ECLI:NL:RBBRE:2010:BP1986

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801200-09 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige onder zorg en waakzaamheid

Op 28 december 2010 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de minderjarige, die verklaarde dat zij gedurende een periode van ongeveer drie jaar bij de verdachte logeerde. Tijdens deze logeerpartijen heeft de verdachte meermalen ontuchtige handelingen gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als volwassene, een zorgplicht had ten opzichte van de minderjarige, wat de ernst van de feiten vergrootte. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat ook degene die tijdelijk zorgplicht heeft, onder artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht valt. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en een verbod op contact met de aangeefster. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat de aangeefster op dat moment niet in staat was haar wil te bepalen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van volwassenen in zorgrelaties en de noodzaak van bescherming van kwetsbare minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/801200-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Visser, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 december 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Koning, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ontucht heeft gepleegd met een meisje van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling lijdt dat zij niet of niet volkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen althans met een meisje onder de 16 jaar althans met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte vrij dient te worden gesproken van de primaire en subsidiaire variant van het tenlastegelegde feit. Er is onvoldoende bewijs om aan te nemen dat aangeefster onvoldoende in staat zou zijn om haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen. Voorts is uit het dossier niet duidelijk gebleken of er ook al ontucht is gepleegd voor de 16e verjaardag van aangeefster.
De officier van justitie acht de meer subsidiaire variant van het tenlastegelegde feit wel wettig en overtuigend bewezen. Aangeefster ging om de week logeren bij haar tante en verdachte. Al die keren was aangeefster aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd. Verdachte heeft meerdere malen de grens overschreden en seks gehad met aangeefster. De officier van justitie gaat er niet vanuit dat aangeefster ten tijde van de ontucht 16 jaar was zodat de tenlastegelegde periode gesteld dient te worden op 3 februari 2008 tot en met 15 januari 2009.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Er zijn geen stukken in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat aangeefster op een zodanig niveau functioneert dat zij niet in staat is om haar wil omtrent het verrichten van seksuele handelingen te bepalen. Ook bevat het dossier geen stukken waaruit blijkt dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden voordat aangeefster de zestienjarige leeftijd had bereikt.
Anders dan de officier van justitie, is de verdediging van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van de meer subsidiaire variant dient te worden vrijgesproken. Nergens blijkt uit dat aangeefster afhankelijk is geweest van de zorg van verdachte. Überhaupt kun je je afvragen of alle genoemde seksuele handelingen zoals ten laste gelegd hebben plaatsgevonden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 2 april 2009 doet [initialen]. ([voornaam]) [slachtoffer] , geboren op 3 februari 1992, aangifte van seksueel misbruik door verdachte. Verdachte bekent seksueel contact met aangeefster te hebben gehad. Dat was na haar 16e. Vanaf Kerst 2009 heeft hij geen contact meer met haar gehad. In de periode dat hij een relatie met haar had, leefde hij op een roze wolk. Aangeefster woont op het OCB te Roosendaal en wordt begeleid door Jeugdzorg omdat haar moeder niet goed voor haar kon zorgen. Eenmaal in de drie weken logeerde aangeefster bij haar tante en verdachte. De eerste keer dat [voornaam] seks met verdachte had was in de slaapkamer van haar nichtje. Verdachte vroeg haar mee te gaan naar boven, deed zijn eigen en haar broek naar beneden en is met zijn penis in haar vagina gegaan. Daarna hadden zij seks met elkaar in de auto van verdachte als zij met verdachte mee ging om de auto te wassen. Verdachte kleedde haar uit en stopte zijn penis in haar vagina. Dit gebeurde vaak als zij naar huis ging. Ook heeft [voornaam] aan de penis van verdachte moeten zuigen, hem moeten pijpen. Verdachte heeft haar lijf aangeraakt met zijn handen; haar borsten, gezicht en kont.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank de primaire variant van het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Er dient sprake te zijn van een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht, dan wel dient aangeefster aan een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestesvermogens te lijden, waardoor zij niet in staat is haar wil omtrent het hebben van seksueel contact te bepalen. De rechtbank is hiervan niet gebleken. Uit het dossier blijkt niet dat aangeefster onvoldoende in staat zou zijn om haar wil omtrent seksuele contact te bepalen.
Ook de subsidiaire variant van het tenlastegelegde feit acht de rechtbank niet bewezen. Aangeefster heeft verklaard dat zij vanaf haar veertiende door verdachte is misbruikt. Mede gelet op de verklaring van [getuige] waarin zij aangeeft dat het voor aangeefster moeilijk is om de tijdslijn te bepalen, is de rechtbank van oordeel dat, voor wat betreft de leeftijd, niet uitgegaan kan worden van de verklaring van aangeefster. Steunbewijs voor haar verklaring op dit punt ontbreekt.
Gelet op bovenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrij dient te worden gesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ook van het meer subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken aangezien nergens uit blijkt dat aangeefster afhankelijk was van verdachte en er dus geen sprake is van zorg en waakzaamheid.
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval wel degelijk gesproken moet worden van een vorm van zorg en waakzaamheid van verdachte ten opzichte van aangeefster. Verdachte had als volwassene de verantwoordelijkheid voor aangeefster. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2001, LJN AO1400. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bevestigd, waarin wordt overwogen dat onder artikel 249 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht “ook degene valt aan wie de feitelijke zorgplicht tijdelijk of gedeeltelijk is overgedragen”. In die casus ging het om een situatie waarbij de minderjarige regelmatig ging logeren in de woning van de verdachte, en in welke woning de ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedragingen ook hebben plaatsgevonden. Het Hof en de Hoge Raad zijn van oordeel dat onder die omstandigheden het minderjarige slachtoffer aan de zorg en waakzaamheid van verdachte is toevertrouwd. De rechtbank is van oordeel dat daar in dit geval ook sprake van is geweest. In overleg met Bureau Jeugdzorg is aangeefster bij verdachte gaan logeren. Er zijn daarbij afspraken gemaakt, onder andere over de frequentie. Gedurende ongeveer 3 jaar ging aangeefster eenmaal in de drie weken van vrijdag tot en met zondag logeren bij haar tante en verdachte. Tijdens dit verblijf van aangeefster bij verdachte, heeft het misbruik plaatsgevonden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tweede subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Omdat niet is gebleken dat aangeefster ten tijde van de ontucht jonger dan 16 jaar was, zal de rechtbank de tenlastegelegde periode beperken tot
3 februari 2008 tot en met 15 januari 2009.
4.4 De bewezenverklaring
Tweede subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 3 februari 2008 tot en met 15 januari 2009
in het arrondissement Breda ontucht heeft gepleegd met
de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer], immers heeft hij, verdachte,
meermalen zijn, verdachte's, penis in de vagina en mond van die [slachtoffer]
gebracht en gehouden en het blote lichaam van die [slachtoffer] betast;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook indien dat inhoudt dat verdachte zich ambulant laat behandelen door ’t Dok. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf van 160 uur, te vervangen door 80 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zo het oordeel van de rechtbank andersluidend zal zijn, verzoekt de verdediging aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met oplegging van een bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering is geadviseerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer een jaar zeer frequent ontucht gepleegd met de aangeefster. Aangeefster was aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van het feit. Tussen aangeefster en verdachte was er sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Aangeefster logeerde elke 3 weken bij verdachte. Zij beschouwde dit als “naar huis gaan”. Een dergelijke plek is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van deze afhankelijkheid door frequent, gedurende een langere periode ontucht met aangeefster te plegen. Hij spreekt van een relatie met aangeefster en miskent aldus dat in de omstandigheden waarin aangeefster verkeerde geen sprake kon zijn van een (gelijkwaardige) relatie met verdachte. De rechtbank is van oordeel dat dit een dusdanig ernstig feit betreft, dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. Van deze gevangenisstraf zal de rechtbank een deel voorwaardelijk opleggen om een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk te maken.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt behandeling door ’t Dok. Voorts wordt verdachte verboden contact te leggen met aangeefster.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit primair en subsidiair;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dat ambulante behandeling van ’t Dok inhoudt;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij deze reclasseringsinstelling;
* dat verdachte geen contact legt met aangeefster, [initialen]. [slachtoffer];
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. Volkers, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 december 2010.
Mr. Volkers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op meerdere althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2007 tot en met 15 januari 2009 te Breda, in elk geval in het
arrondissement Breda, met [initialen]. ([voornaam]) [slachtoffer], van wie hij, verdachte,
wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of
lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die
[slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of
kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en)
heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens zijn,
- verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/ gebracht en/of
- verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of zich vervolgens
door die [slachtoffer] laten pijpen
art 243 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2007 tot en met 3 februari 2008 te Breda, in elk geval in het
arrondissement Breda, met [initialen]. [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens) zijn,
- verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
- verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of zich vervolgens
door die [slachtoffer] laten pijpen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 januari 2009
te Breda, in elk geval in het arrondissement Breda ontucht heeft gepleegd met
de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer], immers heeft hij, verdachte,
meermalen zijn, verdachte's, penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer]
gebracht en/of gehouden en/of het blote lichaam van die [slachtoffer] betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht