ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ5637

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
643471 md 11-49
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling op basis van subsidiariteitsbeginsel in verkeersboetezaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 28 april 2011 een verzoek van de officier van justitie tot afgifte van een machtiging voor het dwangmiddel gijzeling afgewezen. Dit verzoek was gedaan op basis van artikel 28 van de Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV). De kantonrechter oordeelde dat aan het subsidiariteitsbeginsel niet was voldaan, wat inhoudt dat er eerst minder ingrijpende middelen moeten worden geprobeerd voordat gijzeling kan worden toegepast. De rechter stelde vast dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat minder ingrijpende middelen niet tot betaling van de opgelegde boete hadden geleid of konden leiden.

De kantonrechter wees erop dat de officier van justitie in zijn verzoek gebruik maakte van standaardformuleringen die niet voldoende recht deden aan de specifieke omstandigheden van de zaak. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek niet voldoende feitelijk was onderbouwd. De rechter benadrukte dat de efficiëntie in procedures niet ten koste mag gaan van de rechten van burgers en dat verzoeken in deze vorm niet langer gehonoreerd zullen worden. Dit was niet alleen van toepassing op de onderhavige zaak, maar ook op dertig andere vergelijkbare verzoeken die eerder waren afgewezen.

De beslissing van de kantonrechter was duidelijk: het verzoek tot gijzeling werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat er geen andere mogelijkheden meer openstonden dan het toepassen van dit dwangmiddel. De uitspraak werd gedaan door mr. W.E.M. Verjans en vond plaats in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaaknummer : 643471 MD 11-49
CJIB-nummer: [nummer]
uitspraak: 28 april 2011
beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV),
aangaande:
[betrokkene],
wonende te [adres],
hierna te noemen: “betrokkene”.
1. De beoordeling
1.1 De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2 In het verzoekschrift wordt (onder meer) gesteld dat geen verhaal met dwangbevel is geïnitieerd, alsmede dat uit een andere zaak van betrokkene is gebleken dat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stellingen onvoldoende aannemelijk is geworden dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van minder ingrijpende middelen, zoals omschreven onder 1.1 sub a en b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddel van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen,
maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Een verzoek als het onderhavige dient voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd. Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringseis voldoet het verzoek niet. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
2. De beslissing
De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.