ECLI:NL:RBBRE:2011:BT8850

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2018 WMO
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.G.M. Wouters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 juli 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen omdat de noodzaak voor de woonvoorziening niet voortkwam uit een verhuizing door ziekte of gebrek, maar om economische redenen. Eiseres en haar echtgenoot verkochten hun boerderij en wilden verhuizen naar een niet-aangepaste woning. De rechtbank oordeelde dat de verhuizing niet het gevolg was van een situatie van overmacht, zoals bedoeld in de Wmo, en dat er geen andere belangrijke reden was voor de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door de gemeente terecht was, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres had aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege de verkoop van de boerderij en de leeftijd van haar echtgenoot, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen geldige redenen waren volgens de wet. De rechtbank benadrukte dat de keuze om te verhuizen vrijwillig was en dat er geen sprake was van een situatie die de aanvraag rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gevraagde woonvoorziening voor de zoon van eiseres niet kon worden toegekend, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden van de Wmo. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2018 WMO
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2011 in de zaak tussen
[naam persoon], te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: [naam persoon]
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, verweerder,
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2010 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 23 februari 2011 (bestreden besluit) heeft verweerder - overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaarschriften van 3 februari 2011 - het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2011. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M.H. Evers-Geubbels.
Overwegingen
1. Eiseres heeft de ziekte van Strumpell/HSP en is daardoor meestal rolstoelgebonden. Op 19 augustus 2010 heeft ze een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing in de woning aan de [adres]. Deels is de aanpassing bedoeld voor haar mindervalide zoon die in een AWBZ-instelling verblijft, maar in de weekenden en vakanties bij eiseres en haar echtgenoot logeert. Eiseres woont nu in een aangepaste bedrijfswoning aan de [adres], behorende bij het boerenbedrijf dat voorheen eigendom was van eiseres en haar echtgenoot. In verband met de verkoop van dit bedrijf en deze woning willen eiseres en haar echtgenoot verhuizen naar hun niet-aangepaste bedrijfswoning aan de [adres].
2. Eiseres heeft, samengevat, aangevoerd dat er sprake is van een “andere belangrijke reden” in de zin van artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de Verordening, waardoor de gevraagde woonvoorziening dient te worden toegekend. De boerderij aan de [adres] is namelijk opgenomen in een landbouwontwikkelingsgebied, waardoor expansie wordt gestimuleerd. Gezien de leeftijd van de echtgenoot van eiseres en het ontbreken van een bedrijfsopvolger in de bloedlijn, was een bedrijfsovername dan ook noodzakelijk en geen welbewuste, eigen keuze. Daarbij is het vanzelfsprekend en praktischer dat de hoofdboer in de eerste bedrijfswoning woont en de scheidende boer in de tweede bedrijfswoning.
3. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, onderdeel 6, van de Wmo valt onder maatschappelijke ondersteuning: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wmo is bepaald - voor zover hier van belang - dat het college ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren. Ingevolge het tweede lid van dit artikel houdt het college bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
De gemeenteraad van de gemeente Gilze en Rijen heeft voornoemde regels vastgesteld in de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gilze en Rijen 2010 (Verordening).
In artikel 1.2, tweede lid, onder h, van de Verordening staat dat geen individuele voorziening wordt toegekend indien de aanvrager als gevolg van eigen keuzen niet of onvoldoende zelfredzaam is en hij dit, gelet op zijn beperkingen, had kunnen voorzien.
Ingevolge artikel 4.1 van de Verordening kan de door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning, te verstrekken woonvoorziening bestaan uit:
• a. een woonvoorziening in natura;
• b. een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;
• c. een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
Op grond van artikel 4.3 van de Verordening kan de in artikel 4.1 genoemde voorziening bestaan uit:
• a. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten indien de woning niet op voldoende compenserende wijze is aan te passen;
• b. een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;
• c. een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;
• d. een uitraasruimte.
Ingevolge artikel 4.7, tweede lid, van de Verordening kan een woonvoorziening worden getroffen voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de belanghebbende zijn woonverblijf heeft in een AWBZ-instelling.
In artikel 4.7, vijfde lid, van de Verordening staat vermeld dat onder bezoekbaar maken uitsluitend wordt verstaan dat de belanghebbende de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.
Ingevolge artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de Verordening wordt de aanvraag voor een woonvoorziening afgewezen indien de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.
4. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht de aanvraag van eiseres voor een financiële tegemoetkoming inzake de aanpassing van de woning aan de [adres] heeft afgewezen. Gelet op de standpunten van partijen gaat het hier in het bijzonder om de vraag of sprake is van een belangrijke reden als bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de Verordening.
Vaststaat dat het verhuizen vanuit de huidige woning naar de inadequate woning aan de [adres] niet voortkomt uit een ziekte of gebrek, waartoe ook chronisch psychische en psychosociale problemen worden gerekend. Op grond van artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de Verordening dient verweerder de gevraagde voorziening derhalve af te wijzen, tenzij er sprake is van een andere belangrijke reden. Blijkens de toelichting op dit artikel dient hierbij gedacht te worden aan een verhuizing vanwege samenwoning, huwelijk of het aanvaarden van werk elders. De rechtbank legt dit zodanig uit dat iemand in een situatie van overmacht verkeert, in die zin dat hij of zij door de omstandigheden van het geval wordt gedwongen om zijn of haar woning te verlaten.
De rechtbank overweegt dat eiseres en haar echtgenoot er vanwege economische motieven vrijwillig voor hebben gekozen om de boerderij te verkopen. De beslissing om tegelijkertijd de eerste bedrijfswoning te verkopen, vormt eveneens hun vrije keuze. Dit heeft eiseres ook bevestigd tijdens het huisbezoek door de Wmo-consulenten van 14 september 2010. Eiseres en haar echtgenoot hadden er ook voor kunnen kiezen om in de eerste bedrijfswoning te blijven wonen en de tweede bedrijfswoning samen met het bedrijf te verkopen. Het feit dat het gebruikelijk is dat de eerste bedrijfswoning wordt betrokken bij de verkoop van de boerderij, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van een situatie van overmacht waarvoor artikel 4.10, eerste lid, onder a, van de Verordening is bedoeld. Verweerder heeft derhalve op goede gronden geoordeeld dat er geen sprake is van een andere belangrijke reden.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de gevraagde woonvoorziening ten behoeve van de zoon van eiseres eveneens dient te worden afgewezen op grond van artikel 4.7, tweede lid, van de Verordening. Blijkens dit artikel kan een woonvoorziening in een dergelijke situatie namelijk enkel worden getroffen voor het bezoekbaar maken van één woonruimte. Dit houdt in dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet dient te kunnen bereiken en gebruiken. De door eiseres gevraagde aanbouw van een bad- en slaapkamer valt hier dan ook niet onder.
5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder bij het bestreden besluit de weigering om een woonvoorziening te verstrekken, terecht heeft gehandhaafd. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
6 Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G.M. Wouters, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J. Soupart, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2011.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.