RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/1180
Uitspraakdatum: 26 februari 2010
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats],
eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Roermond,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2004 een aanslag, aanslagnummer [nummer].S.46, ziekenfondspremie zelfstandigen naar een premie- inkomen van € 16.077 opgelegd. Bij die aanslag is € 34 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. De inspecteur heeft belanghebbendes bezwaar bij de uitspraak op bezwaar van 22 januari 2008, naar de rechtbank begrijpt, afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 februari 2008, ontvangen bij de rechtbank op 3 maart 2008, beroep ingesteld.
1.4. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2009 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote, de gemachtigde mr. [gemachtigde], advocaat te Roermond, bijgestaan door [adviseur H] en [adviseur K] beiden verbonden aan Flynth Adviseurs en Accountants, alsmede namens de inspecteur [gemachtigde], [gemachtigde W] en [gemachtigde B]. Ter zitting zijn de vijftien zaken met procedurenummers 08/1174 tot en met 08/1188 tegelijk behandeld. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met de uitspraak aan partijen is verzonden.
2. Gronden van de beslissing
Op grond van het bepaalde in artikel 15a, eerste lid, in verbinding met artikel 3d, vierde, zevende en achtste lid, van de Ziekenfondswet (tekst 2004) bedraagt het premie-inkomen, voor zover te dezen van belang, de som van het belastbaar inkomen uit werk en woning, het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, bedoeld in de Hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
De rechtbank heeft in de zaak met procedurenummer 08/1177 betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, aanslagnummer [nummer].H.46, op belanghebbendes beroep inzake die aanslag heden bij uitspraak, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht, beslist en dat beroep gegrond verklaard. In die procedure is de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.077. Nu die aanslag is verminderd moet ook de aanslag ziekenfondspremie worden verminderd en is het bezwaar ten onrechte door de inspecteur afgewezen. Derhalve is het beroep gegrond.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.449 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punten voor het indienen van een conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1 en factor 1,5 voor meer dan 4 samenhangende zaken). De rechtbank spreekt daarom in elk van de veertien samenhangende zaken, welke gegrond zijn verklaard (met uitzondering van de zaak 08/1185) een proceskostenveroordeling uit van € 103,50.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een premie-inkomen van € 11.077 en vermindert de heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 103,50.
Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en door deze en mr. M.H. van Heel, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 10 maart 2010
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als die onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als binnen zes weken na verzending van de uitspraak geen rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid, AWR).
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.