Uitspraak
RECHTBANK BREDA
1.Beslissing
2.Gronden
3.Proceskosten
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Breda
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 28 januari 2011, gaat het om een geschil tussen een belanghebbende, die een handelskwekerij dreef, en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005, alsook tegen een vergrijpboete van € 1.320 die aan hem was opgelegd. De inspecteur had een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de door belanghebbende ingediende aangiften omzetbelasting, waaruit bleek dat er geen aansluiting was tussen de aangiften en de administratie van de belanghebbende. Dit leidde tot de conclusie dat de belanghebbende niet voldeed aan de verplichtingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
Tijdens de zitting op 14 januari 2011 in Roermond was de belanghebbende niet aanwezig, ondanks dat hij eerder om uitstel had verzocht. De rechtbank weigerde dit verzoek, omdat de belanghebbende zelf verantwoordelijk was voor de communicatieproblemen die zijn afwezigheid veroorzaakten. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op de teruggaaf van omzetbelasting die eerder was verleend.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd. De rechtbank vond ook dat de opgelegde vergrijpboete van 25% van de na te heffen belasting, oftewel € 1.320, passend was gezien de omstandigheden van het geval. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.