ECLI:NL:RBBRE:2011:BP5923
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Kooijman
- A. van Gessel
- J. Ebben
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak door gebrek aan bewijs
In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, heeft de Rechtbank Breda op 25 februari 2011 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had gesteld dat de aangifte van het slachtoffer steun vond in de verklaringen van getuigen, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De verklaringen van de getuigen waren inconsistent en boden geen voldoende steun voor de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank wees op de chronologische inconsistenties in de verklaringen en concludeerde dat er geen ander bewijsmateriaal beschikbaar was dat de aangifte kon ondersteunen.
De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende handelingen, wat het bewijs bemoeilijkt. De rechtbank wees op de wettelijke vereisten voor bewijsvoering, waarbij de verklaring van één getuige niet voldoende is zonder steunbewijs. Gezien het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.