ECLI:NL:RBBRE:2011:BP2686

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/993073-08
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Volkers
  • J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk doen van onjuiste aangiftes omzetbelasting, veroordeling voor vervalsing van documenten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 2 februari 2011, is de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk doen van onjuiste aangiftes omzetbelasting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de persoon was die gehouden was tot het doen van de aangifte, maar dat dit de verantwoordelijkheid van de vennootschap was. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen van een brief van de Belastingdienst en het valselijk opmaken van facturen. De feiten vonden plaats in de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2008, waarbij de verdachte in de gemeente Breda en andere locaties handelingen verrichtte die in strijd waren met de wet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiftes omzetbelasting heeft gedaan, wat resulteerde in te weinig belastingheffing. De officier van justitie had gevorderd om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar de rechtbank oordeelde dat, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte, er geen aanleiding was voor een voorwaardelijke straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de ernst van de feiten, waarbij de gemeenschapsschade door belastingfraude werd benadrukt.

De uitspraak benadrukt het belang van de verantwoordelijkheid van vennootschappen in belastingaangelegenheden en de gevolgen van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar de bewezenverklaring van de feiten twee en drie, die betrekking hebben op valsheid in geschrift, is gehandhaafd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de rechtszaal.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/993073-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 februari 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
wonende te [adres]
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 januari 2011. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. Melssen-Westphal, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. meermalen opzettelijk onjuiste aangifte omzetbelasting heeft gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven;
2. een brief afkomstig van de Belastingdienst valselijk heeft opgemaakt of vervalst;
3. facturen valselijk heeft opgemaakt of vervalst.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 op de door de Belastingdienst in de boekhouding van verdachte aangetroffen valse facturen, de verklaring van getuige [getuige 1] en de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op een kopie van de brief die door de Belastingdienst naar verdachte is gestuurd met daarin de aankondiging van een controlebezoek op 9 oktober 2007, de brief waarmee verdachte wilde aantonen dat hij op 19 oktober 2007 een controlebezoek zou krijgen en de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 3 baseert de officier van justitie zich op de aangetroffen facturen, het proces-verbaal waaruit blijkt dat deze facturen valselijk zijn opgemaakt en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
Ten laste is gelegd het opzettelijk doen van onjuiste aangiftes omzetbelasting, strafbaar gesteld in art. 69, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, door verdachte. Dit artikel spreekt van “een bij de belastingwet voorziene aangifte”, hetgeen betekent dat dit artikel ziet op de aangifteplichtigen, te weten degenen aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt tot het doen van aangifte. Niet verdachte maar de vennootschap [naam vennootschap]. was in de ten laste gelegde periode ingeschreven als BTW-ondernemer en als zodanig ook degene die door de belastingadministratie telkens het aangiftebiljet omzetbelasting uitgereikt kreeg.
Het was dus deze vennootschap en niet verdachte die gehouden was tot het doen van – juiste – aangiftes.
Zoals ook beslist in HR 17-10-2006 LJN: AU8286 rust de wettelijke aangifteplicht op de vennootschap aan wie het aangiftebiljet is uitgereikt en niet ook op degene die namens de vennootschap de aangifte feitelijk heeft gedaan. Verdachte kan dan ook niet als pleger worden aangemerkt.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- een kopie conform origineel van de brief van de Belastingdienst d.d. 19 september 2007, gericht aan verdachte, betreffende de aankondiging van het boekenonderzoek op 9 oktober 2007 ;
- een faxbericht d.d. 12 oktober 2007, met bijlagen, afkomstig van verdachte en gericht aan de Belastingdienst ;
- de in de woning van verdachte aangetroffen brief van de Belastingdienst, waarop vermeld is dat het boekenonderzoek op 19 oktober 2007 zou plaatsvinden ;
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek facturen en overige stukken ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de verklaring van getuige [initialen]. [getuige 1] ;
- 9 facturen van [naam bedrijf 1] te Rijen, gedateerd 13 april 2007, 10 februari 2007,
1 december 2006, 20 oktober 2006, 15 september 2006, 27 augustus 2006, 19 juli 2006,
20 mei 2006 en 26 april 2006 ;
- 8 facturen va[naam bedrijf 3]] gedateerd 20 januari 2006, 6 april 2006, 30 mei 2006, 2 juni 2006, 2 juni 2006, 14 juli 2006, 14 juli 2006 en 19 februari 2006 ;
- het proces-verbaal van onderzoek facturen [naam bedrijf 1] ;
- het proces-verbaal van onderzoek facturen Patronaat ;
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek facturen en overige stukken ;
- de bekennende verklaring van verdachte .
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
in de periode van 19 september 2007 tot en met 19 oktober
2007 in de gemeente Breda eenmaal een brief, afkomstig van de belastingdienst te
Breda, ondertekend door [initialen]. [getuige 1], - zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft verdachte valselijk de in die brief genoemde datum van 9 oktober 2007 gewijzigd in 19 oktober 2007 (in het proces-verbaal opgenomen onder bijlage D-025 en D-053), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2008 in de gemeente Breda
en/of de gemeente Dongen facturen afkomstig van [naam bedrijf 1] en va[naam bedrijf 3]] - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte (telkens) valselijk die facturen
opgemaakt met gebruikmaking van de lay-out van facturen en overige
geschriften van [naam bedrijf 1] e[naam bedrijf 3]] waarbij hij, verdachte, [naam vennootschap]/[naam bedrijf 3]/[naam bedrijf 4], (telkens) als geadresseerde op voornoemde facturen heeft opgenomen, zulks (telkens) met het oogmerk om die geschrift(en) als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken (in het
procesverbaal opgenomen onder bijlagen D-002 tot en met D-008 en D-010 tot en
met D-017 en D-049).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een brief afkomstig van de Belastingdienst vervalst door de datum die in deze brief genoemd werd als de datum waarop het boekenonderzoek bij verdachte diende plaats te vinden, te wijzigen. De vervalste brief heeft hij vervolgens naar de Belastingdienst gefaxt om aan te tonen dat de Belastingdienst de afspraak had gemaakt voor die gewijzigde datum. Tevens heeft verdachte 17 facturen valselijk opgemaakt, die hij in de administratie van de onderneming [naam vennootschap]/[naam bedrijf 3]/[naam bedrijf 4] heeft opgenomen om omzetbelasting terug te vragen.
Door gebruik te maken van een vervalste brief en valse facturen heeft verdachte proberen te verhinderen dat de Belastingdienst zijn controlefunctie op de juiste wijze kon uitoefenen.
Bij belastingheffing zijn gewichtige gemeenschapsbelangen betrokken nu daarmee wordt beoogd de Staat de geldmiddelen te verschaffen die voor zijn instandhouding en voor de vervulling van zijn taak nodig zijn. Verdachte heeft deze gemeenschapsbelangen geschonden door de controle van de Belastingdienst te frustreren.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de omstandigheid, dat verdachte op 30 maart 2010 terzake van oplichting is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en nu schuldig wordt verklaard aan misdrijven die voor deze datum zijn gepleegd.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte, die hem er kennelijk niet van hebben weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, ziet de rechtbank hier geen aanleiding voor.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: valsheid in geschrift;
feit 3: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Volkers en mr. Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Graumans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting
op 2 februari 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij, h.o.d.n. [naam vennootschap]/[naam bedrijf 3]/[naam bedrijf 4], in of omstreeks
de periode van 1 januari 2006 tot 1 april 2008 in de gemeente Breda en/of de
gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij
de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over
het/de kwartaal/kwartalen 1e en/of 2e en/of 3e en/of 4e kwartaal van het jaar
2005 en/of 1e en/of 2e en/of 3e en/of 4e kwartaal van het jaar 2006 en/of 1e
en/of 2e en/of 3e en/of 4e kwartaal van het jaar 2007 t/m 4e en/of 1e
kwartaal 2008 (in het proces-verbaal opgenomen onder bijlage D-060) onjuist
en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op
het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst van de gemeente
Breda en/of de gemeente Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljet(ten)
omzetbelasting over voornoemd(e) kwartaal/kwartalen (telkens) een te laag
belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting
opgegeven, terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting
werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2007 tot en met 19 oktober
2007 in de gemeente Breda en/of de gemeente Dongen en/of Hoogstraten, en/of
elders in Nederland eenmaal een brief, afkomstig van de belastingdienst te
Breda, ondertekend door [initialen]. [getuige 1], - zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft verdachte valselijk de in die brief genoemde datum van
9 oktober 2007 gewijzigd in 19 oktober 2007 (in het proces-verbaal opgenomen
onder bijlage D-025 en D-053), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt
en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij, h.o.d.n. [naam vennootschap] /[naam bedrijf 3]/[naam bedrijf 4] in of omstreeks
de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2008 in de gemeente Breda
en/of de gemeente Dongen en/of Hoogstraten, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) factu(u)r(en) afkomstig van [naam bedrijf 2] en/of va[naam bedrijf 3]] - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk die factu(u)r(en)
opgemaakt met gebruikmaking van de lay-out van facturen en/of overige
geschriften van [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of van anderen,
waarbij hij, verdachte, zijn onderneming, te weten [naam vennootschap]/[bedrijf 3]/[naam bedrijf 4], (telkens) als geadresseerde op voornoemde facturen
heeft opgenomen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken (in het
procesverbaar opgenomen onder bijlagen D-002 tot en met D-008 en D-010 tot en
met D-017 en D-049);
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht