3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat het volgende vast:
a) Op 4 januari 2000 is [verzoekster], geboren op 16 mei 1976, een verkeersongeval overkomen. Zij zat als passagier in een auto die in (een frontale) botsing kwam met een tegenligger die een inhaalmanoeuvre uitvoerde en daarbij op de voor hem verkeerde weghelft reed.
b) Bij het ongeval is de partner van [verzoekster] overleden, terwijl zij zelf letsel opliep, bestaande in onder anderen diverse aangezichtsverwondingen, kneuzingen en een commotio cerebri.
c) De aansprakelijkheid waartoe de auto van de tegenligger in het verkeer aanleiding kan geven, was op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen verzekerd bij NN. NN heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
d) In onderling overleg tussen partijen heeft buiten rechte een expertise plaatsgehad door de heer [deskundige], psychiater, naar – kort gezegd – het bestaan van eventuele (blijvende) gevolgen van het ongeval. Het naar aanleiding van dat onderzoek gemaakte rapport van 20 augustus 2008 is als productie bij verzoekschrift overgelegd. De aan deze deskundige voorgelegde vragen zijn in het rapport als volgt beantwoord:
1. Welke klachten en afwijkingen stelt u vast op uw vakgebied?
Antwoord: er is sprake van verwerkingsproblematiek bij een vrouw met vermijdende persoonlijkheid. In dat opzicht mag gesproken worden van een persoonlijkheidsproblematiek, gestagneerde kinderlijke emotionele ontwikkelingsweg.
2. Kunt u aangeven of en in welke mate het ongeval geleid heeft tot emotionele en karakterologische afwijkingen?
Antwoord: geen. De basis van de verwerking, reactiepatroon na het ongeval is aanwijsbaar in haar emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidskenmerken: aanpassende en vermijdende.
3. Hoe luidt de diagnose conform DSM-IV classificatie?
Antwoord: verwerkingsproblematiek op basis van persoonlijkheidsproblematiek.
4. Zijn de huidige klachten en afwijkingen, welke u op uw vakgebied vaststelt, een gevolg van het ongeval op 4 januari 2000 of spelen daarbij nog andere factoren, geheel of gedeeltelijk, een rol?
Antwoord: er is geen direct gevolg van het ongeval. Wat centraal staat is de persoonlijkheid en hoe zij met ongeval omgaat.
5. Zouden de huidige klachten en beperkingen ook ontstaan zijn indien betrokkene het ongeval niet overkomen was?
Antwoord: neen.
6. Acht u thans ten aanzien van de gevolgen van het ongeval een eindtoestand bereikt of verwacht u nog veranderingen in gunstige dan wel ongunstige zin, eventueel na therapeutische maatregelen?
Antwoord: er is nog geen eindtoestand in psychologische zin dus in gedragszin. Psychiatrisch is er geen stoornis aanwijsbaar. Betrokkene is zich gaan vastbijten, in psychologische zin, vanuit persoonlijkheid en gekoppelde ziektewinst, er is geen aanwijzing dat zij overstapt naar de volgende fase in het verdere verwerkingsproces.
7. (…)
8. Welke beperkingen bestaan hier door de ongevalgevolgen op psychiatrisch gebied?
Antwoord: geen. Betrokkene heeft de neiging om haar eigen grenzen te overschrijden vanuit de aanpassende lijn. Daarnaast is de spankracht niet erg groot, zodat er een evenwicht gevonden moet worden tussen beide. Betrokkene neigt sterk tot somatische reactievorming bij overschrijding van spankracht, door zich aan te passen en daarna de anderen de schuld te geven (aanpassende externalisatie).”
e) Bij brief van 16 november 2009 heeft NN de raadsman van [verzoekster] onder meer medegedeeld dat uit het onderzoek van [deskundige] en een in het kader van een ongevallenverzekering verrichte neurologische expertise niet blijkt dat sprake is van (blijvende) beperkingen. Voorts is medegedeeld dat [verzoekster] vanaf januari 2001 weer in staat moet worden geacht om loonvormende arbeid te verrichten, dat met een voorschot van EUR 19.000,-- aan [verzoekster] de schade geacht moet worden te zijn vergoed en dat met de betaling van EUR 18.886,23 de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte ruimschoots vergoed zijn.
f) Ten tijde van het ongeval werkte [verzoekster] als medewerkster in dienst van de Rabobank. Dit dienstverband is een jaar na het ongeval met wederzijds goedvinden geëindigd. In de jaren daarna heeft [verzoekster] verschillende loonvormende werkzaamheden verricht. De verschillende baantjes waren steeds van tijdelijke aard.
g) Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] medegedeeld dat zij na de onderzoeken door [deskundige] de hielbenen van beide voeten gebroken heeft na een val van vijf meter naar beneden, in verband waarmee zij acht maanden in een rolstoel heeft gezeten.