij lange afwezigheid mogelijk niet meer aan de slag kan. De verdediging verzoekt dan ook om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel het reeds durende voorarrest niet ver te boven zal gaan. Verdachte staat daarbij open voor begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast verzoekt de verdediging om het onvoorwaardelijke gedeelte van jeugddetentie in een justitiële jeugdinrichting ten uitvoer te leggen en bij voorkeur in Den Hey-Acker. Verdachte heeft daar namelijk inmiddels zijn draai gevonden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] een man gedood. De aanleiding hiervoor was dat het slachtoffer mogelijk de portemonnee van verdachte wilde stelen. Hierop zijn verdachte en [medeverdachte] volledig door het lint gegaan. Zij hebben net zo lang tegen het hoofd van het slachtoffer gestompt en geschopt totdat hij het leven liet. De foto's van het slachtoffer en de omstandigheid dat de schoenen en broeken van verdachte en [medeverdachte] onder het bloed zaten, getuigen dat zij enorm tekeer zijn gegaan. Het slachtoffer is door dit buitensporige geweld op een gruwelijke wijze om het leven gekomen. Verdachte verkeerde op dat moment onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol. Dit zal zeker een rol hebben gespeeld bij het feit. Dit neemt niet weg dat verdachte zich zelf in deze situatie heeft gebracht.
Het doden van het slachtoffer heeft de nabestaanden leed en verdriet gebracht. Daarbij zal dit feit, dat plaatsvond tijdens de zomervakantie in de Spaanse badplaats Lloret de Mar, een enorme schok teweeg hebben gebracht. Ook voor de vrienden van verdachte die hem en [medeverdachte] na het gebeuren bebloed in hun appartement aantroffen, moet het een schok zijn geweest. Zij wisten dat verdachte en [medeverdachte] iemand flink te grazen hadden genomen en mogelijk hadden gedood. Uit loyaliteit voor hen hebben zij drie jaar lang hun mond gehouden. Ook verdachte heeft al die tijd over dit feit gezwegen. Pas nadat hij hiervoor door de politie werd aangehouden, heeft hij over dit feit verklaard.
De rechtbank zal bij de strafbepaling rekening houden met de deskundigenrapporten van psychiater [naam] en psycholoog [naam] die over verdachte zijn geschreven. Hieruit komt naar voren dat er bij verdachte, ook ten tijde van het tenlastegelegde, geen sprake was van een ziekelijke stoornis dan wel van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Wel was verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sterk onder invloed van alcohol. Hierdoor werd zijn gedrag beïnvloed, met name voor wat betreft de remming van zijn gedrag. Er zijn volgens de psychiater echter geen aanwijzingen dat verdachte beperkt is geweest in zijn vrijheid af te zien van het gebruik van alcohol. Verdachte wordt door deze deskundigen dan ook volledig toerekeningsvatbaar geacht. Nu bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis dan wel van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, heeft hij geen behandeling nodig. Wel kan verdachte baat hebben bij behandelvormen die binnen een justitiële jeugdinrichting worden aangeboden, zoals een EQUIP-training. De psycholoog heeft hiernaast nog aangegeven, dat na de strafrechtelijke afdoening begeleiding en toezicht door de reclassering aangewezen lijkt, voor een goede terugkeer in de maatschappij. Tegen die tijd kan ook besloten worden of verdere begeleiding bij het middelengebruik nodig is. Daarbij bestaat de indruk dat het nodig is om aan verdachte de mogelijkheid tot individuele behandeling aan te bieden voor het verwerken van alles wat er is gebeurd. Beide deskundigen hebben zich verder afgevraagd of verdachte bij een langdurige detentie wel leeftijdsadequate aansluiting kan vinden binnen een justitiële jeugdinrichting. Mogelijk is overplaatsing naar een jongvolwassen groep binnen een penitentiaire inrichting wenselijk.
Gelet op bovengenoemde deskundigenrapporten gaat de rechtbank bij de bepaling van de straf uit van de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Ook houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad). De raad heeft hierin aangegeven, dat het noodzakelijk wordt geacht dat verdachte na de detentieperiode wordt begeleid door de (jeugd)reclassering. De raad adviseert aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de (jeugd)reclassering.
Ter zitting hebben een vertegenwoordiger van de raad en een vertegenwoordiger van de jeugdreclassering aangegeven, dat zij de voorkeur geven aan het uitzitten van de jeugddetentie in een justitiële jeugdinrichting. In een justitiële jeugdinrichting worden trainingen gegeven waar verdachte zijn voordeel mee kan doen en daarbij wordt de kans op negatieve beïnvloeding door andere gedetineerden kleiner geacht in een justitiële jeugdinrichting dan in een jongvolwassen groep binnen een penitentiaire inrichting.
De rechtbank overweegt dat het nemen van een leven van een ander een zo ernstig strafbaar feit is dat in beginsel alleen een langdurige jeugddetentie als straf in aanmerking komt. De rechtbank zal verdachte dan ook deze straf opleggen. Wel zal zij een kortere jeugddetentie opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daartoe overweegt zij dat verdachte een beperkt strafblad heeft, hij 16 jaar oud was ten tijde van het plegen van het feit en hij zijn leven op de rit lijkt te hebben. De omstandigheid dat het feit in 2008 is gepleegd en verdachte pas in juli 2011 hiervoor is aangehouden is voor de rechtbank echter geen reden om tot strafvermindering over te gaan. Verdachte heeft immers zelf drie jaar over zijn betrokkenheid bij dit feit gezwegen. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de rechtbank tot strafvermindering dient over te gaan, omdat de zaak niet binnen een redelijke termijn is afgedaan, overweegt de rechtbank dat verdachte eerst in juli 2011 is aangehouden. Op dat moment is de termijn gaan lopen. Mitsdien is nog geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een jeugddetentie van 20 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend is voor verdachte. De rechtbank acht het van belang dat verdachte na zijn jeugddetentie zal worden begeleid door de jeugdreclassering. Zij zal begeleiding door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde van het voorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie opleggen. Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het voor verdachte gewenst dat de jeugddetentie wordt uitgezeten in een justitiële jeugdinrichting nu dit meer bij zijn huidige ontwikkelingsniveau past.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Schoonen en mr. Bogaert, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Venekamp-Vriends, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2011.
Mrs. Schoonen en Bogaert en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op 12 juli 2008 te Lloret de Mar (Spanje) tezamen en in vereniging met een
ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer]
meermalen en/of met kracht op/tegen diens hoofd en/ of lichaam
geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht