ECLI:NL:RBBRE:2011:BP1810
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
De voorwaarden voor het in rekening brengen van niet-wettelijke bijdragen door ROC Tilburg
In deze zaak stond de vraag centraal of ROC Tilburg een niet-wettelijke bijdrage bij een leerling in rekening kon brengen. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres, de stichting STICHTING ONDERWIJSGROEP TILBURG, afgewezen. De rechter oordeelde dat de gevorderde factuur enkel betrekking had op het reguliere onderwijsaanbod en dat er geen duidelijke overeenkomst was waarin de leerling zich akkoord had verklaard met de doorberekening van de kosten. De kantonrechter verwees naar een brief van de (toenmalige) minister van onderwijs en wetenschappen van 13 januari 1994, waarin voorwaarden werden gesteld voor het vragen van niet-wettelijke bijdragen aan leerlingen. De rechter concludeerde dat de vordering van eiseres niet voldeed aan deze voorwaarden, omdat niet was aangetoond dat er een duidelijke overeenkomst was gesloten waarin de leerling akkoord ging met de extra kosten.
De procedure begon met een dagvaarding van 13 juli 2010, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Eiseres stelde dat de factuur betrekking had op kosten die samenhangen met het reguliere lesprogramma, terwijl gedaagde betwistte dat deze kosten op enige rechtsgrond waren gebaseerd. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet kon worden toegewezen, omdat de voorwaarden voor het in rekening brengen van niet-wettelijke bijdragen niet waren nageleefd. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 120,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 19 januari 2011 door mr. J.L. Sierkstra.