ECLI:NL:RBBRE:2011:BP5717

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202092 HAZAZ 09-584
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van fabrikant voor schade door niet-ondergeschikte keukenmonteur

In deze zaak, uitgesproken op 16 februari 2011 door de Rechtbank Breda, staat de aansprakelijkheid van de fabrikant van keukens, Keller Keukenfabriek BV, centraal. De eisers, Advemo en Allianz Nederland Schadeverzekering NV, vorderen een verklaring voor recht dat Keller aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door een brand in de showroom van Ubbens Bouwstoffen te Emmen op 18 september 2008. De brand zou zijn veroorzaakt door een fout van de keukenmonteur [Q], die in opdracht van een aan Keller gelieerde vennootschap de keukens had geplaatst. De rechtbank onderzoekt of er sprake is van een eenheid van onderneming tussen Keller en de niet-ondergeschikte keukenmonteur, en of Keller aansprakelijk kan worden gehouden op grond van artikel 6:171 BW van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat de aansprakelijkheid van Keller niet alleen kan worden gebaseerd op de ondergeschiktheid van [Q], maar ook op de omstandigheden die wijzen op een vereenzelviging van de gedragingen van [Q] met die van Keller. De rechtbank draagt Advemo op te bewijzen dat [Q] de steker van de Miele koffieautomaat niet volledig in de wandcontactdoos heeft gestoken, en houdt verdere beslissingen aan in afwachting van deze bewijsvoering. De zaak benadrukt de complexiteit van aansprakelijkheid in situaties waar niet-ondergeschikten betrokken zijn bij de uitvoering van werkzaamheden voor een onderneming.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 202092 / HA ZA 09-584
Vonnis van 16 februari 2011
in de zaak van
1. [eiser 1] h.o.d.n. ADVEMO,
wonende te Emmen,
2. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Rotterdam,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. J.J. van Vliet,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KELLER KEUKENFABRIEK BV,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het vrijwaringsincident,
advocaat mr. H.G.A.M. Spoormans.
Eisers zullen hierna veelal Advemo en Allianz genoemd worden en gezamenlijk aangeduid worden als Advemo c.s.. Gedaagde zal Keller genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 oktober 2009 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van de op 9 maart 2010 gehouden comparitie en de daaraan gehechte stukken;
- de conclusie van repliek met vijf producties;
- de door Keller genomen akte uitlating wijziging eis met een productie;
- het extract uit het audiëntieblad van de rolzitting van 30 juni 2010, waaruit blijkt dat de rolrechter de eiswijziging toestaat;
- de conclusie van dupliek met vier producties;
- het extract uit het audiëntieblad van de rolzitting van 3 november 2010, waaruit blijkt dat de rolrechter verval van het recht heeft verleend om een akte uitlating producties te nemen, en de rolkaart waaruit blijkt dat die beslissing is herroepen;
- de akte uitlating producties, tevens overlegging producties van Advemo c.s., met een productie;
- de akte uitlating productie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1. Advemo c.s. vorderen na wijziging van hun eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad – samengevat – een verklaring voor recht dat Keller aansprakelijk is voor de gevolgen van de brand in de showroom van Ubbens Bouwstoffen te Emmen op 18 september 2008 en veroordeling van Keller tot vergoeding van de door Advemo c.s. als gevolg van die brand geleden en te lijden schade, op te maken bij staat, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2. Keller voert verweer en heeft geconcludeerd eisers niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eisers, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, inclusief nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
in de hoofdzaak:
3.1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
a) In 2006 heeft een verbouwing plaatsgehad in de keukenshowroom van een bedrijfspand van Ubbens Bouwstoffen (hierna: Ubbens) te Emmen. In het kader daarvan zijn de aanwezige keukens verwijderd en zijn er nieuwe scheidingswanden gemaakt om andere keukens te kunnen plaatsen. De elektrotechnische werkzaamheden bij de verbouwing, waaronder het aanbrengen van aansluitingen voor de in de keukens aanwezige inbouwapparatuur, zijn verricht door Hummel Elektrotechniek BV te Emmen (hierna: Hummel).
b) Keller houdt zich volgens het handelsregister bezig met het “vervaardigen, verhandelen en aanbrengen van keukens, keukeninrichtingen, kasten en aanverwante artikelen”. Medio 2006 heeft zij vijf showroomkeukens aan Ubbens geleverd.
c) Van 17 juli 2006 t/m 23 juli 2006 en van 7 augustus 2006 tot omstreeks 13 augustus 2006 heeft de heer [Q] (hierna: [Q]), bijgestaan door twee andere keukenmonteurs (Oomen Keukenmontage en Damavé Keukenmontage), in opdracht van TGK Keukenmontage BV (hierna: TGK), een aan Keller gelieerde vennootschap, de vijf keukens in de showroom van Ubbens geplaatst en gemonteerd. [Q] heeft deze werkzaamheden verricht in hoedanigheid van ‘ZZP-er’.
d) Eén van de keukens, welke door de rechtbank in navolging van partijen als ‘keuken nr. 1’ zal worden aangeduid, bestond uit een kastenwand voor de inbouw van apparatuur, waaronder een vaatwasser, een magnetron en een koffieautomaat van het merk Miele. Het was de bedoeling dat de werking van deze apparaten aan het publiek gedemonstreerd zou kunnen worden. [Q] heeft deze apparaten, waaronder de Miele koffieautomaat, in keuken nr. 1 geplaatst. De koffieautomaat was op 12 juli 2006 door Miele Nederland rechtstreeks aan Ubbens geleverd.
e) Op 18 september 2006 is brand ontstaan ter plaatse van keuken nr. 1.
f) Advemo huurde boven de showroom bedrijfsruimte voor zijn adviesbureau op het gebied van inrichtingen van woningen en bedrijven.
g) Als gevolg van de brand heeft Advemo schade geleden.
h) Advemo had ten tijde van de brand een ‘bedrijfsschadeverzekering’ en een ‘bedrijfsuitrusting- en goederenverzekering’ bij Allianz. In opdracht van Allianz is de schade van Advemo door Toplis Hettema BV vastgesteld op EUR 100.684,00 (producties 3 en 4 dagvaarding).
i) In opdracht van de (expert van de) verzekeraar van Ubbens heeft Gorissen en Van der Zande Schadeonderzoek onderzoek verricht naar de oorzaak van de brand. In het naar aanleiding van dit onderzoek opgemaakte rapport van 24 oktober 2006 (productie 5 dagvaarding), waarin met ‘koffieautomaat’ gedoeld is op de hiervoor genoemde Miele koffieautomaat, is als conclusie vermeld (pagina 7 en 8):
“(…)
• Gezien het vastsmelten van de stekerpennen van de steker van de koffieautomaat aan de aansluitklemmen van de wandcontactdoos, moet geconcludeerd worden dat de brand is ontstaan in de betreffende wandcontactdoos. Het brandbeeld verdraagt zich daar mee.
• Het vastsmelten werd veroorzaakt door een overgangsweerstand ten gevolge van een slecht contact.
• Dit slechte contact ontstond door het niet volledig insteken van de steker in de wandcontactdoos, al dan niet in combinatie met een slecht contact van de aansluitklemmen in de nieuwe wandcontactdoos.
• De kasten zijn ongeveer 60 cm diep. Daardoor dient men die afstand vanaf de voorzijde via de verwijderde plint met de hand en de arm te overbruggen om de steker in de wandcontactdoos te steken.
(…)”
j) Advemo en Allianz hebben Keller aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de brand geleden schade, waarbij Allianz stelt dat zij een deel van de door Toplis Hettema vastgestelde schade aan Advemo heeft vergoed.
3.2. Advemo en Allianz leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [Q] ter uitoefening van het bedrijf van Keller de steker van het Miele koffieapparaat niet volledig in de wandcontactdoos heeft gestoken en dat hij daardoor jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. Het onzorgvuldig handelen van [Q] heeft volgens eisers in het maatschappelijk verkeer te gelden als een onrechtmatige daad van Keller, dan wel komt die op grond van artikel 6:171 BW voor risico van Keller. Voor zover de vorderingen zien op de aansprakelijkheid jegens Allianz, stellen eisers dat Allianz op grond van de met Advemo gesloten verzekeringsovereenkomsten een bedrag van EUR 64.967,03 aan Advemo heeft uitgekeerd en dat Allianz in zoverre op grond van artikel 7:962 BW is gesubrogeerd in de rechten van Advemo. De overige schade is voor rekening van Advemo gebleven, aldus eisers. Advemo en Allianz stellen verder dat als gevolg van de fout van [Q] een overgangsweerstand is ontstaan tussen de pennen van de steker en de klemmen van de wandcontactdoos waardoor kleine vonkjes gevormd zijn en waarbij de temperatuur is opgelopen tot circa 3000 °C. Volgens hen is de brand daardoor veroorzaakt. Zij beroepen zich op het hiervoor genoemde rapport van Gorissen & Van der Zande. Eisers stellen ten slotte buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 BW gemaakt te hebben, onder meer bestaande in de kosten van Toplis Hettema en die van hun raadsman. Zij maken aanspraak op vergoeding van deze kosten, alsmede op vergoeding van de wettelijke rente over de schade vanaf de datum van de brand.
3.3. Keller betwist dat Allianz gesubrogeerd is in de vorderingen van Advemo. Keller betwist verder dat [Q] de steker van de koffieautomaat (onvolledig) in de wandcontactdoos heeft gedaan, alsmede dat [Q] of zij zelf daardoor onrechtmatig jegens eisers hebben gehandeld. Voorts weerspreekt Keller dat [Q] de koffieautomaat in haar opdracht en in de uitoefening van haar bedrijf heeft geplaatst en aangesloten, zoals vereist is voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:171 BW. Verder betwist Keller dat de brand een gevolg is van de gestelde fout van [Q] zoals weergegeven in het rapport van Gorissen en Van der Zande. Volgens Keller is het evenmin redelijk om schade als gevolg van die fout toe te rekenen aan haar of [Q]. Keller betwist ten slotte dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen.
3.4. Eisers hebben aansprakelijkheid zowel gegrond op artikel 6:171 BW als op artikel 6:162 BW. Volgens hen is Keller voor de gedragingen van [Q] niet slechts aansprakelijk in haar hoedanigheid van opdrachtgever, maar dienen die gedragingen onder de gegeven omstandigheden ‘naar algemene maatstaven in het maatschappelijke verkeer’ als gedragingen van Keller te worden aangemerkt, zodat Keller zelf onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Zij noemen als omstandigheden dat Keller de keukens zou leveren, monteren en gebruiksklaar zou opleveren, dat voor de montage min of meer ‘toevallig’ gebruik is gemaakt van een zelfstandige in plaats van eigen personeel en dat dit laatste voor alle betrokkenen onbekend was. Volgens eisers is daarom sprake van ‘vereenzelviging naar buiten toe’ van Keller en [Q].
3.5. Tijdens de comparitie hebben eisers uitdrukkelijk naar voren gebracht dat aan hun vorderingen feitelijk slechts ten grondslag is gelegd een fout van [Q], bestaande in het niet volledig insteken van de steker van de Miele koffieautomaat in de daarvoor bestemde wandcontactdoos. Verder is tussen partijen niet (langer) in geschil dat [Q] de keukens als zelfstandige, en niet als ondergeschikte van Keller, gemonteerd heeft.
3.6. In artikel 6:171 BW is bepaald dat, indien een niet-ondergeschikte die in opdracht van een ander werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf verricht, jegens een derde aansprakelijk is voor een bij die werkzaamheden begane fout, ook die ander jegens de derde aansprakelijk is. Deze bepaling gaat ervan uit dat de aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor daden van een niet-ondergeschikte, een aansprakelijkheid voor andermans en niet voor eigen daad is. De door Advemo en Allianz gestelde omstandigheden kunnen weliswaar van belang zijn voor de toepasselijkheid van artikel 6:171 BW en daarmee voor de aansprakelijkheid van Keller voor daden van [Q], maar die omstandigheden brengen niet mee dat onrechtmatige gedragingen van [Q] als gedragingen van Keller moeten worden aangemerkt of dat [Q] en Keller in zoverre vereenzelvigd dienen te worden. Nu Advemo en Allianz overigens geen concrete onrechtmatige gedragingen van Keller zelf hebben gesteld, vormt artikel 6:162 BW geen zelfstandige grondslag voor de vorderingen van eisers en dienen deze aan de hand van artikel 6:171 BW beoordeeld te worden.
3.7. Keller heeft er terecht op gewezen dat artikel 6:197 lid 2 BW (Tijdelijke regeling verhaalsrechten) bepaalt dat rechten uit artikel 6:171 BW, behoudens in een zich hier niet voordoend geval, niet vatbaar zijn voor subrogatie krachtens artikel 7:962 BW. Nu, zoals hiervoor is overwogen, de vorderingen van Advemo niet op artikel 6:162 BW gebaseerd kunnen worden maar beoordeeld dienen te worden aan de hand van artikel 6:171 BW, is Allianz niet gesubrogeerd in de vorderingen van Advemo. Bij een te wijzen eindvonnis zullen de vorderingen van Allianz daarom afgewezen worden. In verband hiermee zal de rechtbank hierna nog slechts Advemo als eiser noemen.
3.8. Ter onderbouwing van zijn stelling dat [Q] de steker van de Miele koffieautomaat niet volledig in de wandcontactdoos heeft gestoken die tegen de onderplint van de scheidingswand waartegen de keuken stond gemonteerd was, heeft Advemo verwezen naar schriftelijke verklaringen van Ubbens en Hummel. Ubbens heeft verklaard (productie 8 dagvaarding) dat Keller de inbouwapparatuur heeft geplaatst en aangesloten en dat de daarvoor benodigde wandcontactdozen ten tijde van de montage aanwezig waren. Ook Hummel heeft verklaard dat die wandcontactdozen toen al aanwezig waren, alsmede dat medewerkers van Keller “aansluitsnoeren” bij Hummel hebben opgehaald. Volgens Advemo blijkt uit het rapport van Gorissen en Van der Zande dat de Miele koffieautomaat was aangesloten op de hiervoor genoemde wandcontactdoos en is het niet logisch dat die wandcontactdoos gelet op de plaats daarvan ná de montage van de keuken is aangebracht.
3.9. Keller heeft gemotiveerd betwist dat [Q] de steker (onvolledig) in een wandcontactdoos heeft gedaan. Zij heeft onder andere verwezen naar een verklaring van [Q] (productie 2B conclusie van antwoord en productie 6 conclusie van dupliek), waarin vermeld is dat de keukens al gemonteerd waren voordat de bij de verbouwing betrokken elektricien (Hummel) de nodige wandcontactdozen had geplaatst en dat [Q] geen stekers van de ingebouwde apparaten in die dozen heeft gedaan.
3.10. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op Advemo de bewijslast van haar stelling dat [Q] de steker niet volledig in de wandcontactdoos heeft geplaatst, nu zij zich beroept op het daaraan verbonden rechtsgevolg (aansprakelijkheid Keller). Dit bewijs kan niet op voorhand ontleend worden aan de stukken waarnaar Advemo verwezen heeft. De rechtbank zal Advemo bewijs opdragen van zijn stelling.
3.11. Indien zou komen vast te staan dat [Q] de steker van de Miele koffieautomaat niet volledig in de wandcontactdoos heeft gestoken, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank toerekenbaar onrechtmatig jegens Advemo gehandeld. Uit het rapport van Gorissen en Van der Zande en het als bijlage daarbij gevoegde rapport van Electrical Risk Protection BV blijkt dat door slecht ingestoken stekers een slecht contact tussen stekerpennen en aansluitklemmen ontstaat waardoor een elektrische overgangsweerstand kan worden gevormd. Daarbij kan de temperatuur oplopen tot circa 3000 °C en kan brand ontstaan. In een aanvullende toelichting van Gorissen (productie 2 conclusie van repliek) is vermeld dat overgangsweerstanden voor het overgrote deel verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van branden door elektrische oorzaak. Bij conclusie van repliek heeft Advemo een pagina van een gebruiksaanwijzing van een televisietoestel overgelegd waarin onder ‘veiligheidsinformatie’ vermeld is: “Steek de stekker volledig in het stopcontact. Indien de stekker loszit, kan deze gaan vonken en ontstaat er brand.”
De rechtbank leidt uit een en ander af dat het niet volledig steken van een steker in een wandcontactdoos een reëel risico op brand met zich meebrengt. Dat het risico op brand niet geldt voor de steker van de Miele koffieautomaat heeft Keller onvoldoende gemotiveerd gesteld en kan, anders dan Keller kennelijk betoogt, in ieder geval niet worden afgeleid uit het ontbreken van de hiervoor genoemde waarschuwing in de door Keller overgelegde gebruiksaanwijzing bij de Miele koffieautomaat. Een keukenmonteur zal zich niet zelden bezighouden met de aansluiting van in een keuken in te bouwen apparatuur, reeds omdat die aansluitingen zich soms zullen bevinden achter de te monteren keuken. Gelet op het risico van brand en de doorgaans grote gevolgen van zo’n brand, mag daarom van een redelijk handelend en redelijk bekwaam keukenmonteur worden verwacht dat hij die apparatuur behoorlijk aansluit en mitsdien stekers van inbouwapparaten volledig in de daarvoor bestemde wandcontactdozen steekt. De rechtbank heeft geen behoefte aan deskundige voorlichting over de exacte hoegrootheid van de kans dat in zo’n geval brand ontstaat. Ook als die kans klein moet worden geacht, zoals Keller stelt, dient een redelijk handelend en redelijk bekwaam monteur gelet op de grote gevolgen die een brand kan hebben de stekers van inbouwapparaten volledig in de daarvoor bestemde contactdozen te steken. Dat [Q] geen elektricien is, zoals Keller nog heeft gesteld, betekent niet dat hij niet op de hoogte behoorde te zijn van het hiervoor beschreven risico. Uit de door Advemo overgelegde gebruiksaanwijzing blijkt dat producenten het risico van brand bij het onvolledig insteken van stekers aan consumenten communiceren. Van een keukenmonteur, die zich zoals hiervoor is overwogen, bedrijfsmatig bezighoudt met het aansluiten van keukeninbouwapparaten, mag dan ook worden verwacht dat hij bekend is met dit risico.
3.12. De rechtbank zal thans beoordelen of [Q] in opdracht van Keller werkzaamheden ter uitoefening van haar bedrijf heeft verricht zoals vereist voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:171 BW. De rechtbank stelt allereerst vast dat Keller zich jegens Ubbens niet alleen verbonden heeft tot levering van de keukens maar tevens tot montage daarvan. Keller heeft niet weersproken dat zij Ubbens voor beide activiteiten gefactureerd heeft en heeft dit overigens niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat er daarom van uit dat Keller bij de uitvoering van haar verbintenis tot montage van de keukens TGK heeft ingeschakeld, die blijkens de stellingen van Keller een zustermaatschappij is van de moedermaatschappij van Keller.
3.13. Dat Keller TGK heeft ingeschakeld en deze op haar beurt [Q] opdracht heeft gegeven tot de montage van de keukens, staat aan aansprakelijkheid van Keller op grond van artikel 6:171 BW niet in de weg. Bij de parlementaire behandeling van artikel 6:171 BW is expliciet aan de orde geweest of de opdrachtgever ook aansprakelijk is als een niet-ondergeschikte opdrachtnemer een ander inschakelt en hiervoor ex artikel 6:171 BW aansprakelijk is. Volgens de minister kan de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel zowel berusten op een aansprakelijkheid van de opdrachtnemer voor een fout van een ondergeschikte als op een fout van een niet-ondergeschikte, waarvoor de opdrachtnemer op zijn beurt op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk is (M.v.A. II).
3.14. Volgens Keller behoorde het plaatsen en aansluiten op het lichtnet van de Miele koffieautomaat niet tot de aan [Q] verstrekte opdracht. Zij wijst erop dat de belastbaarheid per wandcontactdoos dan wel per groep niet bekend was, zodat, zo begrijpt de rechtbank, het voor [Q] nog niet duidelijk was in welke contactdoos de steker van de koffieautomaat gestoken diende te worden. Voorts, zo voert Keller aan, kunnen haar onderneming en die van [Q] niet als een eenheid worden gezien. Keller heeft in dit verband betoogd dat zij zich slechts bezighoudt met de fabricage van keukens en niet met de montage daarvan, terwijl [Q] keukens monteert en daarnaast timmerwerkzaamheden verricht. De montage van door haar gemaakte keukens geschiedt altijd door TGK die dan op haar beurt gebruik maakt van zelfstandigen als [Q], aldus Keller.
3.15. De rechtbank verwerpt het verweer dat de plaatsing en aansluiting van de Miele koffieautomaat niet tot de aan [Q] verstrekte opdracht tot montage van de keuken behoorde. Feit is dat [Q] is overgegaan tot de plaatsing van de inbouwapparatuur terwijl gesteld noch gebleken is dat hij daarvoor aan Ubbens gefactureerd heeft, hetgeen reeds tegen het standpunt van Keller pleit. Advemo heeft er terecht op gewezen dat de montage van de keuken nauw verbonden is met de plaatsing en aansluiting van de inbouwapparatuur. Zo blijkt uit de door Keller overgelegde gebruiks- en montagehandleiding van de Miele koffieautomaat (productie 7 conclusie van dupliek) dat de kast waarin dit apparaat geplaatst dient te worden afgestemd dient te zijn op de maten van de koffieautomaat, alsmede dat het ter bevestiging daarvan noodzakelijk kan zijn dat er gaatjes geboord worden in de kast. Alhoewel de lezingen van partijen over de wijze waarop de koffieautomaat op het lichtnet diende te worden aangesloten uiteenlopen, blijkt uit die lezingen wel dat die aansluiting na plaatsing van die apparatuur niet zonder meer gerealiseerd kon worden. Volgens Advemo, die zich beroept op de informatie uit het rapport van Gorissen & Van der Zande, diende de steker van de koffieautomaat in een wandcontactdoos gestoken te worden die zich tegen de scheidingswand net boven de vloer bevond. Daartoe diende een plint van de keuken verwijderd worden. Volgens Keller, die zich baseert op de verklaring van [Q], heeft [Q] gaten geboord in de holle scheidingswand waartegen de keuken geplaatst diende te worden en heeft hij het snoer en de steker van de Miele koffieautomaat daardoor heen getrokken en het snoer over de scheidingswand gelegd, zodat deze in een later stadium kon worden aangesloten op een contactdoos boven het systeemplafond. Uit deze lezingen blijkt derhalve dat de aansluiting van inbouwapparatuur in het algemeen en meer in het bijzonder van de koffieautomaat niet eenvoudig, na het monteren van de keuken, verricht kan worden en nauw verbonden was met de montage van de keuken. In het licht van een en ander heeft Keller onvoldoende gemotiveerd betwist dat de plaatsing en aansluiting van de Miele koffieautomaat niet tot de aan [Q] opgedragen werkzaamheden behoorden. Dat [Q] niet bekend was met de belastbaarheid van bepaalde elektriciteitsgroepen of dat de Miele koffieautomaat niet via Keller aan Ubbens geleverd is, doet er in dit verband niet toe.
3.16.Aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet ondergeschikte opdrachtnemer bestaat alleen indien het gaat om werkzaamheden die een opdrachtgever ter uitoefening van zijn bedrijf door die opdrachtnemer doet verrichten. De door de niet-ondergeschikte verrichte werkzaamheden moeten binnen het bedrijfsmatig kader van de opdrachtgever vallen. Aansprakelijkheid kan niet worden aangenomen als de dader en het bedrijf van de opdrachtgever niet als een zekere eenheid beschouwd kunnen worden. In die zin dient artikel 6:171 BW restrictief te worden opgevat. Zie HR 21 december 2001, NJ 2002,75 en HR 18 juni 2010, NJ 2010, 389.
3.17. Dat Advemo, zoals Keller heeft gesteld, niet bij de verbouwing aanwezig is geweest en dus niet heeft kunnen constateren dat sprake is van een zekere eenheid van onderneming, doet er niet toe. Evenmin is van doorslaggevend belang dat [Q] geen bedrijfskleding van Keller heeft gedragen of dat hij geen gebruik heeft gemaakt van een bedrijfsauto van Keller. Voor de vraag of sprake is van een zekere eenheid van onderneming, gaat het er niet om of Advemo feitelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat [Q] binnen het kader van de bedrijfsvoering van Keller activiteiten verrichtte, zoals Keller lijkt te betogen, maar veeleer om de vraag wat in het algemeen in een dergelijke situatie te onderkennen valt. Zie het laatstgenoemde arrest van de Hoge Raad en de A-G Spier in zijn conclusie voor dit arrest.
3.18. Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat Keller zich volgens het handelsregister niet slechts bezighoudt met de fabricage van keukens, maar tevens met het aanbrengen van keukens, keukeninrichtingen, kasten en aanverwante artikelen. Op de website van ‘Keller keukens’, waarnaar Advemo verwezen heeft, is onder het kopje ‘montage’ vermeld dat Keller over een zeer ervaren montageteam beschikt dat complete showrooms bouwt, maar ook bij consumenten de keuken monteert en gebruiksklaar oplevert. Keller heeft weliswaar aangevoerd dat deze website pas begin 2007 ‘on line’ is gegaan, maar dat daarvoor sprake is geweest van een wezenlijk andere bedrijfsvoering dan op de website is aangegeven is niet gesteld. Als onweersproken staat verder vast dat Keller Ubbens niet alleen voor de levering maar ook voor de montage gefactureerd heeft. Naar buiten toe presenteert Keller zich mitsdien als een bedrijf dat niet slechts keukens levert, maar deze ook monteert en gebruiksklaar oplevert. Naar ervaringsfeit is een dergelijke gecombineerde bedrijfsvoering ook niet ongebruikelijk.
3.19. Artikel 6:171 BW berust op de gedachte dat de eenheid die een onderneming naar buiten vormt, behoort mee te brengen dat een buitenstaander die schade lijdt en voor wie niet is te onderkennen of deze schade is te wijten aan een fout van een ondergeschikte of van een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht, zich aan deze onderneming kan houden. Zoals hiervoor is overwogen, vormt Keller naar buiten toe een onderneming die zich tevens bezighoudt met de montage van keukens. Dit betekent dat Advemo zich daaraan kan houden. Dat Keller zich feitelijk alleen bezighoudt met fabricage van keukens en dat een zustermaatschappij van een bestuurder van Keller (TGK) zich feitelijk bezighoudt met de montage daarvan en daartoe opdracht heeft gegeven, is voor derden niet kenbaar en kan Keller Advemo in dit verband niet tegenwerpen.
3.20. Uit het rapport van Gorissen en Van der Zande en uit de verklaring van Ubbens (die blijkt uit het rapport van Gorissen en Van der Zande en uit de als productie 8 overgelegde productie) blijkt dat zowel de deskundige als Ubbens ervan uitgegaan zijn dat Keller de montage heeft laten verrichten door eigen personeel. Gelet op de inhoud van de dagvaarding (waarin de aansprakelijkheid mede gebaseerd is op ondergeschiktheid van [Q]) moet worden aangenomen dat het ook voor Advemo ten tijde van het uitbrengen daarvan (nog) niet duidelijk was of [Q] al dan niet als ondergeschikte werkzaamheden voor Keller heeft verricht. Juist voor een dergelijke situatie is artikel 6:171 BW bedoeld. Indien derhalve vast komt te staan dat [Q] de steker van de Miele koffieautomaat niet volledig in de wandcontactdoos heeft gestoken, dan heeft hij dit binnen het bedrijfsmatig kader van Keller gedaan en is Keller gelet op hetgeen hiervoor overigens is overwogen, op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk voor de gevolgen daarvan.
in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident:
3.21. In afwachting van de bewijsvoering, zal de rechtbank iedere verdere beslissing, met name die ten aanzien van het causaal verband tussen de gestelde gedraging van [Q] en het ontstaan van de brand, aanhouden.
4.De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak:
4.1 draagt Advemo op te bewijzen dat [Q] bij de plaatsing van keuken nr. 1 de steker van de Miele koffieautomaat niet volledig in de daarvoor bestemde wandcontactdoos heeft gestoken.
4.2 beveelt, indien Advemo dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, een getuigenverhoor en bepaalt dat het verhoor zal plaatshebben voor het lid van deze rechtbank mr. L.W. Louwerse, die daartoe zitting zal houden in een van de kamers van het gerechtsgebouw aan de Sluissingel 20 te Breda op een op verzoek van Advemo nog nader te bepalen dag en uur;
4.3 bepaalt, dat de advocaten van partijen binnen veertien dagen na heden, bij brief overeenkomstig bijlage B bij het landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken, aan de griffie van de sector civiel recht, team handelsrecht, opgave zullen doen van de verhinderdagen aan hun zijde voor de periode van vijf maanden vanaf de dagtekening van die brief en bepaalt verder dat de advocaat van Advemo opgave zal doen van het aantal en zo mogelijk de namen van de te horen getuigen;
4.4 verstaat, dat bij de oproeping van de getuigen de in artikel 170 Rv voorgeschreven formaliteiten in acht zullen worden genomen, waarbij de in dat artikel bedoelde oproepingsbrieven aangetekend zullen worden verzonden;
in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident:
4.5 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Louwerse en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2011.