ECLI:NL:RBBRE:2011:BP3476

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Pk.nr. 811282-10 Rk.nr.11/96
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J. Kooijman
  • A. Woerdeman
  • M. van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake onthouding van stukken in een strafzaak met betrekking tot een babylijkje

Op 9 februari 2011 heeft de Rechtbank Breda een beslissing genomen in een zaak waarin een bezwaarschrift was ingediend tegen de onthouding van stukken. Deze stukken betroffen een rapport van een deskundige en documenten met betrekking tot de benoeming van een deskundige voor een tweede sectie, in een zaak waarin een pasgeboren kind was aangetroffen. De verdachte wordt ervan verdacht haar kind van het leven te hebben beroofd uit vrees voor ontdekking van de bevalling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onthouding van de stukken niet gerechtvaardigd is, omdat het deskundigenrapport een algemeen rapport betreft over kinderdood, waarvan de informatie ook via openbare bronnen toegankelijk kan zijn. De rechtbank concludeert dat er geen zwaarwegende belangen zijn die de onthouding van deze stukken rechtvaardigen, vooral niet gezien de uitgebreide verklaringen die de verdachte al had afgelegd. De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond en oordeelt dat de onthouden stukken aan de verdachte moeten worden verstrekt. Deze beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de verdachte en de waarheidsvinding in het strafproces.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
parketnr. 811282-10
rk-nummer: 11/96
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 32 van het wetboek van
strafvordering van:
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het bezwaarschrift;
- het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer d.d.2 februari 2011,
waaruit blijkt dat de officier van justitie is gehoord.
Tevens zijn verdachte en haar raadsman gehoord.
2. De beoordeling.
Verdachte wordt er van verdacht in de maand september 2009 haar pasgeboren
kind van het leven te hebben beroofd uit vrees voor ontdekking van de
bevalling.
Verdachte is op 25 juli 2010 in verzekering gesteld. Nadat de
rechter-commissaris de bewaring had bevolen en tegen verdachte een
gerechtelijk vooronderzoek was geopend, is verdachte niet voorgeleid voor de
strafraadkamer van de rechtbank.
Verdachte heeft tot aan het moment dat zij in vrijheid werd gesteld, diverse
verklaringen afgelegd. Op vordering van de Officier van Justitie heeft de
rechter-commissaris opdracht gegeven tot diverse onderzoeken. Het betreft een
opdracht aan het NFI tot het verrichten van een sectie en een aantal daarmee
samenhangende onderzoeken. Tevens zijn een psycholoog en een psychiater
benoemd voor het uitbrengen van een dubbelrapportage omtrent verdachte. Verder
is een reclasseringsrapport uitgebracht over verdachte.
Kennisneming van het voorlopig rapport van het NFI dd 26 juli 2010 is aan
verdachte onthouden, doch na bezwaar zijn zowel het voorlopige als later ook
het definitieve rapport (dd 21 oktober 2010) van het NFI aan verdachte
verstrekt.
Bij brief van 17 januari 2011 heeft de rechter-commissaris belast met het
onderzoek in het gerechtelijk vooronderzoek tegen verdachte, aan haar
raadsman medegedeeld dat het rapport uitgebracht door de deskundige [naam deskundige] aan
verdachte zal worden onthouden. Dat gold blijkens die brief eveneens voor de
stukken betrekking hebbend op de benoeming van en de vraagstelling aan een
deskundige ter zake een 2e uit te voeren sectie.
Tegen deze beslissing tot onthouding richt zich het bezwaarschrift.
Ten aanzien van het deskundigenrapport gaat de rechtbank op grond van de
behandeling ter zitting er van uit dat het hier gaat om een algemeen rapport
over kinderdood. Nu het blijkbaar een algemeen rapport betreft en de daarin
vervatte informatie waarschijnlijk ook via openbare bronnen ter kennis van
verdachte kan komen, valt zonder verdere toelichting, die ontbreekt, niet in
te zien welk belang van het onderzoek onthouding vordert.
Ten aanzien van de overige hiervoor weergegeven stukken, moet vooropgesteld
worden dat er inmiddels sectierapporten liggen van het NFI die aan verdachte
-------------------------------------------------------------------------------
zijn verstrekt. De conclusies uit dat rapport zijn duidelijk. Waarom er
desondanks weer een rapport wordt aangevraagd, is de rechtbank niet duidelijk
geworden. Mogelijk dat dit onderzoek ten doel heeft om via aanvullende vragen
en een aanvullend onderzoek nadere informatie te verkrijgen omtrent de
doodsoorzaak. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt echter niet in te zien
waarom in dat geval te vrezen valt dat verdachte door kennis te nemen van de
inhoud van de thans onthouden stukken, de waarheidsvinding zou kunnen
belemmeren, laat staan ernstig belemmeren. Verdachte heeft immers al
uitgebreide verklaringen afgelegd, waarin zij precies weergeeft hoe de
bevalling is gegaan, dat het kind niet leefde en wat zij daarna heeft gedaan.
Indien de onthouden stukken al zouden kunnen leiden tot een andere
proceshouding van verdachte en het afwijken van haar eerdere verklaringen,
dan levert dat naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de reeds afgelegde
verklaringen, geen zodanig onderzoeksbelang op, dat daardoor onthouding wordt
gerechtvaardigd. Zeker niet nu verdachte al eerder met verschillen tussen
haar weergave van de feiten en de mening van deskundigen is geconfronteerd en
daarna,, voor zover de rechtbank dat op basis van de aan haar ter beschikking
staande stukken kan beoordelen, haar eerdere verklaring niet heeft aangepast.
Hoogstens dat zij haar verklaringen heeft aangevuld met een nadere
beschrijving van het gebeuren. Evenmin is van onregelmatigheden aan de zijde
van verdachte in dit onderzoek gebleken.
3. De beslissing.
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Deze beslissing is gegeven op 9 februari 2011 door mr Kooijman, voorzitter, en
mrs Woerdeman en Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van Jacet, griffier.