ECLI:NL:RBBRE:2011:BR3867

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
648850 mb 11-41
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handelen in strijd met een geslotenverklaring door taxi-bestuurder zonder bewijs van bestemmingsverkeer

Op 28 april 2011 vond de mondelinge behandeling plaats in de Rechtbank Breda, waar kantonrechter mr. W.E.M. Verjans de zaak behandelde. Betrokkene, die als taxi-bestuurder werd beschuldigd van het handelen in strijd met een geslotenverklaring, was niet ter zitting verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De officier van justitie, mevrouw P.B. Jansma, was wel aanwezig en verdedigde de beslissing van de officier van justitie die de bezwaren van betrokkene had verworpen.

Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, waarbij hij aanvoerde dat hij onder bestemmingsverkeer viel omdat hij een klant afzette in de Van der Rijtstraat. Echter, hij kon deze stelling niet onderbouwen met bewijs, zoals een rittenstaat. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat betrokkene onder bestemmingsverkeer viel. Hierdoor stond vast dat hij de verweten gedraging had begaan.

De kantonrechter concludeerde dat het beroep ontvankelijk was, omdat het tijdig was ingesteld en er zekerheid was gesteld voor de betaling van de sanctie en administratiekosten. Echter, er waren geen feiten of omstandigheden die aanleiding gaven tot matiging van de opgelegde sanctie. De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en betrokkene werd op de hoogte gesteld van zijn recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaaknummer : 648850 MB VERZ 11-41
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraak : 28 april 2011
Op de in het openbaar gehouden zitting van 28 april 2011 is mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, bijgestaan door mr. H.J.E.M. Hoezen als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer. Het beroepschrift is ingediend door:
naam: : [betrokkene]
adres : [adres],
nader te noemen: “betrokkene”.
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Namens de officier van justitie is verschenen P.B. Jansma, werkzaam bij het CVOM te Utrecht.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden, welke aantekeningen worden geacht deel uit te maken van dit proces-verbaal.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld.
Mevrouw P.B. Jansma heeft namens de officier van justitie meegedeeld dat de beslissing waarvan beroep is ingesteld, alsmede de verwerping van de bezwaren van betrokkene, wordt gehandhaafd.
1. De beoordeling
Het beroep is ontvankelijk omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten.
Betrokkene wordt verweten dat hij als bestuurder heeft gehandeld in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. Betrokkene erkent dat hij de Van der Rijtstraat (pleeglocatie) is ingereden, maar stelt dat dit hem was toegestaan. Daartoe voert hij aan dat hij ten tijde van de gedraging bestuurder was van een taxi en een klant in de voormelde straat afzette, zodat hij - naar zijn zeggen - onder bestemmingsverkeer viel. Betrokkene staaft zijn stelling echter niet met bewijzen. Hij had bijvoorbeeld een rittenstaat kunnen overleggen. Nu betrokkene iets dergelijks niet heeft gedaan, is niet vast komen te staan dat hij onder bestemmingsverkeer viel. Derhalve staat voldoende vast dat betrokkene de verweten gedraging heeft begaan.
Voorts zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding geven tot matiging van de opgelegde sanctie.
Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
2. De beslissing
De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Breda, sector kanton, locatie [jw.fun.concipiënt.1.organisatie], ([jw.fun.concipiënt.1.postbus] [jw.fun.concipiënt.1.pc_postbus] [jw.fun.concipiënt.1.plts_postbus]) en dient door degene die bij de sector kanton beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending beslissing: