ECLI:NL:RBBRE:2011:BR2545

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
231875 FA RK 11-973
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezag van de moeder over de minderjarige na ontheffing

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 31 mei 2011 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om haar te herstellen in het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, geboren te Tilburg. De moeder was eerder ontheven van het gezag, maar de omstandigheden zijn inmiddels veranderd. De minderjarige woont sinds 12 november 2010 weer bij zijn moeder, en zowel de moeder als het kind hebben positieve ontwikkelingen doorgemaakt. De stichting die eerder als voogd was aangesteld, heeft aangegeven dat de moeder nu in staat is om zelfstandig voor haar kind te zorgen, mits er een ondertoezichtstelling wordt ingesteld om de nodige hulpverlening en begeleiding te waarborgen.

Tijdens de zitting heeft de minderjarige verklaard in te stemmen met het verzoek van zijn moeder. De rechtbank heeft overwogen dat, op basis van artikel 1:277 BW, het herstel van het gezag alleen kan plaatsvinden als de rechtbank overtuigd is dat het zedelijk verantwoord is om de minderjarige opnieuw aan de moeder toe te vertrouwen. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat de situatie van de minderjarige en de moeder zodanig is verbeterd dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag te herstellen.

De rechtbank heeft de moeder dan ook in het gezag hersteld, en de voogdij van de stichting eindigt van rechtswege op de dag dat deze beschikking in kracht van gewijsde gaat. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, en belanghebbenden zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 231875 FA RK 11-973
31 mei 2011
Beschikking betreffende het gezag,
in de zaak van
[naam moeder ]
wonende te [adres]
moeder van de minderjarige,
advocaat mr. D.P.J. van der Putten,
en
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming &
Jeugdreclassering,
gevestigd Dalsteindreef 69, 1112 XC Diemen,
hierna te noemen de stichting,
namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven,
betreffende de minderjarige [naam minderjarige] geboren te Tilburg op [geboortedatum].
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 2 maart 2011 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de beschikking van de rechtbank van 6 juni 2006;
- de brieven van de griffier van de rechtbank van 13 mei 2011 aan de hierna te noemen belanghebbenden;
- het uittreksel uit het gezagsregister betreffende na te noemen minderjarige;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 mei 2011.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. de minderjarige,
2. de heer [naam vader], vader van de minderjarige.
3. de Raad voor de Kinderbescherming, regio Midden- en West-Brabant gevestigd Spoorlaan 394, 5038 CG Tilburg, hierna te noemen de raad.
2. Het verzoek
De moeder verzoekt haar te herstellen in het ouderlijk gezag over de minderjarige [naam minderjarige] geboren te Tilburg op [geboortedatum].
3. De beoordeling
3.1 Bij voormelde beschikking is de moeder ontheven van het gezag over de minderjarige en is de stichting benoemd tot voogdes.
3.2 Het onderhavige verzoek is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met het verzoek van de raad om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de stichting (zaaknummer 234872 JE RK 11-789).
3.3 [voornaam minderjarige] heeft ter terechtzitting, daartoe afzonderlijk gehoord, verklaard in te stemmen met het verzoek van zijn moeder.
3.4 De moeder legt aan haar verzoek ten grondslag dat [voornaam minderjarige] sinds 12 november 2010 in overleg met de stichting weer thuis is komen wonen. De stichting is van mening dat de moeder thans voldoende in staat is zelfstandig de zorg voor [voornaam minderjarige] op zich te nemen. Nu [voornaam minderjarige] weer bij de moeder woont, acht de moeder het wenselijk dat de gezagssituatie wordt hersteld, te dien verstande dat zij wederom met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt belast.
3.5 De vertegenwoordigster van de stichting heeft ter terechtzitting aangegeven dat de stichting instemt met het verzoek van de moeder op voorwaarde dat er een ondertoezichtstelling komt zodat de hulpverlening en de begeleiding voor de moeder en [voornaam minderjarige] is gewaarborgd. Er is het afgelopen jaar gewerkt naar de thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij zijn moeder en dat is, ondanks enkele terugvallen, redelijk verlopen. De stichting wil dat het goed met [voornaam minderjarige] blijft gaan. De stichting wenst dan ook in contact met [voornaam minderjarige] en zijn moeder te blijven. In het kader van de ondertoezichtstelling zal verder gewerkt worden naar zelfstandigheidtraining. Dit is wat [voornaam minderjarige] ook graag wil.
3.6 De vertegenwoordigster van de raad heeft haar complimenten gegeven aan [voornaam minderjarige] en zijn moeder. De raad ondersteunt het verzoek van de moeder.
3.7 De vader van [voornaam minderjarige] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
3.8 De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:277 BW kan, indien de rechtbank overtuigd is dat een minderjarige wederom aan zijn ontheven of ontzette ouder mag worden toevertrouwd, zij deze ouder op zijn verzoek in het gezag herstellen. Dit betekent dat het herstel van het gezag zedelijk verantwoord moet zijn. In de onderhavige zaak is de moeder bij beschikking van 6 juni 2006 ontheven van het gezag, omdat [voornaam minderjarige] toen reeds vijf jaar aaneengesloten uit huis was geplaatst en een perspectief op thuisplaatsing niet aanwezig was. Deze omstandigheden zijn thans achterhaald. [voornaam minderjarige] woont sinds 12 november 2010 weer bij zijn moeder en zowel de moeder als [voornaam minderjarige] hebben een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Er is ambulante hulpverlening ingezet ter ondersteuning van de thuissituatie. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] thuis. In het kader van de ondertoezichtstelling zullen de hulpverlening en het toezicht voldoende zijn gewaarborgd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank ervan overtuigd dat [voornaam minderjarige] wederom mag worden toevertrouwd aan zijn moeder en dat dit in het belang van [voornaam minderjarige] is. Het verzoek van de moeder om haar te herstellen in het gezag zal derhalve worden toegewezen. De rechtbank overweegt tot slot, wellicht ten overvloede, dat de voogdij van de stichting over [voornaam minderjarige] ingevolge artikel 1:281 BW, eerste lid, onder b, van rechtswege eindigt op de dag waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.
4. De beslissing
De rechtbank
herstelt de moeder in het gezag over de minderjarige [naam minderjarige] geboren te Tilburg op [geboortedatum].
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011 in tegenwoordigheid van Boink, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: