ECLI:NL:RBBRE:2011:BP5923

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-628606-09
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. van Gessel
  • J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak door gebrek aan bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, heeft de Rechtbank Breda op 25 februari 2011 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had gesteld dat de aangifte van het slachtoffer steun vond in de verklaringen van getuigen, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De verklaringen van de getuigen waren inconsistent en boden geen voldoende steun voor de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank wees op de chronologische inconsistenties in de verklaringen en concludeerde dat er geen ander bewijsmateriaal beschikbaar was dat de aangifte kon ondersteunen.

De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende handelingen, wat het bewijs bemoeilijkt. De rechtbank wees op de wettelijke vereisten voor bewijsvoering, waarbij de verklaring van één getuige niet voldoende is zonder steunbewijs. Gezien het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 628606-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 februari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Van Elk de Freese, advocaat te Cuijk
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 februari 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer]htoffer] die op dat moment jonger dan 16 jaren was dan wel dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer]htoffer] die een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens heeft, waardoor zij niet haar wil kan bepalen en/of kenbaar kan maken en/of geen weerstand kan bieden.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer]htoffer] consistent en authentiek is. De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaringen afgelegd door [[getuige]]
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat er in het dossier behalve de aangifte geen ander wettig bewijsmiddel voorhanden is. Daarnaast heeft de verdediging ernstige twijfel aan de inhoud van deze aangifte, omdat niet duidelijk is geworden op welk moment de vermeende ontuchtige handelingen zijn verricht. Verdachte dient daarom integraal vrijgesproken te worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is een zedendelict tenlastegelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Dit brengt met zich dat, bij een ontkennende verdachte, veelal slechts de (getuigen)verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (vgl. HR 26 januari 2010, LJN BK2094).
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de aangifte van [slachtoffer]htoffer] steun vindt in de verklaringen van [getuige] en [getuige].
De rechtbank volgt de officier van justitie in dat standpunt niet. Naar het oordeel van de rechtbank komt de verklaring die door [getuige] is afgelegd op essentiële punten, met name voor wat betreft de chronologische volgorde waarop het één en ander gebeurd zou zijn, niet overeen met de aangifte van [slachtoffer]. [getuige] heeft namelijk verklaard dat hij enkele dagen voor de ontvangst van een sms’je van 19 augustus 2009 van verdachte, waarin verdachte hem vraagt te zeggen dat hij bij [getuige] was, van verdachte heeft gehoord dat hij dingen met [slachtoffer] had gedaan. [slachtoffer] heeft echter verklaard dat de seksuele handelingen zijn begonnen nadat ze bij de GGZ is geweest, terwijl uit het dossier blijkt dat het bezoek aan de GGZ op 20 augustus 2009 heeft plaatsgevonden. Deze verklaring laat mitsdien twijfel open en de rechtbank zal die verklaring daarom niet als bewijsmiddel gebruiken. Datzelfde geldt voor de ver[getuige]] Zij heeft bij de politie verklaard dat verdachte tegen haar gezegd zou hebben dat hij [slachtoffer] gezoend heeft. Later heeft zij verklaard dit van de (stief)vader van [slachtoffer] te hebben gehoord. Verdachte heeft weliswaar zowel bij de politie als ter zitting bevestigd dat [slachtoffer] hem een zoen op de lippen van zijn mond had gegeven, maar dat er geen sprake is geweest van een tongzoen en ook dat hij [slachtoffer] direct heeft weggeduwd. Ook de verklaring van [getuige] laat mitsdien twijfel open en de rechtbank zal ook die verklaring daarom niet als bewijs gebruiken.
Nu er buiten hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd geen ander bewijsmateriaal beschikbaar is dat voldoende steun geeft aan de verklaring van [slachtoffer]htoffer], kan de rechtbank niet anders dan tot het oordeel komen dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van de onder primair en subsidiair tenlastegelegde feiten te komen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Van Gessel en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 februari 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode 01 augustus 2009 tot en met 12 september 2009 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of in de gemeente Den Bosch, althans
in Nederland, met [slachtoffer]htoffer] (geboren [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, meermalen een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte [slachtoffer]htoffer]:
- gevingerd en/of
- zijn tong in haar vagina gebracht en/of met zijn tong op/tegen haar vagina
heeft gevoeld en/of bewogen en/of
- haar borsten betast en/of gevoeld en/of in haar borsten geknepen en/of
- (een) foto's van haar(ontblote) vagina gemaakt en/of
- ge(tong)zoend
art 245 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 01 augustus 2009 tot en met 12 september 2009 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, althans in Nederland, met [slachtoffer]htoffer] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en/of aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens lijdt, dat zij niet of onvolkomen is haar wil daaromtrent te bepalen en/of kenbaar te maken en/of daartegen weerstand te bieden, (meermalen) buiten echt een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd en/of die [slachtoffer] tot het plegen of dulden van (een) zodanige handeling(en) buiten echt heeft verleid, bestaande die, met [slachtoffer] verrichte, ontuchtige handeling(en) uit:
- vingeren en/of
- zijn tong in de vagina brengen en/of zijn tong op/tegen de vagina houden en/of bewegen en/of
- het betasten van en/of voelen aan en/of knijpen in de borsten en/of
- een hand van [slachtoffer] in zijn hand nemen en die op zijn geslachtsdeel leggen en/of
- het maken van (een) foto('s) van haar (ontblote) vagina en/of
- (tong)zoenen en/of
- op de billen tikken