ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ5243
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Prenger-de Kwant
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van een dwangakkoord in het kader van schuldsanering
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 16 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door verzoekers die te maken hebben met een schuldenlast van in totaal Euro 55.217,92. De verzoekers, die een schuldregeling van drie jaar met finale kwijting van de restschuld hebben aangeboden aan hun schuldeisers, hebben te maken met zeven concurrente schuldeisers. De enige schuldeiser die heeft geweigerd in te stemmen met de regeling is de Nederlandse Energie Maatschappij (NEM), die een minimaal percentage van 30% tegen finale kwijting hanteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van NEM om in te stemmen met de schuldregeling niet in redelijkheid kan worden gerechtvaardigd, gezien het feit dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd en onderbouwd is.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de wetgever met de invoering van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw) beoogd heeft om het minnelijk traject te versterken. De rechtbank concludeert dat NEM, wiens vordering slechts 1,2% van de totale schuldenlast bedraagt, in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank heeft het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toegewezen en de verzoeken tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet meer besproken, aangezien het dwangakkoord nu is vastgesteld.
De rechtbank heeft NEM veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, omdat er geen griffierecht verschuldigd was en verzoekers niet door een procureur zijn bijgestaan. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat NEM direct moet instemmen met de aangeboden schuldregeling.