ECLI:NL:RBBRE:2011:BP7689

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
10 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
643610 vv 11-16
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling van werknemer na onterecht non-actiefstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 10 maart 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een werknemer, en gedaagde, de besloten vennootschap Ice-World International B.V. Eiser was sinds 1 februari 2008 in dienst bij Ice-World en werd op 20 januari 2011 op non-actief gesteld door de CEO, dhr. [Z], met als reden de wens tot verjonging van het team. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze non-actiefstelling en vorderde wedertewerkstelling, onderbouwd met de stelling dat er geen legitieme reden was voor zijn schorsing en dat hij niet op de hoogte was gesteld van vermeende tekortkomingen in zijn functioneren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen deugdelijke communicatie heeft plaatsgevonden tussen partijen over de redenen voor de non-actiefstelling. De rechtbank oordeelde dat de redenen die Ice-World aanvoerde voor de ontslagaanzegging, zoals onvoldoende functioneren, niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen functioneringsgesprekken hadden plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de non-actiefstelling van eiser onterecht was en dat hij recht had op wedertewerkstelling.

De rechtbank heeft Ice-World veroordeeld om eiser binnen twee dagen na betekening van het vonnis toe te laten tot het uitoefenen van zijn werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 100.000,00. Tevens werd Ice-World veroordeeld in de proceskosten van eiser, die tot dat moment waren begroot op € 568,81, waaronder € 400,00 voor de gemachtigde van eiser. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en de zorgplicht van werkgevers bij het nemen van disciplinaire maatregelen tegen werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 643610 VV EXPL 11-16
vonnis in kort geding d.d. 10 maart 2011
inzake
[Eiser], wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mw.mr. N. van Vliet, advocaat te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ICE-WORLD INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Baarn,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. Hovingh, advocaat te Alkmaar.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
? de dagvaarding van 8 februari 2011, met producties;
? de brief van de zijde van gedaagde van 25 februari 2011, met producties;
? de mondelinge behandeling van het geding ter terechtzitting van 1 maart 2011, waarbij aanwezig waren eiser, vergezeld van zijn echtgenote en zijn adviseur, [X], en bijgestaan door mr. Van Vliet, en namens gedaagde [Y], directeur Ice-World Benelux, bijgestaan door mr. Hovingh.
De inhoud van deze stukken, alsmede van de door beide gemachtigden overgelegde pleitnotities, geldt als hier ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, wordt, voor zover nodig, hierna teruggekomen.
2. Het geschil
Eiser, verder te noemen “[Eiser]”, vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde, verder te noemen “Ice-World”, te veroordelen [Eiser] toe te laten tot het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, alsmede Ice-World te veroordelen in de kosten van het geding.
Ice-World weerspreekt de vordering met de inhoud van het inmiddels door haar ingediende verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
3. De voorlopige beoordeling
3.1 Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weerspro-ken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
a. vanaf 1995 verricht de thans 58-jarige [Eiser], al dan niet via zijn besloten vennootschap Art-Pij B.V., werkzaamheden ten behoeve van, alsmede tezamen met de (voormalige) vennootschap(pen) van de directeur van Ice-World;
b. als gevolg van deze werkzaamheden is [Eiser] in de problemen geraakt met zijn toenmalige werkgever, de gemeente Etten-Leur, die hem heeft ontslagen in augustus 2007;
c. [Eiser] is op 1 februari 2008 in dienst getreden van Ice-World Benelux, en op 1 juli 2009 van Ice-World International, in de functie van mager operations tegen een salaris van € 4.725,00 bruto per maand, vermeerderd met vakantietoeslag;
d. Ice-World is ontstaan door intensieve samenwerking van de heer [Z] en [Eiser];
e. een brief van [A], managing director Ice-World, van 4 november 2010 luidt, voor zover hier van belang: “Mr. [Eiser] is very capable and we are happy that we have such a skilled employee”;
f. op 20 januari 2011 is [Eiser] door dhr. [Z], CEO Ice-World, ontslag aangezegd in verband met de wens tot verjonging van het team, en vrijgesteld van het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden;
g. bij brief van 21 januari 2011 van dhr. [Z] is het voornemen tot ontslag aan [Eiser] bevestigd en daarin is voorts vermeld, voor zover hier van belang: “De moeilijke en snel veranderende markt maakt deze stap onvermijdelijk”, en voorts is hem in deze brief een beëindigingsvoorstel gedaan;
h. [Eiser] heeft bij e-mailbericht van 21 januari 2011 aan dhr. [Z] aangeboden zijn werkzaamheden te hervatten, en op 27 januari 2011 bij e-mailbericht bezwaar gemaakt tegen het aangezegde ontslag;
i. een e-mailbericht van dhr. [Z] aan [Eiser] van 1 februari 2011 luidt, voor zover hier van belang: “(…) de zaak heeft slecht gedraaid en we moeten op veel fronten een stap terug doen. De bomen groeiden vroeger tot in de hemel maar dat is voorbij zo lijkt het.”;
j. Ice-World heeft op 25 februari 2011 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen ingediend, op grond van een verandering in de omstandigheden, bestaande uit een verstoorde arbeidsverhouding.
3.2 [Eiser] baseert zijn vordering op bovengenoemde feiten. Omdat hem de toegang tot het bedrijfsgebouw is ontzegd stelt hij spoedeisend belang te hebben bij zijn vordering.
[Eiser] stelt dat Ice-World geen legitieme reden had om hem op non-actief te stellen en dat zij draait waar het gaat om de reden van de voorgenomen beëindiging van de arbeids-overeenkomst. Schorsing vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband, is volgens [Eiser] niet toegestaan. [Eiser] stelt voorts dat de verwijten die hem worden gemaakt in het ontbindingsverzoek, vooraf nimmer met hem zijn besproken, waardoor zijn conclusie is dat hij zonder rechtsgrond is geschorst. [Eiser] betwist bovendien de aan hem gerichte verwijten, onder meer op grond van de brief van dhr. [A], hierboven genoemd sub 3.1.e. Voor zover zijn arbeidsovereenkomst zou moeten worden ontbonden op grond van bedrijfseconomische omstandigheden, weerspreekt [Eiser] die noodzaak, eerstens omdat er onlangs nog nieuwe mensen zijn aangenomen, en daarnaast rijmt dit niet met het eerdere voorstel om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen.
3.3 Ice-World voert ter zitting aan dat er wel degelijk een legitieme reden was om [Eiser] op non-actief te stellen, namelijk het feit dat [Eiser] al langere tijd niet voldoet, hetgeen is uiteengezet in het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dat zij als verweer in de onderhavige procedure in het geding heeft gebracht. Nu een andere kanton-rechter op korte termijn dient te beslissen op het ontbindingsverzoek ontvalt het spoedeisend belang aan de vordering van [Eiser], aldus Ice-World. Subsidiair voert Ice-World aan dat, indien de vordering zou worden toegewezen, de gevorderde dwangsommen dienen te worden gematigd danwel gemaximeerd.
3.4 Gelet op het diffamerende karakter van een op non-actief stelling is voldoende aanneme-lijk dat [Eiser] spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Het ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst doet daaraan niet af. [Eiser] kan derhalve worden ontvangen in zijn vordering.
3.5 [Eiser] heeft zich verzet tegen gelijktijdige behandeling van het ontbindingsverzoek met zijn vordering in kort geding, zodat de voorgenomen ontbinding van de arbeidsovereenkomst thans geen bespreking behoeft.
3.6 Voordat inhoudelijk op de vordering is ingegaan, is partijen in overweging gegeven hun zaak voor te leggen aan een mediator. Ice-World heeft hierop verklaard bereid te zijn tot overleg met [Eiser] over de beëindiging van het dienstverband, maar niet over terugkeer op het werk. De vordering dient derhalve inhoudelijk te worden beoordeeld. Hiertoe dienen de volgende overwegingen.
3.7 De reden die Ice-World thans geeft voor de ontslagaanzegging en de daarmee verband houdende op non-actief stelling van [Eiser], het door hem al langere tijd onvoldoende functioneren, is volgens Ice-World op een aardige manier door dhr. [Z] getracht aan [Eiser] duidelijk te maken. Volgens [Eiser] is echter in het geheel niet over zijn functioneren gesproken. Voor zover het door Ice-World gestelde al juist zou zijn, kan dan ook worden geconcludeerd dat dhr. [Z] niet in zijn opzet is geslaagd.
Gesteld noch gebleken is dat er tussen Ice-World en [Eiser] voorafgaand aan de op non-actief stelling gecommuniceerd is over de diverse redenen die in de onderhavige kwestie genoemd zijn. Evenmin hebben functioneringsgesprekken tussen partijen plaatsgevonden. Voorts blijkt nergens uit dat [Eiser] anderszins zou zijn meegedeeld dat hij onvoldoende zou functioneren. De bij het verzoekschrift gevoegde verklaringen zijn alle afkomstig van managers/directeuren van Ice-World en worden geacht te zijn opgesteld ter onderbouwing van de gronden in het ontbindingsverzoek. Bovendien staat de verklaring van dhr. [A] haaks op de inhoud van zijn brief, genoemd sub 3.1.e., waardoor aan de inhoud van zijn laatste verklaring kan worden getwijfeld, ten minste voor zover die het functioneren van [Eiser] betreft. Voor zover er al klachten zouden zijn omtrent het functioneren van [Eiser], blijkt nergens uit dat hij in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren, hetgeen toch op de weg van Ice-World als goed werkgever had gelegen.
Feit is dat de reden voor de op non-actief stelling niet deugdelijk met [Eiser] is gecommuni-ceerd. Wat begon als de noodzaak tot verjonging van het team, werd later een bedrijfsecono-mische noodzaak vanwege een veranderende markt, en vervolgens groeiden de bomen niet meer tot in de hemel, terwijl ter terechtzitting het functioneren van [Eiser] de reden zou zijn.
Het voorgaande getuigt van slecht werkgeverschap van Ice-World.
3.8 Geconcludeerd wordt dan ook dat er geen deugdelijke reden is geweest voor het op non-actief stellen van [Eiser], waardoor voldoende aannemelijk is dat deze voor [Eiser] totaal onverwacht kwam. Wangedrag van [Eiser] is niet aan de orde en gesteld noch gebleken is dat Ice-World wegens gebrek aan werkzaamheden [Eiser] heeft kunnen vrijstellen van werkzaamheden. Evenmin is gesteld of gebleken dat wedertewerkstelling van [Eiser] tot een onwerkbare situatie zou leiden. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat [Eiser], mede gelet op de historie van Ice-World en de betrokkenheid van [Eiser] daarbij, ten onrechte en volkomen onverwacht op non-actief is gesteld. Als gevolg van dit alles dient zijn vordering tot wedertewerkstelling te worden toegewezen.
3.9 Teneinde Ice-World voldoende te bewegen aan het vonnis gehoor te geven zal de gevorderde dwangsom worden toegewezen. Wel zal hieraan een maximum worden verbonden van € 100.000,00.
4. De kosten
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Ice-World in de aan de zijde van [Eiser] gevallen kosten van de procedure worden veroordeeld.
5. De beslissing bij wege van voorlopige voorziening
De kantonrechter:
veroordeelt Ice-World om [Eiser] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot het uitoefenen van de overeengekomen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 100.000,00;
veroordeelt Ice-World in de aan de zijde van [Eiser] gevallen kosten van dit geding, tot deze uitspraak begroot op € 568,81 waaronder € 400,00 als salaris voor de gemachtigde van [Eiser];
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.