ECLI:NL:RBBRE:2011:BT6753
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en matiging van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst
In deze zaak vorderde eiser, een 22-jarige werknemer, bij de Rechtbank Breda een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv en in de bodemprocedure de vernietiging van een concurrentiebeding dat hem belemmerde om in dienst te treden bij Marconi Trading B.V. Eiser was sinds 20 februari 2006 in dienst bij Autocar International B.V. en had een concurrentiebeding ondertekend dat hem verbood om binnen twee jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij een concurrerende onderneming te werken. Eiser stelde dat hij door de handhaving van dit beding onredelijk benadeeld werd in zijn arbeidskeuze, vooral omdat hij een betere positie en ontwikkelingsmogelijkheden bij Marconi zou hebben. Autocar voerde aan dat het concurrentiebeding noodzakelijk was ter bescherming van haar bedrijfsbelangen, aangezien Marconi een directe concurrent was.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een rechtsgeldig concurrentiebeding, maar dat de tijdsduur van het beding onredelijk lang was. De rechter besloot het concurrentiebeding gedeeltelijk te vernietigen en de duur ervan terug te brengen van twee jaar naar één jaar. De rechter oordeelde dat het belang van Autocar bij handhaving van het concurrentiebeding evident was, maar dat eiser niet onredelijk benadeeld mocht worden in zijn vrijheid van arbeidskeuze. De rechter wees de vorderingen van eiser in de voorlopige voorziening af, maar gaf hem gelijk in de bodemprocedure door het concurrentiebeding te matigen.
De uitspraak werd gedaan op 14 september 2011 door kantonrechter W.E.M. Verjans. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, zowel voor de voorlopige voorziening als de bodemprocedure. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect had, ondanks mogelijke hoger beroep.