ECLI:NL:RBBRE:2011:BP0788

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
599088 cv 10-2936
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en geldigheid ontbindende voorwaarde in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Star Engineering B.V. De werknemer vordert betaling van zijn salaris en andere vergoedingen na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor werkzaamheden op een project in Turkije en bevatte een ontbindende voorwaarde die de beëindiging van de overeenkomst regelde. De werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst na 1 maart 2010 is blijven bestaan, terwijl de werkgever aanvoert dat deze per 25 februari 2010 is geëindigd, omdat de opdrachtgever had besloten dat de werknemer niet langer welkom was op het project. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst onverenigbaar is met het Nederlandse ontslagstelsel, waardoor deze nietig is. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd op basis van de mededeling van de opdrachtgever. De rechter heeft geoordeeld dat de werknemer geen recht heeft op doorbetaling van zijn loon na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat deze niet rechtsgeldig was beëindigd. De vorderingen van de werknemer zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 599088 CV EXPL 10-2936
vonnis d.d. 12 januari 2011
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
eiser,
procederend met civiele toevoeging nummer 1FA0411,
gemachtigde: mr. O. Lenselink, advocaat te Breda,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Star Engineering B.V.,
gevestigd te (4782 PM) Moerdijk, aan de Middenweg 6 (m397),
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.M.B.W. Oosterbeek, advocaat te Breda.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding d.d. 23 april 2010, met producties;
b. de conclusie van antwoord, met producties;
c. de conclusie van repliek, tevens akte wijziging eis;
d. de conclusie van dupliek.
2. Het geschil
2.1 Eiser (hierna te noemen: “[eiser]”) vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en na wijziging van eis, om gedaagde (hierna te noemen: “STAR”) te veroordelen tot betaling van het salaris (van 1 maart 2010) tot 21 april 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging. Daarnaast vordert [eiser] om STAR te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 833,00 en de proceskosten.
2.2 STAR verweert zich tegen de vorderingen.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. STAR houdt zich bedrijfsmatig bezig met onder meer het plaatsen van technisch (hoog) gekwalificeerde vakmensen bij ondernemingen die voor specifieke projecten tijdelijk behoefte hebben aan specialisten. STAR sluit daartoe overeenkomsten met opdrachtgevers en zoekt voor de uitvoering van werkzaamheden/projecten bij haar opdrachtgevers, de juiste mensen;
b. [eiser] is op 19 juli 2009 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij STAR, in de functie van superintendant tegen een loon van € 6.767,00 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag en onkostenvergoedingen; in de arbeidsovereenkomst is een opzegtermijn van één week overeengekomen;
c. in zijn functie was [eiser] belast met de supervisie tijdens de sloop van een fabriek in Turkije;
d. Vopak was de opdrachtgever van voornoemd project;
e. bij de aanvang van het dienstverband was de duur van het project door STAR geschat op drie maanden;
f. bij de tussen STAR en [eiser] gesloten arbeidsovereenkomst behoren algemene bepalingen (hierna te noemen: ‘algemene bepalingen’), waarvan artikel 2 -voor zover van belang- als volgt luidt: “artikel 2. Aard en duur arbeidsovereenkomst
Deze arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van werknemer’s bijdrage aan bedoeld project en zal derhalve van rechtswege eindigen bij voltooiing van werknemer’s bijdrage aan bedoeld project, zonder dat hiervoor enige opzegging of waarschuwing van een der partijen noodzakelijk is. Het einde van werknemer’s bijdrage aan bedoeld project wordt bepaald door een buiten de wil van betrokken partijen staande gebeurtenis, namelijk door de mededeling van de opdrachtgever dat werknemer’s bijdrage aan het project is voltooid of indien werknemer, ongeacht de omstandigheden, niet meer in staat is op genoemd project te werken of door opdrachtgever niet meer wordt toegelaten zijn werkzaamheden uit te voeren.”;
g. artikel 11 luidt -voor zover van belang- als volgt:
“artikel 11 Tussentijdse beëindiging van het dienstverband
Na het verstrijken van de proeftijd is tussentijdse beëindiging van het dienstverband te allen tijde mogelijk, met inachtneming van een voor opzeggingtermijn ter hoogte van het in de algemene gegevens/voorwaarde (zie Arbeidsovereenkomst) vermelde tijdsduur. Voorts behoudt de werkgever zich het recht voor het dienstverband met onmiddellijke ingang te beëindigen wegens dringende redenen. Onder dringende redenen worden onder meer verstaan, een of meerdere van de hierna vermelde omstandigheden, welke opsomming echter niet wordt geacht limitatief te zijn.
b. Werkgever´s en/of opdrachtgever´s misnoegen over werknemer´s arbeidsprestatie en/of gedrag.
e. Het begaan van handelingen, daaronder mede te begrijpen politieke uitingen, die de belangen en/of goede naam van werkgever of diens opdrachtgever kunnen schaden.
f. Indien houding of gedrag van werknemer ten opzichte van de opdrachtgever een negatieve invloed heeft op het arbeidstempo en/of arbeidsklimaat.”
h. in januari 2010 werd de heer [X], commercial manager van Vopak United Kingdom, aangesteld als interim projectleider van Vopak bij het project in Turkije;
i. op 23 februari 2010 heeft [X] een mail gestuurd naar [eiser] waarin opheldering wordt gevraagd over een telefoonrekening van € 2.835,00 en de geboekte vliegtickets waaruit blijkt dat [eiser] vaker dan eens in de drie weken naar Nederland gaat;
j. diezelfde dag heeft [eiser] de mail beantwoord. Hij opent met de mededeling dat hij zijn functie zal neerleggen als de vlieg- en telefoniekosten niet akkoord worden bevonden. Verder heeft hij aangegeven dat hij zijn Nederlandse telefoon heeft gebruikt waardoor de kosten vanwege roaming hoog opliepen, maar dat deze kosten nu fors zijn gereduceerd, aangezien de telefoon inmiddels is aangesloten op een Turks netwerk. Met betrekking tot de vliegtickets merkt hij op dat privé omstandigheden vereisen dat hij er eens per 14 dagen is;
k. [X] mailt diezelfde terug dat hij een dag later om 10 uur ’s ochtends telefonisch contact met [eiser] op zal nemen om deze kwestie te bespreken;
l. op 24 februari 2010 mailt [eiser] om 8:56 naar [X]. In deze mail geeft hij -onder meer- aan dat er geen reden is om iets te bespreken en dat sinds [X] is gekomen, alles slechter is gaan lopen. [eiser] stelt dat [X] zijn telefoon niet oppakt en niet reageert op mails, waardoor bepaalde contracten niet gesloten konden worden. Verder geeft [eiser] aan niet te begrijpen waarom [X] op het project is gekomen, omdat hij 100% overhead is;
m. [X] stuurt voorgaande mailwisseling diezelfde dag door naar de HR Director van Vopak, waarbij hij -verkort weergegeven- aangeeft, dat hij niet kan werken met iemand met zo’n houding en dat [eiser] zo snel mogelijk weg moet;
n. op 25 februari 2010 ontvangt [eiser] een mail van de heer [Y], consultant bij STAR, waarin [Y] onder meer aangeeft dat hem het trieste bericht heeft bereikt dat [eiser] per direct is opgezegd door Vopak voor het project in Turkije. STAR deelt mee dat zij conform contractuele afspraken niet anders kan, dan [eiser] per direct, dus per 25 februari 2010, opzeggen;
o. [eiser] reageert d.d. 26 februari 2010 op deze mail, waarbij hij zijn hart lucht over voornoemde kwestie. Vervolgens hebben [eiser] en [Y] telefonisch contact, waarna [eiser] diezelfde dag de volgende mail aan [Y] zendt: “Middels deze mail ga ik akkoord met de opzegging door Vopak. Laatste werkdag is 25 februari 2010, Voorwaarde is wel dat alle resterende bedragen ten goede van mij tot en met 25 februari, zoals salaris, onkosten en resterende vakantie uren uitbetaald worden. Verder is er geen verhaal mogelijk van uit het verleden gemaakte kosten van mij. Laatst gemaakte kosten dienen nog nagevorderd te worden.”
p. met ingang van 1 maart 2010 (week 9) heeft STAR de loonbetalingen aan [eiser] gestaakt;
q. op 15 maart 2010 heeft STAR het bedrag van de eindafrekening aan [eiser] overgemaakt;
r. op 10 maart 2010 heeft STAR aan [eiser] laten weten een mogelijk nieuwe plaatsing voor hem te kunnen realiseren; deze opdracht is -uiteindelijk- niet door [eiser] aangenomen;
s. bij brief van 18 maart 2010 heeft de gemachtigde van [eiser] aangegeven dat [eiser] direct bezwaar heeft gemaakt tegen de onmiddellijke beëindiging van het dienstverband en dat [eiser] aanspraak maakt op doorbetaling van het loon vanaf week 9 tot aan de datum van beëindiging van het dienstverband. Tevens geeft hij aan dat [eiser] nog steeds beschikbaar is om op eerste afroep de bedongen werkzaamheden te hervatten;
t. bij brief van 19 maart 2010 reageert STAR hierop met de mededeling dat -kort samengevat- door het gebeuren bij Vopak, de arbeidsovereenkomst tussen STAR en [eiser] is geëindigd. In haar brief verwijst STAR in het bijzonder naar artikel 2 en artikel 11, onderdelen b, e en f van de algemene bepalingen;
u. omstreeks 23 maart 2010 heeft STAR aan [eiser] laten weten een mogelijk nieuwe plaatsing voor hem te kunnen realiseren; dit leidde echter niet tot een plaatsing;
v. op 13 april 2010 heeft [Y] wederom een interview voor [eiser] georganiseerd, hetgeen leidde tot een opdracht: STAR en [eiser] sluiten ter zake van dit project een arbeidsoverkomst voor bepaalde duur, met ingang van 21 april 2010, zijnde de startdatum van de werkzaamheden van [eiser] op het -nieuwe- project.
3.2 [eiser] grondt zijn vorderingen op de tussen partijen bestaand hebbende arbeidsovereen-komst met betrekking tot het project in Turkije. Hij stelt -kort samengevat- dat de arbeidsovereenkomst na 1 maart 2010 is blijven bestaan en hij vordert loondoorbetaling (ad € 6.767,00 per vier weken, exclusief 8% vakantiegeld) tot 21 april 2010, zijnde de startdatum van zijn werkzaamheden op een nieuw project. Nu voldoening van voornoemde aanspraken is uitgebleven, maakt [eiser] tevens aanspraak op de wettelijke verhoging en op de wettelijke rente. [eiser] vordert voorts een bedrag ad € 833,00 aan buitengerechtelijke kosten, nu hij voorafgaand aan de procedure heeft getracht om buiten rechte betaling te verkrijgen van de verschuldigde bedragen.
3.3 STAR voert verweer tegen de vorderingen van [eiser]. Primair stelt STAR zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege per 25 februari 2010 is geëindigd, gezien de mededeling van Vopak dat [eiser] niet langer welkom was op het project in Turkije. Als gevolg hiervan is volgens STAR voldaan aan de ontbindende voorwaarde die in de arbeidsovereenkomst is opgenomen en is de arbeidsovereenkomst per voornoemde datum geëindigd. Nu [eiser] deze beëindiging ook heeft erkend en bevestigd in zijn mail d.d. 26 februari 2010, is het subsidiaire standpunt van STAR dat op die grond de arbeidsovereen-komst per 25 februari 2010 is geëindigd. Indien geoordeeld zou worden dat pas door de uitbetaling door STAR d.d. 15 maart 2010, aan de door [eiser] gestelde voorwaarde ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst is voldaan, heeft de arbeidsovereenkomst in ieder geval per 15 maart 2010 een einde genomen, aldus STAR. Meer subsidiair voert STAR aan dat [eiser] zich na 25 februari 2010 niet beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van werkzaamheden op het bewuste project in Turkije, als gevolg waarvan [eiser] geen recht heeft op betaling van loon voor de periode na 25 februari 2010. Nog meer subsidiair voert STAR aan dat [eiser] in ieder geval vanaf 10 maart 2010 geen aanspraak meer kan maken op doorbetaling van zijn loon, aangezien hij vanaf die datum heeft aangegeven beschikbaar te zijn voor andere opdrachten die hem vanaf die datum zijn aangeboden.
Nederlandse rechter bevoegd
3.4 De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor werkzaamheden op een project in Turkije. Derhalve doet zich de vraag voor of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. In artikel 18 van de algemene bepalingen hebben partijen bepaald dat alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, zullen worden beslecht door de rechtbank te Breda. Gelet op het bepaalde in art 8 Rv met betrekking tot een uitdrukkelijke forumkeuze door partijen, in samenhang met de vestigingsplaats van STAR, verklaart de onderhavige rechter zich bevoegd om van de zaak kennis te nemen.
Nederlands recht van toepassing
3.5 Vervolgens dient vastgesteld te worden welk recht van toepassing is. In artikel 18 van de algemene bepalingen zijn partijen overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst onderworpen is aan het Nederlandse recht. Gelet op het bepaalde in het artikel 3 jo. artikel 6 van het Europees Overeenkomstenverdrag (EVO), dat handelt over de rechtskeuze van partijen (bij individuele arbeidsovereenkomsten), is deze rechtskeuze rechtsgeldig. Derhalve is op het onderhavige geschil Nederlands recht van toepassing.
Kern geschil
3.6 Kern van het geschil is wanneer de arbeidsovereenkomst met betrekking tot het project in Turkije, tussen partijen is geëindigd. Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsovereen-komst in ieder geval per 21 april 2010 is geëindigd.
Ontbindende voorwaarde
3.7 Vooralsnog kan in het midden blijven of de arbeidsovereenkomst is te kwalificeren als een (uitzend)overeenkomst voor bepaalde tijd (standpunt STAR) of onbepaalde tijd (standpunt [eiser]). Immers, het meest verstrekkende verweer van STAR is dat de arbeidsovereenkomst (in welke vorm dan ook) een einde heeft genomen door het intreden van de ontbindende voorwaarde, zoals overeengekomen in artikel 2 van de algemene bepalingen. Ook [eiser] stelt dat in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst de ontbindende voorwaarde is opgenomen. Nu beide partijen het eens zijn over de uitleg van dit beding als zijnde een ontbindende voorwaarde, is de kantonrechter gehouden partijen daarin te volgen. In artikel 2 is bepaald dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van werknemer’s bijdrage aan het betreffende project in Turkije en dat de arbeidsovereenkomst derhalve van rechtswege zal eindigen bij voltooiing van werknemer’s bijdrage aan bedoeld project, zonder dat hiervoor enige opzegging of waarschuwing van een der partijen noodzakelijk is. Het einde van werknemer’s bijdrage aan bedoeld project wordt bepaald door een buiten de wil van betrokken partijen staande gebeurtenis, namelijk door de mededeling van de opdrachtgever dat werknemer’s bijdrage aan het project is voltooid of indien werknemer, ongeacht de omstandigheden, niet meer in staat is op genoemd project te werken of door opdrachtgever niet meer wordt toegelaten zijn werkzaamheden uit te voeren.
Geldigheid ontbindende voorwaarde
3.8 Partijen twisten over de vraag of de opname van voornoemde ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst geldig is. [eiser] betoogt -verkort weergegeven- dat dat niet het geval is, nu de betreffende ontbindende voorwaarde onverenigbaar is met het ontslagstelsel. [eiser] stelt zich op het standpunt dat in de onderhavige zaak de vervulling van de ontbindende voorwaarde louter afhankelijk is gesteld van het subjectieve oordeel van een derde over het functioneren van een persoon. De blote mededeling op basis van een subjectief oordeel van de inlenende partij inhoudende dat de bijdrage van de betreffende werknemer is voltooid, rechtvaardigt volgens [eiser] geen directe beëindiging van het dienstverband. Op deze wijze wordt flagrant inbreuk gemaakt op het in Nederland geldende ontslagstelsel, dat de werknemer ontslagbescherming biedt middels een opzegverplichting en in welk stelsel een arbeidsovereenkomst enkel eenzijdig met onmiddellijke ingang kan worden opgezegd in het geval van een dringende reden, aldus [eiser].
STAR neemt het tegengestelde standpunt in, namelijk dat de onderhavige ontbindende voorwaarde wel geldig is overeengekomen. STAR geeft aan dat Vopak -als objectieve derde en nadat [eiser] de grenzen van het toelaatbare had overschreden met zijn onkosten en de bewuste mail van 24 februari 2010 aan de projectleider- besloten heeft dat [eiser] niet mag werken op het betreffende project (en dat daarmee zijn bijdrage aan het project is voltooid). STAR wijst erop dat dit ook inherent is aan de verhouding tussen STAR en [eiser]. De daadwerkelijke werkzaamheden worden door de werknemers van STAR bij en ten behoeve van de opdrachtgevers verricht. Als de opdrachtgever op een gegeven moment besluit, op grond van het feit dat de werknemer bijvoorbeeld de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden, dat de bijdrage van de werknemer voltooid is, dan is er (ook voor STAR) geen andere mogelijkheid dan dat daarmee de arbeidsovereenkomst, die speciaal ten behoeve van het project is gesloten, dient te eindigen. Beide partijen verwijzen onder meer naar het Mungra-arrest (HR 6 maart 1992, NJ 1992, 509). De kantonrechter overweegt als volgt.
De Hoge Raad heeft in het Mungra-arrest bepaald dat de stelling, dat een in een arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde rechtskracht ontbeert, wegens het gesloten stelsel van de regels betreffende beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onjuist is. Een ontbindende voorwaarde kan, maar behoeft niet noodzakelijk met dit stelsel onverenigbaar te zijn, waarbij van geval tot geval moet worden bezien in hoeverre de strekking van voormelde regels tot nietigheid van de ontbindende voorwaarde leidt. Dit standpunt strookt ook (thans) met het bepaalde in artikel 7:667 leden 7 en 8 BW, waarin slechts de geldigheid van de daar bedoelde ontbindende voorwaarden wordt uitgesloten. In het Mungra-arrest is bepaald dat van een zodanige nietigheid in dat geval geen plaats is, nu het gaat om een arbeidsovereenkomst met een arts, die bij vervulling van de voorwaarde wegens het ontbreken van een mogelijkheid van praktijkuitoefening in het ziekenhuis vrijwel geheel doel zou missen, terwijl die vervulling ook niet door de als werkgever optredende maatschap kan worden tot stand gebracht en, zo zij door deze werkgever in de hand zou zijn gewerkt, niet meer door deze zou kunnen worden ingeroepen.
In het onderhavige geval wordt geoordeeld dat de ontbindende voorwaarde, zoals opgenomen in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst, rechtskracht ontbeert omdat deze voorwaarde onverenigbaar is met het Nederlandse ontslagstelsel. Immers, niet alleen de mededeling van de opdrachtgever dat werknemers’ bijdrage aan het project is voltooid, leidt volgens de voorwaarde tot een einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege, maar ook indien de werknemer, ongeacht de omstandigheden, niet meer in staat is op genoemd project te werken of door opdrachtgever niet meer wordt toegelaten zijn werkzaamheden uit te voeren (cursivering kantonrechter). Volgens deze voorwaarde zou het dus zo kunnen zijn dat als een werknemer bijvoorbeeld door (langdurige) ziekte niet meer in staat is op genoemd project te werken, dit een einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou kunnen inhouden. De strekking van een dergelijk (ruim) geformuleerde ontbindende voorwaarde is in strijd met het Nederlandse ontslagstelsel, zodat deze voorwaarde nietig geoordeeld wordt. Dit heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst niet door de enkele mededeling van de opdrachtgever, op 25 februari 2010 van rechtswege is geëindigd.
Dringende reden
3.9 In haar brief d.d. 19 maart 2010 aan de gemachtigde van [eiser], stelt STAR zich op het volgende standpunt: “Nu door het handelen van uw cliënt onze opdrachtgever per direct de samenwerking heeft beëindigd, is tevens de arbeidsovereenkomst tot een einde gekomen. In het bijzonder verwijs ik naar artikel 2 en artikel 11, onderdelen b, e en f van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op het arbeidscontract.” Onder 3.1 sub f staan voornoemde onderdelen van artikel 11 opgesomd, die -kort samengevat- neerkomen op een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens dringende redenen. Nu STAR zich in deze procedure niet (langer) expliciet beroept op een onmiddellijke beëindiging wegens dringende redenen, wordt hieraan voorbij gegaan.
Wederzijds goedvinden
3.10 STAR stelt zich subsidiair op het standpunt dat [eiser] de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 25 februari 2010 heeft erkend en bevestigd in zijn mail d.d. 26 februari 2010. [eiser] voert daartegen aan dat hij in zijn mail d.d. 26 februari 2010 aan STAR heeft voorgesteld dat 25 februari 2010 heeft te gelden als laatste werkdag, waarbij hij uitdrukkelijke voorwaarden heeft gesteld. Nu dit aanbod nimmer door STAR is geaccepteerd, is er volgens [eiser] geen sprake van een beëindiging van de arbeidsovereen-komst met wederzijds goedvinden per 25 februari 2010.
De betreffende mail van [eiser] d.d. 26 februari 2010 luidt als volgt: “Middels deze mail ga ik akkoord met de opzegging door Vopak. Laatste werkdag is 25 februari 2010, Voorwaarde is wel dat alle resterende bedragen ten goede van mij tot en met 25 februari, zoals salaris, onkosten en resterende vakantie uren uitbetaald worden. Verder is er geen verhaal mogelijk van uit het verleden gemaakte kosten van mij. Laatst gemaakte kosten dienen nog nagevorderd te worden.” De inhoud van deze mail kan niet -zoals [eiser] stelt- worden opgevat als een aanbod van de zijde van [eiser] dat nog door STAR diende te worden aanvaard. In de mail geeft [eiser] immers duidelijk en ondubbelzinnig blijk van zijn instemming met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. STAR mocht er -gelet op de omstandigheden van het geval- gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser] akkoord ging met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 25 februari 2010. Wel heeft [eiser] voorwaarden aan die akkoordverklaring verbonden, zodat beoordeeld dient te worden of voldaan is aan die voorwaarden.
Voorwaarden vervuld
3.11 [eiser] heeft niet gesteld dat STAR niet aan haar betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, zoals salaris, onkosten en resterende vakantie uren, heeft voldaan. Het enkele feit dat STAR -pas- op of omstreeks 15 maart 2010 tot uitbetaling is overgegaan, maakt niet dat niet (tijdig) aan die gestelde voorwaarde is voldaan. Immers, in zijn mail d.d. 26 februari 2010 noemt [eiser] geen (fatale) termijn voor de uitbetaling. In die mail kondigt [eiser] aan dat de laatst gemaakte kosten nog nagevorderd dienen te worden. Nu de betaling door STAR heeft plaatsgevonden op of omstreeks 15 maart 2010, kan derhalve -gelet op al het voorgaande en in samenhang met het tijdsverloop van ongeveer 17 dagen na de betreffende mail- niet worden gesteld dat niet tijdig aan de betalingsvoorwaarde is voldaan.
Voorts heeft [eiser] als voorwaarde gesteld dat “er geen verhaal mogelijk (is) van uit het verleden gemaakte kosten van mij”. STAR vraagt zich hierbij af wat [eiser] precies bedoelt en geeft aan dat er geen kosten zijn verhaald op [eiser]. [eiser] stelt dat STAR nimmer de toezegging heeft gedaan dat er geen kosten zouden worden verhaald op [eiser]. De kantonrechter constateert enerzijds dat STAR zich in haar brief d.d. 19 maart 2010 alle rechten voorbehoudt om (imago)schade op [eiser] te verhalen. Deze brief moet anderzijds wel worden bezien in het licht van de brief van [eiser] d.d. 18 maart 2010. Bij die brief maakt de gemachtigde van [eiser] immers bezwaar tegen de beëindiging van het dienstverband. Deze brief staat in schril contrast met de inhoud van de mail d.d. 26 februari 2010, waarbij [eiser] (onder voorwaarden) instemde met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In de brief d.d. 18 maart 2010 wordt op geen enkele wijze gerefereerd aan de inhoud van voornoemde mail en er wordt evenmin gesteld dat niet zou zijn voldaan aan de door [eiser] in die mail gestelde voorwaarden. Het voorgaande, in samenhang met het gegeven dat STAR kennelijk geen schade op [eiser] heeft verhaald en dat niet (meer) voornemens is, leidt tot de conclusie dat daarmee voldaan is aan alle door [eiser] gestelde voorwaarden ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Die arbeidsovereenkomst is dan ook, zoals tussen partijen is overeengekomen, geëindigd per 25 februari 2010. Het voorgaande brengt met zich mee dat [eiser] na die periode geen loonaanspraken meer heeft, met als gevolg dat zijn vorderingen zullen worden afgewezen.
3.12 proceskosten
[eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van STAR gevallen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure aan de zijde van STAR gevallen en begroot op een bedrag van € 800,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, kantonrechter, en uitge¬sproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.