3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- [eiseres] exploiteerde sinds 1 augustus 2001 cafetaria ‘[de zaak]’ te Tilburg (hierna te noemen: de zaak).
- [eiseres] heeft een ‘ABN AMRO Koopsom Beleggings Polis (Gerichte lijfrenteverzekering)’ afgesloten met polisnummer 4.656.012.2. in het jaar 2005. Uitkering van de lijfrente gaat in per 3 januari 2018. De ABN AMRO Bank heeft bij schrijven van 2 mei 2011 bericht dat de verzekering een belegd vermogen heeft van Euro 63.856,--.
- Bij besluit van 5 september 2005 is [eiseres] (onder opschortende voorwaarden) krediet verleend door Gemeente Tilburg voor een bedrag van Euro 54.800,-- op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna te noemen: het Bbz). De vervolgens gesloten overeenkomst van geldlening van 7 september 2005 is vervangen door een nieuwe overeenkomst van 13 oktober 2005.
- [eiseres] heeft in april 2010 de zaak verkocht. Per 12 juli 2010 heeft [eiseres] zich uit laten schrijven bij de Kamer van Koophandel.
- Na het beëindigen van haar werkzaamheden als zelfstandige heeft [eiseres] een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor uitkering op grond van de Ioaz (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen). Deze aanvraag is afgewezen omdat uit een door Gemeente Tilburg ingesteld onderzoek is gebleken dat [eiseres] niet woonachtig was op het door haar opgegeven adres. In het rapport SZe van 25 november 2010 (productie 1 van de zijde van Gemeente Tilburg) staat onder meer:
‘De accountant gaf aan dat mevrouw niet meer op het bij ons bekende adres woonachtig was. (…) Kort daarna belde cliënte mij op en vertelde woonachtig te zijn aan het adres [adres] te Tilburg. (…)
Enige tijd later belde cliënte mij op. Toen ik haar vroeg waar ze woonachtig is gaf zij het adres [adres] in ’s-Gravenmoer op. (…) Om dit verder door te spreken heb ik haar uitgenodigd voor een gesprek op de Dienst op 5 oktober 2010. Hierna heb ik met collega [collega] besproken dat hij bij het gesprek aanwezig zal zijn en dat aansluitend op het gesprek een huisbezoek zal worden uitgevoerd.
Dit huisbezoek heeft niet plaatsgevonden daar mevrouw niet op de afspraak is verschenen. Ook heeft zij niets van zich laten horen. Enkel haar accountant heb ik daarna nog kort gesproken. Deze had van zijn cliënte de opdracht gekregen aan ons door te geven dat ze het geld dat ze aan de verkoop had overgehouden zo’n Euro 40.000,-- bestemd voor de schuldeisers waaronder de gemeente, er op één avond in het casino had doorgedraaid. Desgevraagd gaf de accountant aan niet te weten waar zijn cliënte woonachtig is.’
- Bij beschikking van 30 november 2010 is de lening teruggevorderd, voor zover deze niet door [eiseres] was afgelost. Deze beschikking is inmiddels onherroepelijk, er is geen bezwaar of beroep tegen ingediend.
- Op 16 maart 2011 is door Gemeente Tilburg een dwangbevel uitgevaardigd dat op 28 maart 2011 aan [eiseres] is betekend. In het dwangbevel staat dat [eiseres] een bedrag van Euo 32.387,06 moet terugbetalen. Tegen het dwangbevel is geen verzetdagvaarding uitgebracht.
- Op 18 april 2011 is door Gemeente Tilburg executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van [eiseres] onder ABN AMRO Levensverzekering voor een bedrag van Euro 38.642,39.
- Op 9 mei 2011 is [eiseres] bij exploot van de deurwaarder aangezegd dat Gemeente Tilburg voornemens is gebruik te maken van haar recht tot het wijzigen van de begunstiging van de levensverzekering met polisnummer 4.656.012.2 die thans op naam van [eiseres] staat.