ECLI:NL:RBBRE:2011:BT6763

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/4660 e.v.
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en voorlopige voorziening bij exploitatie van camping zonder vergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de exploitatie van camping [naam recreatiepark]. De verzoekers, die permanent op de camping wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van de gemeente Zundert om bestuursdwang toe te passen, waarbij de camping zou worden gesloten wegens het ontbreken van een gebruiksvergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers een spoedeisend belang hebben en dat de besluiten van de gemeente rechtmatig zijn, maar heeft ook geoordeeld dat de gemeente niet in redelijkheid tot sluiting van de camping kon overgaan zonder de verzoekers een laatste kans te bieden om de situatie te legaliseren.

De voorzieningenrechter heeft de begunstigingstermijn verlengd tot 15 januari 2012, zodat de verzoekers de gelegenheid krijgen om een plan van aanpak op te stellen en de benodigde maatregelen te treffen om aan de brandveiligheidseisen te voldoen. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van de verzoekers, die permanent op de camping wonen, afgewogen tegen de belangen van de brandveiligheid. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente niet kan eisen dat de camping onmiddellijk gesloten wordt, zolang er geen acute brandonveiligheid is vastgesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij handhaving van bestuursrechtelijke voorschriften en de noodzaak voor bestuursorganen om verzoekers voldoende gelegenheid te bieden om aan de eisen te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de gemeente ook opgedragen om het griffierecht en de proceskosten van de verzoekers te vergoeden, aangezien de verzoeken zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/4660, 11/4661, 11//4706, 11/4932, 11/4982 en 11/4990
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 oktober 2011 in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster sub 1 (11/4660),
gemachtigde: mr. P. Leemans,
[verzoekster], verzoekster sub 2 (11/4661),
[verzoekster], verzoekster sub 3 (11/4706),
[verzoekers], verzoekers sub 4 (11/4932),
gemachtigde: mr. J.M. Smits,
[verzoekers], verzoekers sub 5 (11/4982),
gemachtigde: mr. G.C.L. van de Corput,
[verzoekers], verzoekers sub 6 (11/4990),
gemachtigde: mr C.R. Jansen,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, verweerder,
gemachtigde: mr. J.M. den Boer.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2011 (besluit I) heeft verweerder de besloten vennootschap “Recreatiepark [naam recreatiepark]” ([naam recreatiepark]) gelast om binnen twee weken na verzending van dit besluit de camping te sluiten of er voor zorg te dragen dat er minder dan 50 personen tegelijk aanwezig zijn. In hetzelfde besluit heeft verweerder medegedeeld dat hij op kosten van [naam recreatiepark] bestuursdwang zal toepassen, door het campingterrein en de nutsvoorzieningen af te sluiten en te verzegelen, indien niet tijdig aan de last is voldaan.
Bij besluit van 13 juli 2011 (besluit II) heeft verweerder de in besluit I bepaalde begunstigingstermijn verlengd tot 15 oktober 2011.
Bij besluit van 30 augustus 2011 (besluit III) heeft verweerder besluit II ingetrokken.
Verweerder is van plan om de camping op 11 oktober 2011 te sluiten.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Zij hebben schriftelijk verzocht een voorlopige voorziening te treffen, op achtereenvolgens 7 september 2011 (11/4660), 8 september 2011 (11/4661), 9 september 2011 (11/4706) 28 september 2011 (11/4932), 30 september 2011 (11/4982) en 3 oktober 2011 (11/4990).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2011. De gemachtigden van partijen waren daarbij aanwezig. Daarnaast hebben de volgende verzoekers het woord gevoerd: [verzoekers]. Verder zijn verschenen: [specialist brandveiligheid] (specialist brandveiligheid bij de brandweer van Midden- en West-Brabant; meegebracht door verweerder) en [opsteller Plan van Aanpak]; meegebracht door verzoekers sub 5).
Overwegingen
Inleiding
1. De voorzieningenrechter stelt vast dat een aantal verzoekers tijdig bezwaar hebben ingediend tegen besluit I én als permanente bewoners van de camping een rechtstreeks en spoedeisend belang hebben. De voorzieningenrechter komt dus toe aan een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken om voorlopige voorziening.
2. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd om de sluiting van de camping op 11 oktober 2011 tegen te houden. Om dit verzoek te beoordelen gaat de voorzieningenrechter eerst na of de besluiten I, II en III rechtmatig zijn. Daarna beoordeelt zij of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om bestuursdwang toe te passen voordat de bezwaarprocedure is afgerond.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
Rechtmatigheid van de bestreden besluiten
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat iedere camping in de gemeente Zundert waar 50 of meer personen aanwezig zijn, moet beschikken over een gebruiksvergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening. Vaststaat dat camping [naam recreatiepark] geen gebruiksvergunning heeft. Daarom was en is verweerder bevoegd om handhavend op te treden tegen camping [naam recreatiepark].
De last om òf de camping te sluiten, òf er voor te zorgen dat er minder dan 50 personen tegelijk op de camping verblijven, past binnen deze bevoegdheid.
Ook de toepassing van bestuursdwang in de vorm van volledige afsluiting van het campingterrein en de nutsvoorzieningen past binnen de bevoegdheid van verweerder om handhavend op te treden. Van verweerder kan niet gevergd worden dat verweerder structureel controleert dat er niet meer dan 49 personen op de camping aanwezig zijn.
4. Verweerder is niet alleen bevoegd om handhavend op te treden. Het is vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan in beginsel ook handhavend moet optreden tegen de overtreding van een wettelijk voorschrift. Daarop bestaat een uitzondering als er concreet zicht op legalisering van de illegale situatie is.
5. Uit de gedingstukken en de behandeling ter zitting blijkt dat verweerder op dit moment niet bereid is om aan [naam recreatiepark] een vergunning te verlenen. De camping voldoet immers niet aan alle vereisten van de Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen NVBR. En het is nog de vraag of verweerder binnen afzienbare termijn wel in staat en bereid zal zijn om een vergunning te verlenen. Op dit moment bestaat dus onvoldoende concreet zicht op legalisering.
6. Handhavend optreden moet ook evenredig zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder terecht groot belang hecht aan de brandveiligheid van een drukbevolkte en grote camping als camping [naam recreatiepark]. De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat van verweerder kan niet worden gevergd dat hij de exploitatie van de camping zonder vergunning gedoogd. Dit oordeel wijzigt niet omdat op dit moment veel personen ter plaatse hun hoofdverblijf hebben, al was het maar omdat ook de veiligheid van die personen in gevaar kan komen zolang [naam recreatiepark] niet voldoet aan de eisen die de Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen NVBR stelt.
Zonder vergunning kan camping [naam recreatiepark] niet open blijven.
7. Ondanks het vorenstaande betwijfelt de voorzieningenrechter of de bestreden besluiten in de bezwarenprocedure ongewijzigd in stand kunnen blijven. Daartoe overweegt zij het volgende.
Naar aanleiding van diverse handhavingsbeschikkingen is [naam recreatiepark] daadwerkelijk begonnen met het treffen van maatregelen om de brandveiligheid van de camping te verbeteren. Verweerder beseft dit zelf ook, getuige de motivering van besluit II. Aan die motivering ontleent de voorzieningenrechter het volgende:
“Inmiddels is ons uit gesprekken met het door u ingeschakelde bureau DB gebleken dat er namens u een plan van aanpak is opgesteld dat vooralsnog aanleiding geeft te verwachten dat een vergunningsaanvraag tot een positief besluit kan leiden. (…). Gelet op het feit dat het plan, in tegenstelling tot de eerder door of namens u ingediende plannen, wel uitzicht biedt op een beëindiging van de brandonveilige situatie op korte termijn, stellen wij u daarom tot 15 oktober 2011 in de gelegenheid, met inachtneming van de gestelde voorwaarden, een brandveilige situatie voor de gehele inrichting te bewerkstelligen.”
Verweerder heeft dus op 13 juli 2011 voldoende aanleiding gezien om [naam recreatiepark] een laatste kans te bieden om de overtreding te beëindigen.
[naam recreatiepark] heeft op 10 augustus 2011 een plan van aanpak ingediend bij verweerder. Dit plan van aanpak is opgesteld door een deskundig bureau. In dit plan van aanpak is per punt uit de Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen NVBR aangegeven hoe de huidige situatie is, welke maatregelen nog nodig zijn en wanneer die maatregelen worden getroffen.
De brandweer heeft in het advies van 18 augustus 2011 aangegeven dit plan van aanpak nog steeds onvoldoende concreet en toetsbaar te vinden. Verweerder heeft op basis van dit advies het eerder met [naam recreatiepark] afgesproken traject afgebroken en besloten tot sluiting van de camping over te gaan.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de brandweer in dit stadium niet meer had mogen volstaan met de enkele mededeling dat het plan van aanpak wederom onvoldoende was. De situatie was en is immers anders dan ten tijde van het nemen van besluit I. [naam recreatiepark] heeft nu een deskundig bureau ingeschakeld om het plan van aanpak op te stellen en de uitvoering daarvan te monitoren. Bovendien zijn er al een aantal maatregelen getroffen die volgens datzelfde deskundig bureau de brandveiligheid hebben verbeterd.
Van de brandweer mag daarom worden verwacht dat zij in het advies aan verweerder concreet en gemotiveerd aangeeft op welke punten het plan van aanpak niet voldoet en wat er nog verwacht wordt van [naam recreatiepark] ten aanzien van die punten. De voorzieningenrechter ziet ook niet in waarom in dit stadium niet van de brandweer verwacht kan worden dat zij actief onderzoek doet naar en meedenkt over de maatregelen die nog getroffen moeten worden om de camping brandveilig te maken.
De voorzieningenrechter is bovendien van oordeel dat het advies van de brandweer van
18 augustus 2011 te vaag en te algemeen is om al op 30 augustus 2011 de conclusie te rechtvaardigen dat [naam recreatiepark] voor 15 oktober 2011 niet meer zou kunnen voldoen aan de eisen voor het verkrijgen van een vergunning.
Belangenafweging in het kader van de verzoeken om voorlopige voorziening
8. Camping [naam recreatiepark] kan zonder vergunning niet open blijven.
De voorzieningenrechter vindt het echter niet juist dat verweerder [naam recreatiepark] op 13 juli 2011 nadrukkelijk heeft uitgenodigd tot het treffen van maatregelen ter verkrijging van een vergunning op korte termijn, maar die uitnodiging al op 30 augustus 2011 ongedaan heeft gemaakt.
De belangen van de verzoekers die nu permanent woonachtig zijn op camping [naam recreatiepark] en er nog niet in zijn geslaagd om vervangende woonruimte te vinden, zijn duidelijk.
Desgevraagd hebben verweerder en de brandweer ter zitting niet gesteld dat de situatie op camping [naam recreatiepark] inmiddels zo brandonveilig is dat de camping nu onmiddellijk gesloten moet worden. De brandweer heeft sinds 2009 geen eigen onderzoek meer gedaan naar de brandveiligheidsituatie op de camping.
Al deze belangen tegen elkaar afwegend, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Die voorlopige voorziening zal luiden dat de voorzieningenrechter de in besluit I bepaalde begunstigingstermijn verlengt tot 15 januari 2012. Dit betekent dat het college op 11 oktober 2011 het campingterrein en de nutsvoorzieningen niet mag afsluiten.
9. De periode tot 15 januari 2012 kan worden benut voor het schriftelijk vastleggen, zo nodig na onderzoek ter plaatse door de brandweer, van concrete en gespecificeerde eisen waaraan het plan van aanpak moet voldoen om in aanmerking voor een vergunning te komen, het aanpassen van het plan van aanpak overeenkomstig de in punt 2 bedoelde eisen en het treffen van fysieke maatregelen ter uitvoering van het gewijzigde plan van aanpak als bedoeld in punt 3.
De voorzieningenrechter verwacht van verweerder dat deze vóór 1 november 2011 aan [naam recreatiepark] laat weten welke gegevens nog moeten worden opgenomen in het plan van aanpak. Daarna ligt het bij [naam recreatiepark] om het plan van aanpak op juiste wijze aan te vullen en voor 15 januari 2012 uit te voeren.
Griffierecht en proceskosten
10. Nu de voorzieningenrechter de verzoeken zal toewijzen, dient verweerder het griffierecht aan verzoekers te vergoeden. Daarnaast zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die verzoekster sub 1, verzoekers sub 4, verzoekers sub 5 en verzoekers sub 6 hebben gemaakt, zoals nader omschreven in het dictum.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken toe;
- treft de voorlopige voorziening dat de in besluit I bepaalde begunstigingstermijn wordt verlengd tot 15 januari 2012;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152 aan verzoekster sub 1 te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152 aan verzoekster sub 2 te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152 aan verzoekster sub 3 te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152 aan verzoekers sub 4 te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152 aan verzoekers sub 5 te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152 aan verzoekers sub 6 te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster sub 1 tot een bedrag van € 874, te betalen aan verzoekster sub 1;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers sub 4 tot een bedrag van € 874, te betalen aan verzoekers sub 4;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers sub 5 tot een bedrag van € 874, te betalen aan verzoekers sub 5;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers sub 6 tot een bedrag van € 874, te betalen aan verzoekers sub 6.
Waarvan proces-verbaal.
mr. L.M. Koenraad, griffier mr. L.P. Hertsig, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 5 oktober 2011
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.