ECLI:NL:RBBRE:2011:BP2257

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
10 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
630782 az 10-462
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden met toepassing van de kantonrechtersformule

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 10 januari 2011 uitspraak gedaan over het verzoek van Montis B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 1993 als Hoofd Financiële Zaken/Personele Zaken bij Montis werkzaam was. Montis heeft het verzoek tot ontbinding ingediend op basis van bedrijfseconomische omstandigheden, waarbij zij stelde dat de financiële situatie van het bedrijf verslechterd was door toenemende concurrentie en de kredietcrisis. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Montis voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een ongunstige bedrijfseconomische situatie, die leidde tot de noodzaak om kostenbesparende maatregelen te nemen, waaronder het beëindigen van de functie van [verweerder].

De kantonrechter heeft ook het verweer van [verweerder] overwogen, die betwistte dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestond voor de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Hij voerde aan dat Montis alternatieven had om kosten te besparen en dat het afspiegelingsbeginsel niet correct was toegepast. De kantonrechter oordeelde echter dat de redenen voor de ontbinding niet in verband stonden met de ziekte van [verweerder], maar met de bedrijfseconomische omstandigheden van Montis.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 februari 2011 en een vergoeding van € 70.000,- bruto aan [verweerder] toegekend, waarbij de kantonrechter de correctiefactor van de kantonrechtersformule heeft toegepast. De beslissing om de vergoeding te verlagen tot € 70.000,- was gebaseerd op de financiële situatie van Montis, die onvoldoende onderbouwd was door de werkgever. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Tilburg
zaak/rolnr.: 630782 AZ VERZ 10-462
beschikking d.d. 10 januari 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Montis B.V. en/of Montis Meubelen B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Dongen,
verzoekers,
gemachtigde: mr. drs. C.W.I. van Vlokhoven, juridisch adviseur te Tilburg,
tegen:
[verweerder],
wonende te Tilburg,
verweerder,
gemachtigde: mr. S.B. Bouthoorn, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden door de kantonrechter hierna aangeduid als Montis en [verweerder].
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 8 november 2010 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties;
b. het op 24 november 2010 ontvangen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding, met producties;
c. de ter zitting overgelegde pleitnotities van mr. drs. Van Vlokhoven voornoemd en
mr. Bouthoorn voornoemd;
d. de fax d.d. 3 december 2010 van mr. Bouthoorn voornoemd;
e. de brief d.d. 14 december 2010 van mr. drs. Van Vlokhoven voornoemd.
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 november 2010, waarbij namens Montis is verschenen mr. drs. Van Vlokhoven voornoemd. De heer [verweerder] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Bouthoorn voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
2. Het verzoek
2.1 Montis heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van gewichtige redenen, gelegen in een verandering van omstandigheden.
2.2. [verweerder] heeft (voorwaardelijk) verzocht de arbeidsovereenkomst met Montis te ontbinden onder toekenning van een vergoeding van € 117.135,72 aan hem ten laste van Montis, in het geval dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt uitgesproken onder toekenning van een vergoeding en Montis gebruik maakt van de mogelijkheid om haar verzoek tot ontbinding in te trekken.
3. De feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast:
a. Montis is als fabrikant actief in de meubelbranche. Zij produceert modern vormgegeven meubelen en brengt deze in de markt;
b. [verweerder] is per 9 augustus 1993 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als Hoofd Financiële Zaken/Personele Zaken in dienst getreden bij Montis. Zijn laatstverdiende loon bedraagt € 5.562,-- per vier weken/
€ 6.025,50 per maand, exclusief vakantietoeslag;
c. Op 16 juli 2009 heeft [verweerder] zich ziek gemeld;
d. Montis heeft bij brief van 31 augustus 2010 aan het UWV WERKbedrijf toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens bedrijfseconomische omstandigheden te mogen opzeggen. [verweerder] heeft daartegen verweer gevoerd;
e. Het UWV WERKbedrijf heeft op 29 oktober 2010 Montis toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen.
4. De beoordeling
Het standpunt van Montis
4.1. Aan haar verzoek legt Montis, verkort weergegeven, ten grondslag dat de wijzigingen zijn gelegen in verslechterende bedrijfseconomische omstandigheden, veroorzaakt door een toenemende prijsconcurrentie door fabrikanten van look alikes en de gevolgen van de kredietcrisis. Volgens Montis heeft haar liquiditeitspositie hier ernstig onder te lijden en is haar bankier niet bereid tot verliesfinanciering. Gelet daarop heeft zij zich genoodzaakt gezien bij het UWV WERKbedrijf een aanvraag voor een ontslagvergunning voor een aantal medewerkers, waaronder [verweerder], aan te vragen. Montis stelt dat de beëindiging van het dienstverband geen verband houdt met de ziekte van [verweerder], maar enkel ingegeven wordt door bedrijfseconomische omstandigheden.
Het standpunt van [verweerder]
4.2 [verweerder] betwist dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestaat voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ter onderbouwing van zijn standpunt stelt [verweerder] dat de cijfers over 2010 geen reëel beeld schetsen van de financiële positie van Montis alsmede dat er voor Montis alternatieven bestaan om kosten te besparen. Volgens [verweerder] heeft Montis verzuimd het afspiegelingsbeginsel toe te passen en te onderzoeken of er herplaatsingsmogelijkheden bestaan. Het betalen van een ontbindingsvergoeding behoort tot de mogelijkheden, aldus [verweerder], die in dit kader aanvoert dat uit productie 10 van het verzoekschrift blijkt dat er sprake is van een financieringskrediet van € 190.000,-- en de debiteurenstand per 7 oktober 2010
€ 1.056,902,21 bedraagt.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.3 Op grond van artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek dient allereerst onderzocht te worden of het ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod. Niet aannemelijk is dat het verzoek verband houdt met een opzegverbod. Weliswaar is komen vast te staan dat [verweerder] op dit moment arbeidsongeschikt is, maar niet die ziekte, maar de bedrijfseconomische omstandigheden waarin Montis is komen te verkeren vormen de reden om te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Onder die omstandigheden staat het verbod van artikel 7:670 lid 1 BW naar het oordeel van de kantonrechter niet aan een ontbinding in de weg.
4.4. Op grond van de door Montis in de procedure bij het UWV WERKbedrijf overgelegde stukken, de overgelegde producties bij het verweerschrift alsmede de mondelinge toelichting van Montis ter zitting is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat Montis in een zodanig ongunstige bedrijfseconomische situatie is komen te verkeren dat zij er belang bij heeft om kostenbesparende maatregelen te nemen, waaronder het laten vervallen van de functie van [verweerder]. Uit de in de bedoelde stukken opgenomen cijfers, waarvan de kantonrechter de onjuistheid in deze procedure niet is gebleken, blijkt dat Montis in 2008 een verlies heeft geleden van € 450.000,--, dat Montis over 2009 een verlies heeft geleden van € 825.000,-- en dat zij tot 15 augustus 2010 een verlies van € 310.000,-- heeft geleden.
4.5 Bij een ontbindingsverzoek als het onderhavige dient voorts te worden getoetst aan het afspiegelingsbeginsel. [verweerder] heeft gesteld dat Montis dit beginsel niet correct heeft toegepast, nu er sprake is van uitwisselbare functies in dezelfde leeftijdscategorie. Het UWV WERKbedrijf heeft in haar beslissing van 29 oktober 2010 hieromtrent overwogen: “Naar aanleiding van werknemers stelling dat zijn functie uitwisselbaar is met de functie van Van Vlokhoven overweeg ik het volgende. Uitwisselbare functies zijn functies die naar functie-inhoud, vereiste kennis en vaardigheden en vereiste competenties vergelijkbaar, en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. De functies moeten op de beoordeelde factoren uitwisselbaar zijn met elkaar. Dus onderling en vice versa. Door werkgever is bij repliek uiteen gezet dat werknemer een staffunctie heeft met vaardigheden en kwalificaties die daarbij passen. Van Vlokhoven heeft een lijnfunctie en is een ervaren manager met, in tegenstelling tot werknemer [verweerder], directieve eigenschappen. Deze stellingen van werkgever bij repliek met betrekking tot het antwoord op de vraag of er sprake is van uitwisselbare functies, zijn door werknemer bij dupliek niet, althans niet voldoende gemotiveerd weersproken en weerlegd. Aannemelijk is dan ook gemaakt dat werknemer een unieke functie heeft die in verband met de noodzakelijke personele reorganisatie is komen te vervallen. Werknemers stelling dat de keuze voor ontslag op de adjunct-directeur Van Vlokhoven zou moeten vallen strookt niet met werknemers stelling dat er sprake is van uitwisselbaarheid tussen beide functies. Dit neemt niet weg dat met betrekking tot het laten vervallen van functies/functiegroepen, de werkgever een eigen beleidsvrijheid heeft. Het is aan de werkgever om te bepalen hoe zijn organisatie, met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering, dient te worden ingericht. Door werkgever is dan ook aannemelijk gemaakt dat werknemers unieke functie van Hoofd Financiën en Personeelszaken is komen te vervallen. Het afspiegeling en anciënniteitbeginsel is dan ook niet aan de orde.” De kantonrechter heeft in de overgelegde stukken of in hetgeen [verweerder] tijdens de onderhavige procedure naar voren heeft gebracht onvoldoende aanleiding gevonden om bovenstaande conclusie van het UWV WERKbedrijf voor onjuist te houden.
4.6 Verder staat voor de kantonrechter genoegzaam vast dat voor [verweerder] elders in de organisatie van Montis geen passende functie voorhanden is dan wel gecreëerd kan worden.
4.7 De slotsom is dan ook dat het verzoek van Montis tot ontbinding van de arbeidsovereen-komst kan worden toegewezen. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 februari 2011.
4.8 Bij het beantwoorden van de vraag of aan de ontbinding een vergoeding moet worden verbonden, dient gekeken te worden naar factoren zoals de duur van het dienstverband, de leeftijd en het functioneren van de werknemer. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding is het van belang vast te stellen of de verstoring van de arbeidsrelatie aan één van de partijen is te verwijten of in diens risicosfeer ligt.
4.9 Vast staat dat de aanleiding voor de beëindiging van het dienstverband bedrijfseconomisch van aard is, welke aanleiding in de risicosfeer van Montis valt. In een geval als het onderhavige, komt aan de werknemer op basis van Aanbeveling 3.4. onder 1 van de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters in beginsel een vergoeding met een C-factor gelijk aan 1 toe. Verwijtbaarheid aan de zijde van één van partijen dan wel van verwijtbaarheid over en weer, maar ook de bijzondere omstandigheden van het geval kunnen, zoals blijkt uit Aanbeveling 3.4 onder 3, respectievelijk 4, tot gevolg hebben dat een andere correctiefactor moet worden toegepast. Beide partijen valt in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter geen verwijt te maken van de ontbinding van de arbeids-overeenkomst. Als bijzondere omstandigheid heeft Montis aangevoerd dat zij geen financiële ruimte heeft om een ontbindingsvergoeding te betalen. Aan Montis kan toegegeven worden dat haar financiële situatie aan een reguliere ontbindingsvergoeding voor alle medewerkers in de weg stond. Montis heeft echter nagelaten voldoende te onderbouwen waarom zijn financiële positie het in het geheel niet toelaat enige financiële voorziening voor [verweerder] te treffen. In zoverre schiet het verweer van Montis tekort. Daarbij heeft de kantonrechter mede in aanmerking genomen dat [verweerder] onweersproken heeft aangevoerd dat Montis voorafgaande aan de onderhavige procedure een beëindigingvoorstel inzake toekenning van een vergoe-ding van meerdere maandsalarissen aan [verweerder] heeft aangeboden. De kantonrechter weegt het habe nichts/habe wenig-verweer mee in de correctiefactor van de kantonrechtersformule. Zonder nadere onderbouwing van Montis, die ontbreekt, valt niet in te zien dat een vergoe-ding berekend naar een C-factor van 0,6 niet op te brengen is. Afgerond betekent dit dat een bedrag van € 70.000,- bruto aan [verweerder] zal worden toegekend.
4.10 Nu Montis geen vergoeding heeft aangeboden, zal de kantonrechter haar ingevolge het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW in de gelegenheid stellen haar verzoek in te trekken.
Het verzoek van [verweerder] tot ontbinding kan eveneens en op dezelfde gronden worden toegewezen, waarbij ook hij ingevolge het bepaalde in artikel 7:685 lid 9 BW de gelegenheid krijgt zijn verzoek in te trekken, nu de kantonrechter hem een lagere vergoeding toekent dan waarom hij heeft verzocht.
4.11 Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De kantonrechter:
t.a.v. het verzoek van Montis:
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 februari 2011, onder toekenning aan [verweerder] ten laste van Montis van een vergoeding van € 70.000,- bruto;
- stelt Montis in de gelegenheid om tot uiterlijk 24 januari 2011 om 10.00 uur haar verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met gelijktijdige toezending van een afschrift aan (de gemachtigde van) [verweerder];
t.a.v. het verzoek van [verweerder]
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen partijen bestaande arbeids-overeenkomst te ontbinden met ingang van 1 februari 2011, onder toekenning aan [verweerder] ten laste van Montis van een vergoeding van € 70.000,- bruto;
- stelt [verweerder] in de gelegenheid om tot uiterlijk 24 januari 2011 om 10.00 uur zijn verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met gelijktijdige toezending van een afschrift aan (de gemachtigde van) Montis;
en bij handhaving van het verzoek door Montis en/of [verweerder]
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, gelegen in verandering in de omstandigheden met ingang van 1 februari 2011;
- kent aan [verweerder] ten laste van Montis een vergoeding toe ten bedrage van € 70.000,- bruto en veroordeelt Montis om die vergoeding aan [verweerder] binnen 30 dagen na ontbinding te betalen;
en zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek door Montis en/of [verweerder]
- compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.