ECLI:NL:RBBRE:2011:BP5208
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Oijen
- A. Combee
- J. van der Linden
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake drugshandel en wapenbezit met strafoplegging
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 21 februari 2011, stond de verdachte terecht voor het vervoeren van verdovende middelen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De officier van justitie beschouwde het als wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 augustus 2010 in Sint Willebrord 60 XTC-pillen en 4,5 liter GHB had vervoerd, evenals een revolver met vijf patronen. Dit bewijs was gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte, het proces-verbaal van bevindingen en het NFI-rapport dat de aanwezigheid van MDMA en GHB bevestigde. De verdediging betwistte de rechtmatigheid van het bewijs, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende reden was voor de verbalisanten om de auto van de verdachte te doorzoeken, gezien de omstandigheden waaronder hij werd aangetroffen.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de verkoop, aflevering of verstrekking van de drugs, maar achtte de feiten van het vervoeren van de middelen en het voorhanden hebben van het vuurwapen bewezen. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor opiumdelicten toonde, maar ook met zijn drugsverslaving en de positieve ontwikkeling die hij had doorgemaakt tijdens zijn detentie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling in een forensische psychiatrische kliniek en reclasseringstoezicht. De rechtbank benadrukte de noodzaak om de handel in en het gebruik van harddrugs krachtig te bestrijden, evenals de gevaren van het voorhanden hebben van een vuurwapen.