ECLI:NL:RBBRE:2011:BP1807

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
629584 MB 10-201
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing van de officier van justitie in Mulderzaak met onzorgvuldigheden in de procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 13 januari 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, die betrekking had op een verkeersboete. De betrokkene werd verweten op 24 maart 2010 de maximum snelheid te hebben overschreden met 30 km/h binnen de bebouwde kom van Roosendaal. Het beroep was ontvankelijk omdat het tijdig was ingesteld en er zekerheid was gesteld voor de betaling van de sanctie. De gemachtigde van de betrokkene, mr. I.M. van den Heuvel, voerde aan dat er diverse fouten waren gemaakt in de procedure, waaronder onjuiste gegevens in de aankondiging van de beschikking en het ontbreken van een hoorplicht voor de betrokkene. De kantonrechter constateerde dat de administratieve sanctie niet in stand kon blijven vanwege de onzorgvuldigheden en ondeugdelijkheid van de gegevens in het dossier. De kantonrechter benadrukte het belang van zorgvuldigheid en de toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om de betaalde zekerheid en de kosten van rechtsbijstand aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om zorgvuldiger om te gaan met de afdoening van Mulderzaken, zodat de rechtsbescherming van de burger gewaarborgd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaaknummer: 629584 \ MB VERZ 10-201
CJIB-nummer: [nummer]
uitspraak: 13 januari 2011
Op de in het openbaar gehouden zitting van 9 december 2010 is mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, bijgestaan door L.P.A. Gijsen-van der Linden als griffier, overgegaan tot de mondelinge behandeling van het beroep dat is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met bovengenoemd CJIB-nummer. Het beroepschrift is ingediend door:
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
gemachtigde : mr. I.M. van den Heuvel
adres : Stationsstraat 36
woonplaats : 4701 NC Roosendaal.
De gemachtigde van betrokkene is ter zitting verschenen in persoon.
Namens de officier van justitie is verschenen F. Slootweg, werkzaam bij het CVOM te Utrecht.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden, welke aantekeningen worden geacht deel uit te maken van dit proces-verbaal.
Betrokkene heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen in het beroepschrift - dat zich bij de stukken van het geding bevindt - is vermeld. Ter zitting heeft de gemachtigde van betrokkene medegedeeld de gronden van het beroep te handhaven en nog een pleitnota overgelegd.
1. De beoordeling
1.1 De kantonrechter heeft op grond van de navolgende overwegingen een beslissing genomen, welke beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1.2 Betrokkene wordt verweten dat zij op 24 maart 2010 te Roosendaal op de Willem Dreesweg binnen de bebouwde kom de maximum snelheid heeft overschreden (verkeersbord A1) met 30 km/h. Kort gezegd: feitcode VB030. Hierbij is betrokkene staande gehouden.
1.3 Het beroep is ontvankelijk omdat het tijdig is ingesteld en er zekerheid is gesteld voor de betaling van de sanctie.
1.4 De Officier van Justitie heeft meegedeeld de beslissing waarvan beroep is ingesteld, alsmede de verwerping van de bezwaren van betrokkene, te handhaven.
1.5 De gemachtigde van betrokkene voert aan dat er diverse fouten zijn gemaakt in de procedure. Zo staat er op de aankondiging van beschikking een onjuiste achternaam en staat er dat betrokkene van het mannelijk geslacht is, in plaats van het vrouwelijk geslacht. Betrokkene zou geen verklaring hebben gegeven bij de staandehouding, terwijl betrokkene niet gevraagd is om een verklaring te geven. Ook staat in het zaakoverzicht “de verdachte/betrokkene heeft geen verklaring”. Voor betrokkene is het niet duidelijk of het nu om bestuursrecht of strafrecht gaat. Bovendien stemt het zaakoverzicht van 30 juli 2010 niet overeen met het eerder ontvangen zaakoverzicht van 8 juni 2010. Bij de “uitv. ambtenaar” op het zaakoverzicht van 30 juli 2010 staat een andere code van de ambtenaar dan in het zaakoverzicht van 8 juni 2010.
Ook voert de gemachtigde van betrokkene aan dat de beslissing van de Officier van Justitie geen zodanige motivering bevat dat betrokkene kan afleiden waarom het beroep kennelijk ongegrond is verklaard en voorbij is gegaan aan het horen van betrokkene. Als betrokkene was gehoord, dan was het beroep bij de kantonrechter wellicht niet nodig geweest, aldus de gemachtigde van betrokkene.
1.6 Nu de op deze zaak betrekking hebbende gegevens onzorgvuldig, ondeugdelijk en onvoldoende in het dossier staan vermeld kan de administratieve sanctie naar het oordeel van de kantonrechter niet in stand blijven. Namens betrokkene wordt terecht opgemerkt dat vanwege de rechtsbescherming voor de burger in Wet Mulderzaken mag worden verlangd dat ook de politie en het Openbaar Ministerie zich houdt aan de regels bij de wetstoepassing.
Dit geldt in het bijzonder ook voor het feit, dat van deze instanties mag worden verwacht dat zij zich niet alleen aan de wet houden maar ook aan de zogenaamde algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hiertoe behoort onder meer het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het fairplay-beginsel.
1.7 Voor een burger moet vanaf het begin voldoende kenbaar zijn c.q. kenbaar worden gemaakt waartegen hij/zij zich heeft te verweren en welke hoedanigheid hij/zij heeft in dat kader. Deze hoedanigheid bepaalt immers zijn/haar rechten en plichten. Bijvoorbeeld: Het wel of niet van toepassing zijn van de cautieplicht.
1.8 Niet alleen in deze zaak constateert de kantonrechter, dat kennelijk de druk van het afdoen van een groot aantal zaken door het Openbaar Ministerie leidt tot vergaande vormen van standaardisering en het gebruik van standaardtekstblokken. Gevolg hiervan is, dat de betrokken burger niet meer herkent c.q. kan herkennen of het überhaupt om zijn/haar zaak gaat, welke in de betrokken stukken/beslissing wordt afgehandeld/afgedaan.
1.9 Een schoolvoorbeeld hiervan is het zogenaamde “zaakoverzicht.”. Hieraan wordt in het kader van de bewijsvoering ook in de vaste jurisprudentie vaak zelfs doorslaggevende betekenis toegekend terwijl onduidelijk is welke gegevens, zoals die staan vermeld in dat zaakoverzicht, daadwerkelijk berusten op concrete waarneming(en) door de betrokken uitvoerende ambtenaren. Het enkel invoeren van een kenteken in het kentekenregister geeft immers alle gegevens met betrekking tot het betrokken voertuig. Deze staan allemaal vervolgens vermeld in genoemd zaakoverzicht. Zijn dit echter ook de concrete waarnemingen van de betrokken uitvoerend ambtenaar?
1.10 Ook de zogenaamde “gedragingsgegevens” in het zaakoverzicht worden (door het systeem) geperst in standaardformuleringen waarbij voor de uitvoerende ambtenaar weinig ruimte overblijft voor eigen formuleringen. Ook hier geldt wat heeft de uitvoerende ambtenaar daadwerkelijk waargenomen en/of welke handelingen zijn daadwerkelijk door de uitvoerende ambtenaar verricht? Ook wordt in dit zaakoverzicht gesproken over ambtenaar 1 en ambtenaar 2 maar welke ambtenaar heeft wat waargenomen en/of wat gecontroleerd?
1.11 Onder “Verklaring betrokkene” staat (ook) in dit zaakoverzicht:
“De verdachte/betrokkene heeft geen verklaring”. Dit is onmogelijk indien de betrokken uitvoerende ambtenaar zijn/haar werk heeft/had gedaan. Natuurlijk is er tijdens de staandehouding gesproken tussen betrokkene en de betrokken uitvoerend ambtena(a)r(en).
In feite bepaalt de betrokken uitvoerend ambtenaar door de gegevens op deze wijze in te voeren in het zaakoverzicht, dat kennelijk niet relevant is wat hij/zij heeft verklaard op het moment van staandehouding. Ook dit leidt weer tot een afbreuk van de positie van betrokkene. De kantonrechter merkt echter op dat het zaakoverzicht aan de uitvoerende ambtenaren nauwelijks ruimte biedt om anders te rapporteren/registreren.
1.12 Ook in deze zaak heeft de Officier van Justitie beslist zonder betrokkene te hebben gehoord. Nu het onderhavige beroep “kennelijk ongegrond zou zijn”, is de officier van justitie voorbijgegaan aan horen van betrokkene+++. De kantonrechter vraagt zich af waarop de officier van justitie deze “kennelijke ongegrondheid” baseert. Met deze standaardmotivering denkt de Officier van Justitie geen uitvoering te hoeven geven aan de hoorplicht (het fair-play beginsel). Zulks naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte. Bij de afdoening heeft de Officier van Justitie zich verder wat betreft de motivering van zijn/haar beslissing bediend van een standaardmotivering. Kennelijk gebaseerd op bovengenoemd zaaksoverzicht.
1.13 Bovenstaande betekent dat het beroep gegrond dient te worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Het behoort niet tot de taak van de kantonrechter om (voortdurend) onzorgvuldigheden in het “voortraject” te repareren c.q. te herstellen.
1.14 Juist tijdens het beroep bij de Officier van Justitie dient dit -voor zover nodig- te gebeuren. Het beroep bij de Officier van Justitie dient een “zeefwerking” te hebben zodat de kantonrechter niet onnodig wordt belast. Een beslissing van de Officier van Justitie in een Mulderzaak dient op een zorgvuldige wijze te worden voorbereid en bij het nemen van deze beslissing op een deugdelijke wijze te worden gemotiveerd. Te vaak hoort de kantonrechter tijdens zijn mondelinge behandeling(en) van betrokkene(n) dat zij vinden pas tijdens die behandeling voor het eerst “serieus te worden genomen.”
1.15 De gemachtigde van betrokkene verzoekt om een vergoeding van gemaakte kosten.
Op grond van artikel 1, sub a jo. artikel 2, eerste lid, sub a Besluit proceskosten bestuursrecht kent de kantonrechter een voor in dit geval een redelijk voorkomend geval een bedrag als vergoeding in aanmerking van € 218,50 voor verleende rechtsbijstaand.
De gestelde zekerheid dient aan betrokkene te worden terugbetaald als hierna bepaald.
2. De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van de zekerheidstelling ter hoogte van € 216,= (inclusief € 6,= administratiekosten) aan betrokkene terug te betalen;
- draagt de officier van justitie op het bedrag voor verleende rechtsbijstaand ter hoogte van € 218,50 aan betrokkene te betalen.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier, De kantonrechter,
Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt, of
b. het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, (118 4600 AC Bergen op Zoom) en dient door degene die bij de sector kanton beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending beslissing: