Uitspraak
RECHTBANK BREDA
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2011 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2011.
Rechtbank Breda
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 17 oktober 2011 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge. De eiser, die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en eerder was toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, had een aanvraag ingediend voor financiële ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet werk en bijstand (Wwb). De aanvraag was gericht op het verkrijgen van een voorziening ter compensatie van huurschuld, die was ontstaan door een verhuizing naar een geschiktere woning, welke door medische redenen noodzakelijk was geacht.
Het college had de aanvraag op 26 juli 2010 afgewezen, met de motivering dat de gevraagde voorziening niet onder de compensatieplicht van de Wmo viel en dat eiser niet in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand op grond van de Wwb, omdat hij over voldoende middelen beschikte om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Eiser had zijn huurschuld inmiddels voldaan, waardoor er volgens het college geen noodzaak tot bijstandsverlening meer was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met de psychosociale gevolgen van de afwijzing voor hem en zijn kinderen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de gevraagde financiële compensatie niet valt onder de Wmo, omdat deze niet gericht is op het bevorderen van de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie van de eiser. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen zeer dringende redenen waren om bijzondere bijstand te verlenen op grond van de Wwb, aangezien eiser in staat was om zijn schulden zelf te voldoen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.