parketnummers: 02/800231-11, 02/666295-11 en 02/666111-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 augustus 2011
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Tinga, advocaat te Roosendaal
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaken met parketnummers 02/666295-11 en 06/666111-11 naar deze kamer verwezen. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 augustus 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 02/800231-11:
1. de burgemeester van Roosendaal telefonisch heeft bedreigd;
2. meerdere malen zonder noodzaak het alarmnummer 112 heeft gebeld;
3. de ruiten van meerdere woningen heeft vernield.
In de zaak met parketnummer 02/666295-11:
zijn levensgezel heeft mishandeld
In de zaak met parketnummer 02/666111-11:
[naam slachtoffer ] heeft bedreigd
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding.
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding in de zaak met parketnummer 02/666111-11 innerlijk tegenstrijdig, dan wel onvoldoende feitelijk in de zin van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dus nietig is. De raadsman heeft ditzelfde betoog gevoerd met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 02/800231-11.
De rechtbank is van oordeel dat beide dagvaardingen voldoende feitelijk omschreven zijn en aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoen. Het is immers duidelijk voor verdachte dat hij zich dient te verweren tegen een aantal bedreigingen. Deze ten laste gelegde bedreigingen zijn voldoende gedetailleerd, concreet en gespecificeerd naar tijd en plaats.
De dagvaarding is daarom geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Zij baseert zich daarbij voor wat betreft feit 1 in de zaak met parketnummer 02/800231-11 op de aangifte van de burgemeester en de uitgewerkte melding van de meldkamer.
Voor feit 2 in deze zaak baseert zij zich op de uitgewerkte 112-meldingen in het proces-verbaal en het feit dat verdachte er al tijdens de eerste melding op gewezen was dat het telefoonnummer 112 alleen bij echte en acute nood gebeld mag worden.
Voor feit 3 in deze zaak baseert zij zich op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen.
In de zaak met parketnummer 02/666295-11 baseert zij zich naast de aangifte op het proces-verbaal van bevindingen, waarin de verbalisanten hun gesprek met de vriendin van verdachte weergeven en letsel bij haar constateerden, terwijl bij verdachte zelf geen letsel is geconstateerd.
In de zaak met parketnummer 02/666111-11 baseert zij zich op de door de buurvrouw van verdachte ontvangen brieven die zich in het dossier bevinden, de kogels bij één van die brieven, het feit dat de buurvrouw het handschrift van verdachte heeft herkend en de verklaring van verdachte dat hij die brieven heeft geschreven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van feit 1 in de zaak met parketnummer 02/800231-11 kan komen. De raadsman wijst er daarbij op dat de boodschap van verdachte niet als objectief bedreigend gezien kan worden, dat verdachte geen opzet op de bedreiging van de burgemeester had, dat zijn melding niet rechtstreeks tot de burgemeester gewend was en dat de boodschap door de meldkamer verkeerd is doorgegeven.
De verdediging betoogt dat de rechtbank ook niet tot een bewezenverklaring van feit 2 kan komen, omdat er buiten de uitgewerkte 112-meldingen geen bewijs in het dossier voorhanden is en één bewijsmiddel onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
De verdediging heeft zich gerefereerd voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 3.
De verdediging meent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het feit in de zaak met parketnummer 02/666295-11 kan komen. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijsmateriaal is om tot een bewezenverklaring te komen en heeft subsidiair een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces gedaan.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het feit in de zaak met parketnummer 02/666111-11 kan komen, omdat niet is voldaan aan de criteria voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of voor een bedreiging met zware mishandeling en dat de opzet van verdachte hier ook niet op was gericht. Subsidiair zou alleen de brief met de kogels tot een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht kunnen leiden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 02/800231-11:
feit 1:
De meldkamer ontving op 25 februari 2011 een melding met als inhoud: “Someone is out to get the mayor [naam slachtoffer 2]”. Na doorvragen zei de melder: “I advice you to take it seriously” en, gevraagd naar een tijdstip, “this afternoon” en, gevraagd naar een plaats, “they know where he is”. Na verder doorvragen werd de verbinding door de melder verbroken.
De meldkamer meldde dit direct aan de burgemeester van Roosendaal, de heer [naam slachtoffer 2], die vervolgens aangifte deed en verklaarde zich hierdoor echt bedreigd te voelen. Verdachte verklaarde dat hij op 25 februari 2011 vanuit de woning van zijn vriendin in Steenbergen 112 gebeld had.
De raadsman heeft betoogd dat de boodschap van verdachte niet als objectief bedreigend gezien kan worden en dat verdachte geen opzet op de bedreiging van de burgemeester had. Verdachte wilde juist de burgemeester waarschuwen en doorgeven wat hij had gehoord. Ook was zijn melding niet rechtstreeks tot de burgemeester gewend en is de boodschap door de meldkamer verkeerd doorgegeven.
De rechtbank verwerpt deze verweren en acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake was van een bedreiging heeft de rechtbank gekeken naar de woordelijke uitwerking van de melding. In de aangifte worden weliswaar iets andere bewoordingen genoemd, maar direct daarna wordt aangegeven dat aangever de exacte bewoordingen niet meer weet, maar wel de strekking van de melding. Niet blijkt dat de meldkamer de melding anders heeft overgebracht.
Verdachte heeft gesteld dat hij alleen zijn burgerplicht wilde vervullen, maar hij deed zijn melding in de Engelse taal en hing op toen hem door de meldkamer naar details werd gevraagd. Nu de melding ook nog specifiek in tijd en persoon was, was deze naar uiterlijke verschijningsvorm bedreigend en acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte slechts een boodschap over wilde brengen. Hieruit volgt dat de rechtbank aanneemt dat de melding uit de eigen koker van verdachte komt en dat hij dus geen gesprek van anderen heeft opgevangen. In dit verband wijst de rechtbank erop dat verdachte kort voor de melding zijn huis in Roosendaal was kwijtgeraakt en de gemeente hiervan de schuld gaf. Gelet op de bewoordingen van de bedreiging en in de context waarin deze is gedaan, is de rechtbank van oordeel dat bij de burgemeester de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Verdachte heeft zijn melding bij het alarmnummer 112 gedaan en daarbij benoemd dat er iets diezelfde middag plaats zou gaan vinden. Hierdoor had verdachte moeten en kunnen weten dat zijn boodschap de burgemeester zou bereiken.
Er is daarom sprake van tenminste voorwaardelijk opzet op het bedreigen van de burgemeester. Dat de bedreiging indirect heeft plaatsgevonden via de meldkamer doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niets af.
feit 2
Verdachte belde met het nummer 06-26071149 op 2 februari 2011 het alarmnummer 112 en vroeg naar agent [naam verbalisant]. De centralist van de meldkamer gaf hem te kennen dat hij daarvoor 0900-8844 diende te bellen en dat hij nu het alarmnummer belde. Hierna werd de verbinding verbroken. Dezelfde dag werd het alarmnummer wederom door [verdachte] gebeld met het verzoek of [naam verbalisant] terug kon bellen, waarna de verbinding weer werd verbroken. Enige tijd later werd de meldkamer van de brandweer via 112 gebeld door verdachte met de mededeling dat er mogelijk brand zou komen aan de Lavadijk, omdat verdachte dat huis nog liever in de fik steekt dan dat het zo doorgaat, waarna de verbinding werd verbroken.
Op 18 februari 2011 werd wederom 112 gebeld met het nummer 06-26071149. Dit keer werd de melding gedaan door iemand die zich Jan noemde, die meldde dat hij een brand zag op het Tolbergcentrum en vertelde vlammen bij de deur te zien. Toen de centralist doorvroeg, werd de verbinding verbroken. Op 22 februari 2011 belde verdachte nog tweemaal naar 112 waarbij hij aangaf dat de situatie voor hem extreem was en vroeg hoe ver hij nog moest gaan. In beide gevallen verbrak verdachte de verbinding.
Op 25 februari 2011 werd verdachte aangehouden. De verbalisant die de aanhouding verrichtte belde 06-26071149 en zag dat de GSM, die bij verdachte op tafel lag, over ging.
Verdachte verklaarde diverse meldingen bij 112 te hebben gedaan vanuit Steenbergen om aandacht te krijgen voor zijn situatie.
Verdachte is er door de meldkamer tijdens zijn eerste melding op gewezen dat het nummer 112 alleen voor acute noodgevallen is. Hierdoor kan de rechtbank niet uitsluiten dat de eerste melding een vergissing betrof. De rechtbank acht misbruik van 112 in dit geval niet bewezen. Hierdoor staat echter vast dat verdachte na deze eerste melding wist dat hij misbruik maakte van het alarmnummer 112 en dat geen sprake was van bellen per vergissing.
De rechtbank verwerpt het verweer dat er sprake was van een noodsituatie dan wel psychische overmacht. De problemen die de verdachte op het moment van zijn meldingen had, waren naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard, dat deze zes 112-meldingen in een tijdsbestek van een aantal dagen rechtvaardigden. Niet is gebleken van een zodanige pressie van psychische aard, dat verdachte daaraan geen weerstand kon bieden.
feit 3
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie;
- de aangifte van [naam slachtoffer 3];
- het proces-verbaal van bevindingen.
De rechtbank acht het feit in de zaak met parketnummer 02/666295-11 wettig en overtuigend bewezen op grond van het volgende.
Op 18 april 2011 ontving de politie een melding over huiselijk geweld. De politie ging hierop naar de [adres]. Daar hoorden de verbalisanten de vriendin van verdachte, [naam vriendin van verdachte] vertellen dat zij door verdachte stevig bij haar polsen was gepakt en in haar gezicht was geslagen, wat haar pijn had gedaan. De verbalisant constateerde dat de huid rond het oog van aangeefster rood en opgezwollen was en zag rode striemen rond haar beide polsen. De verbalisant constateerde geen verwondingen bij verdachte. Verdachte beaamde ruzie met zijn vriendin te hebben gehad, waarna zijn vriendin naar boven was gerend en op het bed was gaan liggen. Hij verklaarde haar bij de polsen gepakt te hebben.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte uit noodweer, dan wel noodweerexces zou hebben gehandeld, omdat de ruzie bovenaan de trap plaatsvond en verdachte nergens heen kon en door zijn partner werd geslagen.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Uit de verklaring van verdachte zelf blijkt dat hij boos was en zijn vriendin naar boven is gevolgd. Verdachte heeft dus zelf de confrontatie opgezocht en uit zijn verklaring blijkt dat de ruzie is begonnen toen zijn vriendin op bed lag en dus niet, zoals door de raadsman is gesteld, boven aan de trap, zodat verdachte geen kant uit kon.
Op het moment dat de politie aan de deur stond, was het verdachte die als eerste naar beneden kwam, waardoor het niet aannemelijk is dat hij geen kant op kon en moest slaan om zich te verdedigen. Ook heeft de politie letsel geconstateerd bij de partner van verdachte en is bij verdachte geen letsel geconstateerd, hetgeen een contra-indicatie voor zijn verklaring oplevert. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van noodweer, komt de verdachte ook geen beroep op noodweerexces toe.
In de zaak met parketnummer 02/666111-11 deed [naam slachtoffer ], wonende aan de [adres] aangifte van bedreiging. Zij ontving op 13 september 2010 een envelop met daarin twee kogels en een briefje met de tekst ‘Ik moet mijn gemak houden! Emigreren.’ Zij herkende het handschrift van verdachte op dit briefje. Zij voelde zich door deze brief bedreigd en onveilig. Zij was bang dat verdachte die kogels echt zou gebruiken. Op 13 oktober 2010 deed zij opnieuw aangifte van bedreiging. Zij had nog een brief met daarin keuze A en B ontvangen en herkende wederom het handschrift van verdachte in deze brief. Zij heeft deze brief bij de politie afgegeven. Deze brief bevat als keuze A: ‘praten’ en keuze B: ‘kijken hoever je wilt dat ik ga’.
Op 4 oktober 2010 hoorde [naam slachtoffer ] de brievenbus klepperen en zag verdachte lopen. Zij ging naar beneden en vond wederom een envelop bij haar voordeur. Zij opende de envelop, herkende het handschrift van verdachte en las onder andere het woord ‘Brenneke Cal’. Via internet ontdekte zij dat deze term met wapens te maken heeft. De exacte tekst van deze brief luidt: ‘Goed kut! Wat moet je nu? 19e Brenneke Call.12’. Verdachte verklaarde alle drie deze brieven bij de buurvrouw van zijn vriendin, [naam slachtoffer ], in de brievenbus te hebben gedaan. Verdachte koos in zijn laatste brief voor de term Brenneke Call 12, omdat dit het zwaarste kaliber patroon voor een handvuurwapen is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door het bezorgen van deze brieven schuldig heeft gemaakt aan bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte stuurde eenmaal een brief met daarbij kogels, kort daarop een brief met waarin het slachtoffer kenbaar werd gemaakt dat zij kon kiezen tussen of praten of zien hoe ver verdachte zou gaan en tot slot ontving zij een brief waarin verwezen werd naar munitie. De brieven in onderlinge samenhang bezien, zijn naar het oordeel van de rechtbank, niet anders dan bedreigend te beschouwen. Gelet op de aard en uiting van de bedreiging is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij daadwerkelijk het leven kon verliezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
In de zaak met parketnummer 02/800231-11:
feit 1
op 25 februari 2011 te Steenbergen, [initialen]. [naam slachtoffer 2] (burgemeester van de gemeente Roosendaal) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telefonisch via een medewerker van de meldkamer van de politie Midden en West Brabant opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "someone is out to get the mayor [slachtoffer 2]";
feit 2
op tijdstippen in de periode van 2 februari 2011 tot en met 22 februari 2011 te Steenbergen, telkens opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, namelijk van het alarmnummer 112;
feit 3
op 22 mei 2011 te Roosendaal opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van de achterdeur van een woning aan de [adres] toebehorende aan [slachtoffer 4], en het raam aan de achterzijde van een pand aan de [adres] toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield;
In de zaak met parketnummer 02/666295-11:
op 18 april 2011 te Steenbergen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [naam vriendin van verdachte], (hardhandig/krachtig) bij de polsen heeft vastgepakt en tegen het
gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
In de zaak met parketnummer 02/666111-11:
op tijdstippen in de periode van 13 september 2010 tot en met 4 oktober 2010 te Steenbergen [naam slachtoffer ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend bij die [slachtoffer] een envelop met daarin
twee patronen bezorgd en meerdere brieven met daarin de woorden: "Ik moet m'n gemak houden? EMIGREREN" en/of "Goed kut! Wat moet je nu? 19e Brenneke Call 12. Kies maar";
De rechtbank heeft kennelijke taal en/of schrijffouten verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer(exces) in de zaak met parketnummer 02/666295-11 en het beroep op noodsituatie/psychische overmacht in de zaak met parketnummer 02/800231-11 niet.
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
196 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht door Novadic-Kentron te Bergen op Zoom met een meldingsgebod bij die instelling en een behandelverplichting bij FPA De Mare of een soortgelijke instelling.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de adviezen van de reclassering en de psycholoog te volgen en verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde een behandeling in een zorginstelling middels een klinische opname op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zijn buurvrouw en de burgemeester van Roosendaal bedreigd. Ook heeft hij een tweetal ruiten vernield, meerdere keren misbruik van het alarmnummer gemaakt en zijn partner mishandeld.
Verdachte heeft, door het bedreigen van de burgemeester, een ambtsdrager in functie in zijn privéleven met een bedreiging geconfronteerd. Uit de aangifte van de burgemeester blijkt dat niet alleen de burgemeester, maar ook zijn gezin door deze bedreiging zijn geraakt. Dat de bedreiging is geuit tegen de burgemeester acht de rechtbank strafverzwarend. De rechtbank is van oordeel dat een burgemeester zijn openbare ambt in alle vrijheid moet kunnen uitoefenen. Burgers die het niet eens zijn met beslissingen en/of het beleid van de gemeente en/of de burgemeester, kunnen daartegen via de daarvoor geldende procedures bezwaar maken. Het gaat dan niet aan een burgemeester als openbaar gezagsdrager daar op deze wijze persoonlijk op aan te spreken en diens persoonlijke vrijheid daarbij in het geding te brengen.
De rechtbank rekent verdachte het ook zwaar aan dat hij op dwingende wijze geprobeerd heeft hulp te zoeken en daarvoor het alarmnummer 112 heeft gebruikt. Het misbruik maken van een noodnummer zoals 112 vormt een aanzienlijke verstoring van de openbare orde en kan leiden tot ernstige gevolgen, vooral in situaties waarin acute hulp geboden is. Misplaatste meldingen frustreren de beoogde opzet van dergelijke nooddiensten.
Verdachte heeft ook zijn vriendin en levensgezel mishandeld. Zijn vriendin probeerde bij het ontstaan van de ruzie escalatie te voorkomen door naar boven te gaan en hem te negeren, maar verdachte is haar gevolgd en heeft haar mishandeld. De vriendin van verdachte had verdachte in haar huis opgenomen, toen hij het moeilijk had en heeft zich door zijn handelen onveilig moeten voelen in haar eigen huis.
De bedreigingen van [naam slachtoffer ] door middel van onder andere een kogelbrief, hebben er mede toe geleid dat deze buurvrouw zich genoodzaakt heeft gevoeld te verhuizen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat deze buurvrouw erg onder het handelen van verdachte heeft geleden en nog steeds lijdt.
Over verdachte is op 17 juni 2011 een psychologisch rapport uitgebracht door psycholoog [naam deskundige]. Hieruit is gebleken dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en daarnaast alcoholafhankelijkheid bij een gemiddelde intelligentie. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, waardoor deze in het licht van deze persoonlijkheidstoornis en alcoholafhankelijkheid dienen te worden gezien. De psycholoog is daarom van mening dat de feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen zijn.
De psycholoog heeft ook geconcludeerd dat de instabiliteit in het leven van verdachte toeneemt door problemen die hij op dit moment ervaart met betrekking tot zijn partnerrelatie, uitkering, huisvesting, onbehandelde ziekte, nauwelijks sociaal maatschappelijke inbedding en alcoholgebruik. Deze problemen, in combinatie met weinig intrinsieke remming op agressief gedrag en gevoelens van hostiliteit, en daarnaast zijn verminderde vermogen om alternatieven te gebruiken in voor hem gewelduitlokkende situaties maken dat bij verdachte sprake is van een hoog recidiverisico.
De psycholoog adviseert een behandeltraject binnen de GGZ, waarbij de emotionele stabiliteit verbeterd dient te worden en verdachte copingstrategieën moeten worden aangeleerd om frustraties en algemene teleurstellingen op een acceptabele manier te laten afvloeien. Hierbij dient ook de alcoholafhankelijkheid te worden aangepakt en te worden toegewerkt naar zelfstandig wonen met voldoende structuur en daginvulling. Verdachte dient hiertoe structuur en steunende begeleiding te worden geboden en ook dienen hem agressieregulatietechnieken te worden aangeleerd. Een afdeling binnen de GGZ die is gespecialiseerd in zogeheten 'dubbele diagnose problematiek' lijkt hiervoor volgens de psycholoog aangewezen. Nu eerdere leerstraffen, bijzondere voorwaarden en toezicht tot onvoldoende resultaat hebben geleid is de psycholoog van mening dat een klinische behandeling aangewezen is.
De rechtbank deelt de conclusies van de psycholoog en zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 90 dagen, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door Novadic-Kentron en een klinische opname mogelijk.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit dat ten laste is gelegd in de zaak met parketnummer 02/666111-11 is begaan met behulp van deze voorwerpen.
Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet of het algemeen belang.
7.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [naam vriendin van verdachte] omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [naam slachtoffer ] vordert een schadevergoeding van € 1.447,32 ter zake van materiële schade en € 500, = ter zake van immateriële schade voor het feit met parketnummer 02/666111-11.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 500, = een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor de overige, materiële schade, acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Er zijn de nodige vraagpunten voor de rechtbank ter zake van dit deel van de vordering. Het beantwoorden van die vragen zou een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengen. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 142, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
In de zaak met parketnummer 02/800231-11:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2: het opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten, meermalen gepleegd
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd
In de zaak met parketnummer 02/666295-11:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
In de zaak met parketnummer 02/666111-11:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 198 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Novadic-Kentron verslavingsreclassering, ook als dat inhoudt dat hij zich daarbij ambulant door Novadic-Kentron dient te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek;
* dat verdachte zich zal laten opnemen in een zorginstelling en behandelen bij FPA De Mare of een soortgelijke forensische instelling, gedurende de termijn van twee jaar of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* dat verdachte zich binnen drie dagen nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden en in vrijheid is gesteld, zal melden bij deze reclasseringsinstelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
370742 2.00 STK Munitie, betreffende 2 kogels of hulzen
461833 2.00 STK Brief, betreffende 1x keuzebrief en 1x brief Brenneke Call;
- gelast de teruggave aan S. Knetsch van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
473094 1.00 STK Mobiele telefoon Kl: grijs merk Nokia;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer ] van € 500, ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam slachtoffer ] (parketnummer 02/666111-11), € 500, = te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2010, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Schotanus en mr. Combee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schroeijers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
22 augustus 2011.
Mr. Bakx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
In de zaak met parketnummer 02/800231-11:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2011 te Steenbergen en/of Tilburg, althans in
Nederland, [initialen]. [naam slachtoffer 2] (burgemeester van de gemeente Roosendaal) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte telefonisch via een medewerker van de
meldkamer van de politie Midden en West Brabant opzettelijk voornoemde
[naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "someone is out to get the mayor
[slachtoffer 2]", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 februari 2011
tot en met 22 februari 2011 te Tilburg en/of Steenbergen, in elk geval in
Nederland, (telkens) opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig
was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten,
namelijk van het alarmnummer 112;
art 142 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 mei 2011 te Roosendaal opzettelijk en wederrechtelijk
de ruit van de achterdeur van een woning aan de [adres] in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
de raam aan de achterzijde van een pand aan de [adres] in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
(telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
In de zaak met parketnummer 02/666295-11:
hij op of omstreeks 18 april 2011 te Steenbergen opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, althans een persoon, te weten [naam vriendin van verdachte],
(hardhandig/krachtig) bij de pols(en) heeft (vast)gepakt en/of op/tegen/in het
gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
In de zaak met parketnummer 02/666111-11:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 september
2010 tot en met 4 oktober 2010 te Steenbergen [naam slachtoffer ] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend bij die [slachtoffer] een envelop met daarin
twee, althans een patro(o)n(en) bezorgd en/of een of meerderer brief/brieven
met daarin de woorden: "Ik moet m'n gemak houden? EMIGREREN" en/of "Goed kut!
Wat moet je nu? 19e Brenneke Call 12. Kies maar", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht