ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ0011
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk inzake kostenvergoeding bezwaar onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de waardering van zijn onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2010. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte een te laag bedrag aan kosten voor rechtsbijstand en deskundige had vergoed. De rechtbank stelde de totale proceskostenvergoeding vast op € 644,75, waarbij de heffingsambtenaar al een bedrag van € 179,50 had vergoed. Dit resulteerde in een te betalen bedrag van € 465,25 aan de belanghebbende.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de kosten van rechtsbijstand en deskundige moeten worden vastgesteld op basis van de redelijkheid en de geldende regelgeving. De rechtbank oordeelde dat de zaak niet van zeer lichte aard was, zoals de heffingsambtenaar had betoogd, maar van gemiddeld gewicht. Dit had invloed op de berekening van de te vergoeden kosten. De rechtbank heeft ook de uren die aan de taxatie zijn besteed in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat 3,5 uren redelijk waren, in tegenstelling tot de door de heffingsambtenaar voorgestelde 2,5 uren.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling en de vergoeding van het griffierecht aan de belanghebbende gelast, wat de financiële gevolgen van de uitspraak onderstreept.