ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ5639
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot afgifte machtiging dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 28 april 2011 uitspraak gedaan op een verzoek van de officier van justitie tot afgifte van een machtiging voor het dwangmiddel gijzeling, zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV). De kantonrechter oordeelt dat de machtiging tot gijzeling alleen kan worden verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Dit houdt in dat er voldoende aannemelijk moet zijn dat minder ingrijpende middelen niet tot betaling van de opgelegde boete of sanctie hebben geleid of kunnen leiden.
De kantonrechter stelt vast dat in het verzoekschrift onvoldoende is aangetoond dat het toepassen van minder ingrijpende middelen niet mogelijk is. De officier van justitie heeft in zijn toelichting gebruik gemaakt van standaardformuleringen die niet recht doen aan de specifieke omstandigheden van de zaak. De kantonrechter benadrukt dat verzoeken om gijzeling voldoende feitelijk onderbouwd moeten zijn en dat het duidelijk moet zijn dat er geen andere mogelijkheden meer openstaan dan het toepassen van het dwangmiddel gijzeling.
De kantonrechter wijst erop dat de efficiëntie in procedures niet ten koste mag gaan van de rechten van burgers. In deze zaak is het verzoek afgewezen omdat het niet voldeed aan de motiveringseisen. De beslissing is genomen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.