ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ9256

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/666493-10 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. van Kralingen
  • J. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en zware mishandeling door aanrijding met auto

Op 17 juni 2011 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak betrof een incident dat plaatsvond op 2 mei 2010, waarbij de verdachte met zijn auto op twee personen, [slachtoffer] en [slachtoffer 2], zou zijn afgereden. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk met hoge snelheid op [slachtoffer] was ingereden, wat resulteerde in een aanrijding waarbij [slachtoffer] gewond raakte. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had om de slachtoffers te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en dat de verklaringen van de aangevers onbetrouwbaar waren.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers tegenstrijdig en inconsistent waren, terwijl de verklaringen van de verdachte en getuige [getuige 2] consistent waren en gedetailleerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet willens en wetens de kans had aanvaard dat hij [slachtoffer] zou doden of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de poging tot doodslag of de bedreiging van [slachtoffer 2]. De rechtbank benadrukte dat het letsel van [slachtoffer] niet overeenkwam met wat verwacht zou worden bij een aanrijding met hoge snelheid, en dat de verdachte handelde uit paniek en niet met de intentie om te schaden.

Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. Kooijman als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 17 juni 2011.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/666493-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juni 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Koning, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door met hoge snelheid op [slachtoffer] af te rijden en vervolgens [slachtoffer] aan te rijden waardoor [slachtoffer] via de motorkap op de grond terecht is gekomen. Subsidiair is dit tenlastegelegd als zware mishandeling en als tweede subsidiair als poging tot zware mishandeling.
Feit 2: [sl[slachtoffer 2] heeft bedreigd door opzettelijk (als bestuurder van een auto) op hem af te rijden.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair, subsidiair en ten tweede subsidiair en feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het volgende.
De officier van justitie acht ten aanzien van beide feiten de verklaringen van aangevers
[slachtoffer] en [sl[slachtoffer 2] en getuige [getuige] inconsistent, ongeloofwaardig en onbetrouwbaar, waardoor deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie niet bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nu bij verdachte het opzet hiertoe ontbrak en aangever zelf de confrontatie heeft opgezocht en zichzelf in de positie heeft gebracht dat de botsing plaatsvond.
Feit 2 acht de officier van justitie evenmin bewezen, nu bij verdachte het opzet ontbrak om [slachtoffer 2] te bedreigen.
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en feit 2 en wijst daarbij op het volgende.
De raadsman acht met de officier van justitie de verklaringen van aangevers
[slachtoffer] en [sl[slachtoffer 2] inconsistent, ongeloofwaardig en onbetrouwbaar waardoor deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarentegen acht de raadsman de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 2], de passagier in de auto van verdachte, wel betrouwbaar.
Ten aanzien van feit 1 voert de raadsman aan dat het opzet op de poging tot doodslag, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij verdachte ontbrak, ook in voorwaardelijke zin. Er was volgens de raadsman geen sprake van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood of zwaar lichamelijk letsel, nu verdachte door zijn oude auto met weinig vermogen met lage snelheid reed en de kans op (zwaar) lichamelijk letsel bij een aanrijding dan klein is. De raadsman heeft ter onderbouwing van dat laatste gewezen op een door hem overgelegd document van het (Belgische) Steunpunt Verkeersveiligheid uit maart 2003 met de titel “Impact van de verkeersonveiligheid op de volksgezondheid”.
Feit 2 kan volgens de raadsman niet bewezen worden, omdat ook hier het opzet op het bedreigen van aangever ontbrak.
Mocht de rechtbank de feiten wel bewezen achten, dan is de raadsman van mening dat er ten aanzien van beide feiten sprake is van een noodweersituatie en de raadsman verzoekt verdachte om die reden te ontslaan van alle rechtsvervolging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen in het dossier vast dat er op 2 mei 2010 een incident heeft plaatsgevonden op de Nijverheidssingel te Breda. De verklaringen over het incident en eerdere gebeurtenissen op die dag lopen echter uiteen. Aangever [slachtoffer] verklaart dat de auto van verdachte recht om hem af kwam gereden en hij dacht dat verdachte hem dood wilde maken en hij toen om zich te redden omhoog is gesprongen en op de bovenkant van de auto terecht kwam. Getuige [slachtoffer 2] verklaart hierover dat hij, nadat hij uit frustratie meerdere malen tegen de auto van verdachte had geslagen, hij zag dat de auto op hem af kwam gereden en hij dacht dat ze hem gingen aanrijden. Verdachte verklaart over het incident dat [slachtoffer] en [slachtoffer 2] uit de auto zijn gestapt en tegen de auto van verdachte hebben geslagen en gebonkt. Verdachte was in paniek en wilde daar niet blijven staan. Hij reed langzaam vooruit en hij is over de stoep gereden zodat hij [slachtoffer], die bij zijn auto stilstond, niet zou aanrijden. Op het moment dat hij ter hoogte van [slachtoffer] was, zag verdachte dat hij uit het niets op zijn auto sprong. Verdachte en zijn bijrijder schrokken zich kapot. Het verhaal van verdachte wordt bevestigd door getuige [getuige 2], zijnde de bijrijder van verdachte. Hij stelt dat [slachtoffer] en [slachtoffer 2] tegen de auto van verdachte hebben gebonkt. Daarna is verdachte om weg te komen met gewone snelheid vooruit gereden en over de stoep links langs de auto van [slachtoffer] gereden. Toen zag [getuige 2] dat [slachtoffer] op hen afgelopen kwam en een sprong maakte in de richting van de auto en hij half op de voorruit en het dak terecht kwam. [getuige 2] en verdachte waren erg geschrokken.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar, nu de verklaringen op verschillende punten tegenstrijdig en inconsistent zijn. De rechtbank volgt de verklaringen van verdachte en [getuige 2] nu deze consistent verklaren en zij duidelijk details weergeven. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [getuige 2], nadat zij werden aangevallen, wilden vluchten zonder opzet te hebben op het bedreigen, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of het doden van [slachtoffer] en [slachtoffer 2]. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat [slachtoffer] op de auto van verdachte is gesprongen.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair, subsidiair en tweede subsidiair niet bewezen kan worden. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank niet willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair. Daarbij merkt de rechtbank op dat het letsel dat bij aangever is geconstateerd niet aansluit bij het letsel dat zou volgen wanneer aangever daadwerkelijk zou zijn aangereden. Op dit punt volgt de rechtbank de verklaringen van aangever en getuige [slachtoffer 2] dan ook niet.
De rechtbank is eveneens met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat feit 2, de bedreiging, niet bewezen kan worden, nu bij verdachte het opzet, ook in voorwaardelijke zin, ontbrak om aangever te bedreigen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, subsidiair en ten tweede subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Veen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 juni 2011.
Mr. Kneepkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 mei 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met
dat opzet als bestuurder van een personenauto met hoge en/of aanzienlijke
snelheid op die [slachtoffer] is afgereden/ingereden en/of vervolgens die [slachtoffer] heeft
aangereden waardoor die [slachtoffer] via de motorkap op de grond terecht is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 mei 2010 te Breda aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken been en/of enkel),
heeft toegebracht, door opzettelijk als bestuurder van een personenauto met
hoge en/of aanzienlijke snelheid op die [slachtoffer] af te rijden en/of in te rijden
en/of vervolgens die [slachtoffer] aan te rijden waardoor die [slachtoffer] via de motorkap op
de grond terecht is gekomen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 mei 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een
personenauto met hoge en/of aanzienlijke snelheid op die [slachtoffer] is
afgereden/ingereden en/of vervolgens die [slachtoffer] heeft aangereden waardoor die
[slachtoffer] op de via de motorkap op de grond terecht is gekomen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 mei 2010 te Breda [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto op die
[slachtoffer 2] afgereden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht