ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ3885

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
615990 cv 10-5985
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en aansprakelijkheid bij brandstofaankoop door leasemaatschappij

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 30 maart 2011, stond de vraag centraal of de leasemaatschappij ING Car Lease Nederland B.V. aansprakelijk was voor de kosten van brandstof die op 13 juni 2009 was getankt. De tegenpartij, Weidenaar Tankstations Deventer B.V., had een vordering ingesteld tegen ING, omdat zij meende dat ING verantwoordelijk was voor de brandstofkosten, ondanks dat de auto op naam van een leasemaatschappij stond. De kantonrechter oordeelde dat ING niet in haar bewijsopdracht was geslaagd. ING had aangetoond dat de auto, waarvoor de brandstof was getankt, niet in haar macht was, maar in die van Getronics Nederland B.V. De kantonrechter concludeerde dat Getronics als gebruiker van de auto moest worden aangemerkt en dat Weidenaar geen aanspraak kon maken op de gegevens van de berijder, die door ING niet was verstrekt. De rechter vernietigde het eerdere vonnis van 16 juni 2010 en wees de vordering van Weidenaar af. Tevens werd ING veroordeeld in de proceskosten van Weidenaar, die op dat moment waren begroot op € 536,89, inclusief een bedrag van € 400,00 voor de gemachtigde van Weidenaar. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Breda
zaak/rolnr.: 615990 CV EXPL 10-5985
vonnis d.d. 30 maart 2011
inzake
de besloten vennootschap ING CAR LEASE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
opposante,
gemachtigde: mr. E.A. van de Kuilen-Stap, advocaat te Breda,
tegen
de besloten vennootschap WEIDENAAR TANKSTATIONS DEVENTER B.V.,
statutair gevestigd te Lelystad, kantoorhoudende te Deventer,
geopposeerde,
gemachtigde: mr. W.R.H. Donderwinkel, gerechtsdeurwaarder te Apeldoorn.
1. Het verdere verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 19 januari 2011 en de daarin genoemde stukken;
b. de akte met producties van opposante;
c. de antwoordakte met productie.
2. De verdere beoordeling
2.1 ING was toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het vooralsnog vaststaande feit, dat zij op 13 juni 2009 brandstof had gekocht bij Weidenar tot een bedrag van € 21,25. ING heeft stukken in het geding gebracht, waaruit blijkt, dat de auto, waarvoor de brandstof op 13 juni 2009 bestemd was, met kenteken 47-RP-KV, in de periode vanaf 15 juli 2005 tot 5 augustus 2009 geleasd was door Getronics Nederland B.V. Zij stelt, dat zij aldus bewezen heeft, dat de auto op 13 juni 2009 niet door haar werd gebruikt, laat staan dat zij brandstof bij Weidenaar had gekocht. ING heeft de naam van de berijder uit de in het geding gebrachte stukken verwijderd.
2.2 Weidenaar is van oordeel dat ING niet in het haar opgedragen bewijs geslaagd is, omdat zij de naam van de berijder niet bekend heeft gemaakt. Indien de kantonrechter zou oordelen dat ING in het haar opgedragen bewijs geslaagd is, is Weidenaar van oordeel, dat ING in de kosten van de zaak moet worden veroordeeld.
2.3 Naar het oordeel van de kantonrechter is ING geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Zij heeft bewezen, dat op 13 juni 2009 de bewuste auto, waarvoor benzine is getankt, niet in haar ‘macht’ was, maar in die van Getronics. Laatstgenoemde moet als de gebruiker van de auto, waarvoor de benzine werd getankt, worden aangemerkt en zij komt voor de beantwoor-ding van de vraag wie de brandstof gekocht heeft in de plaats van de kentekenhouder. Het feit, dat ING bij het opmaken van de overeenkomst de naam van de berijder heeft genoteerd was kennelijk voor haar administratie van belang, maar Weidenaar kan geen aanspraak maken op het verschaffen van dat gegeven. Daar komt bij dat het in zekere zin ook toevallig is of kan zijn, dat dit gegeven bij ING als leasemaatschappij bekend was, omdat uit de kopie van het scherm, waarin de gegevens met betrekking tot de onderhavige overeenkomst staan vermeld, blijkt, dat door ING ook ‘aangevinkt’ had kunnen worden: diverse gebruikers. Ten slotte is het de kantonrechter niet bekend of het vermelden van de naam van een gebruiker betekent, dat hij of zij bij uitsluiting van andere werknemers van Getronics de gebruiker van de auto is. Partijen hebben hierover niets gesteld.
De conclusie is dat de vordering van Weidenaar alsnog moet worden afgewezen en mitsdien het verstekvonnis moet worden vernietigd.
2.4 De kantonrechter is met Weidenaar van oordeel dat ING in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld. Uit het tussenvonnis van 19 januari 2011 blijkt, dat de kanton-rechter van oordeel is, dat ING, als kentekenhouder, in het geval, waarin zij niet zelf getankt heeft, aan de deurwaarder opgave had moeten doen aan wie of aan welke onderneming de betreffende auto geleasd was. ING heeft dat nagelaten en heeft pas onder de druk van een bewijsopdracht de naam van de cliënt bekend gemaakt. Bij de vaststelling van het gemach-tigdensalaris houdt de kantonrechter rekening met het feit, dat het partijen klaarblijkelijk niet enkel te doen was om een uitspraak te verkrijgen in deze zaak, maar meer in het algemeen wilden weten hoe een rechterlijk oordeel in dit type zaken luidt.
3. De beslissing
De kantonrechter:
vernietigt het vonnis van de Rechtbank Breda, team kanton Breda van 16 juni 2010, gewezen tussen Weidenaar als eiseres en ING als gedaagde;
opnieuw recht doende:
wijst de vordering van Weidenaar af;
veroordeelt ING in de kosten van dit geding, aan de zijde van Weidenaar tot op heden begroot op € 536,89, daarin begrepen een bedrag van € 400,00 als salaris voor de gemachtigde van Weidenaar;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling in de kosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Ruijter, en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2011.