ECLI:NL:RBBRE:2010:BP0266

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
629529-AZ-10-453
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoring arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen De Unie en [verweerder]. De Unie, vertegenwoordigd door mr. G.J. Bilderbeek, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding, op basis van gewichtige redenen die voortvloeien uit een verstoring van de arbeidsrelatie. De verstoring werd toegeschreven aan [verweerder], die sinds 1 september 2003 in dienst was bij De Unie en op dat moment 64 jaar oud was. De Unie stelde dat er sinds enkele jaren klachten waren over de communicatie van [verweerder], die als onprofessioneel en beledigend werd ervaren door zowel vakbondsleden als collega's. Ondanks eerdere waarschuwingen en afspraken over de communicatie, bleef [verweerder] zich respectloos uitlaten, wat leidde tot zijn non-actiefstelling op 15 oktober 2010.

[verweerder] voerde verweer en stelde dat de belastingservice door De Unie gedoogd werd en dat er veel wisselingen in de leiding waren geweest, wat bijdroeg aan de verstoring van de relatie. Hij ontkende de beschuldigingen en vroeg om een vergoeding van € 36.180,- indien de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de verstoring van de werkrelatie volledig aan [verweerder] te wijten was. De rechter oordeelde dat er geen aanleiding was om een vergoeding toe te kennen en heeft de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2011 ontbonden, waarbij iedere partij de eigen proceskosten diende te dragen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van professionele communicatie binnen een arbeidsrelatie en de gevolgen van een verstoorde samenwerking, waarbij de verantwoordelijkheid voor de verstoring bij de werknemer ligt.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team kanton Tilburg
zaak/rolnr.: 629529-AZ-10-453
beschikking d.d. 21 december 2010
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid De Unie
gevestigd te Culemborg,
verzoekster,
gemachtigde: mr. G.J. Bilderbeek, advocaat te Utrecht,
tegen:
[verweerder]
wonende te [adres],
verweerder,
procederend in persoon.
1. Het verloop van het geding
1.Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 1 november 2010 ter griffie ontvangen verzoekschrift;
b. het daarop ontvangen verweerschrift;
c. de brief met bijlage van de gemachtigde van verzoekster van 19 november 2010;
d. de pleitaantekeningen van de gemachtigde van verzoekster van 30 november 2010
e. de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling ter zitting van 30 november 2010.
1.2 Partijen worden hierna door de kantonrechter De Unie en [verweerder] genoemd.
2. Het verzoek
2.1 De Unie heeft de kantonrechter gevraagd de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande in een verandering in omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding.
2.2 [verweerder] heeft tegen het in het verzoekschrift gestelde verweer gevoerd. Hij verzoekt voor het geval de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen hem een vergoeding toe te kennen van € 36.180,-.
3. De beoordeling
3.1 De volgende feiten zijn tussen partijen niet in geschil en staan daarmee vast:
- [verweerder], geboren op 9 augustus 1946, is op 1 september 2003 bij De Unie in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, aanvankelijk op parttimebasis voor 20% (8 uur per week) in de functie van medewerker fiscale dienstverlening en als zodanig werkzaam op het hoofdkantoor te Culemborg;
- daarnaast is [verweerder] vanaf 1 september 2005 als medewerker fiscale dienstverlening werkzaam geweest gedurende 16 uur per week, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 3 jaar, en wel op het regiokantoor te Sittard ten behoeve van het verzorgen van aangiftes IB voor leden van de KVM (Bond van Mijnbeambten);
- sinds 15 mei 2009 is [verweerder] werkzaam in de functie van deskundige belastingen in de sector UnieFacet met als standplaats zijn huisadres. Het parttimepercentage bedraagt laatstelijk 60% (24 uur per week) en het daarbij behorende salaris € 2.287,94 bruto per maand, exclusief vakantiegeld;
- [verweerder] is deels vanuit zijn huis werkzaam en deels op de kantoren van De Unie in Culemborg en Sittard;
- de functie van [verweerder] houdt in dat hij de aangifte inkomstenbelasting verzorgt voor leden van de Unie.
3.2 De verandering in omstandigheden die De Unie aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd is dat de arbeidsverhouding tussen partijen, door toedoen van [verweerder], ernstig is verstoord en dat er geen enkele basis meer is voor een vruchtbare samenwerking. Ter onderbouwing daarvan heeft De Unie -samengevat- het volgende gesteld:
Sinds enkele jaren zijn er klachten over de wijze van communiceren van [verweerder]. De Unie legt een aantal klachten van leden over en stelt dat daaruit blijkt dat [verweerder] zich in zijn manier van communiceren niet professioneel en niet klantvriendelijk opstelt en soms zelfs ronduit beledigend optreedt jegens vakbondsleden. Met verwijzing naar overgelegde correspondentie vanaf eind 2009 stelt de Unie verder dat de toonzetting van de communicatie van [verweerder] ook naar collega’s en leidinggevende ruzieachtig is en van volstrekt onvoldoende respect getuigt. [verweerder] is in het verleden meermalen gewaarschuwd. Bij brief van 12 april 2010 heeft de heer[X], leidinggevende van [verweerder], hem een officiële waarschuwing gegeven naar aanleiding van een incident rond afspraken die voor hem waren gemaakt met leden van De Unie op het kantoor in Culemborg op 25 maart 2010. [verweerder] wordt verweten dat hij die afspraken eenzijdig, zonder overleg en in strijd met de instructie heeft verzet, dat hij zich intimiderend heeft opgesteld jegens een medewerkster, mevrouw [Y], en een dossier naar haar toe heeft gegooid en dat hij zich in het bijzijn van meerdere medewerkers over [X] heeft uitgelaten met de woorden: “…die lul, die lust ik rauw”.
In een gesprek op 20 mei 2010 van [X] met [verweerder] worden werkafspraken gemaakt, die aan [verweerder] zijn bevestigd per e-mail van 25 mei 2010. Onderdeel van die afspraken is dat alle communicatie van [verweerder] met leden van De Unie verloopt via de backoffice van De Unie. [verweerder] houdt zich echter niet aan die afspraak zoals blijkt uit de door hem aan het Unielid [Z] op 7 oktober 2010 gestuurde e-mail. Wanneer hij daarop wordt aangesproken door [X], wijst hij alle kritiek van de hand en laat hij zich opnieuw respectloos uit over leden, naaste collega’s en leidinggevende. Voor de Unie is hiermee de maat vol en zij heeft [verweerder] met ingang van 15 oktober 2010 op non-actief gesteld. [verweerder] zou per 1 augustus 2011 met pensioen gaan, maar de arbeidsrelatie is dermate verstoord dat die datum niet kan worden afgewacht. Aangezien die verstoring volledig aan [verweerder] te wijten is, is er geen enkele aanleiding aan de uit te spreken ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding te verbinden, aldus De Unie.
3.3 Door [verweerder] is het volgende -samengevat- als verweer gevoerd:
De belastingservice is door De Unie gedoogd, omdat andere vakverenigingen die service ook boden en leden erom vroegen, maar is nooit rendabel geweest. [verweerder] en zijn collega’s hebben vele plannen ingediend om daar verbetering in te brengen, maar de leiding was daarin niet geïnteresseerd. Het MT liet zich in sectorplannen denigrerend uit over de belastingservice. Die houding blijkt volgens [verweerder] ook uit het feit dat de belastingservice niet (overal) over de benodigde faciliteiten kan beschikken.
[verweerder] heeft toegelicht dat bij hem irritatie is ontstaan doordat er in relatief korte tijd veel wisselingen in de leiding hebben plaatsgevonden en nieuwe leidinggevenden met hem gemaakte afspraken terugdraaiden, zonder overleg en zonder de achtergrond van die afspraken te kennen. Door die werkwijze van leidinggevenden werd een sfeer van achterdocht en wantrouwen gecreëerd. Met betrekking tot het incident rond het verzetten van afspraken die voor hem waren gemaakt met vier leden op het hoofdkantoor in Culemborg, stelt [verweerder] dat die afspraken zonder overleg met hem waren gemaakt en dat hij, voordat hij daarvan op de hoogte was, reeds voor 10 leden afspraken had gemaakt op zijn thuiswerkplek. Hij heeft zelf zorg gedragen voor het verzetten van de vier afspraken en heeft er daarbij voor gezorgd dat de aangiftes van de betreffende leden tijdig voor 1 april konden worden verzonden. Hij ontkent een dossier naar mevrouw [Y] te hebben gegooid: het was een prop papier, die hij probeerde in de prullenbak te gooien. Ook betwist hij dat hij[X] heeft aangeduid als “lul”: hij heeft wel het woord “lulla” gebruikt en nadien toegegeven dat dit niet correct was en dat hij die woorden graag wilde terugnemen.
[verweerder] licht uitvoerig toe dat hij het Unielid [Z] heeft gemaild omdat deze op onfatsoenlijke wijze en volkomen ten onrechte een klacht tegen hem had ingediend. De klacht is ook ongegrond verklaard, maar [Z] heeft geen excuses aangeboden. [verweerder] vindt dat [X] loyaliteit had moeten betonen met zijn medewerker ([verweerder]) en [Z] had moeten aanspreken op zijn onbehoorlijke gedrag. Omdat [X] dat echter naliet, heeft [verweerder] het zelf gedaan. [verweerder] is van mening dat hem niets te verwijten valt. Hij verzoekt de kantonrechter om, ingeval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, hem een vergoeding van € 36.180,- toe te kennen.
3.4 De kantonrechter overweegt als volgt.
Op grond van het door partijen over en weer gestelde is de kantonrechter ervan overtuigd dat de verhouding dermate ernstig verstoord is, dat van een vruchtbare samenwerking geen sprake meer kan zijn. Dat is een verandering in omstandigheden die rechtvaardigt dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn wordt beëindigd. De verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal dan ook worden toegewezen.
3.5 Vervolgens dient te worden beoordeeld of aan die uit te spreken ontbinding van de arbeidsovereenkomst enige vergoeding ten behoeve van [verweerder] dient te worden verbonden.
Beide partijen hebben een grote hoeveelheid correspondentie in afschrift overgelegd. Dat die afschriften overeenstemmen met de originelen is door geen van beide partijen betwist zodat daarvan kan worden uitgegaan. Uit die stukken blijkt dat [verweerder] zijn irritatie over de wijze van functioneren van sommige medewerkers en leidinggevenden niet onder stoelen of banken steekt. [verweerder] zelf noemt zijn houding kritisch. Inhoudelijk heeft hij ten aanzien van sommige kwesties misschien ook wel terecht kritiek. Dat is echter geen vrijbrief om zich kwetsend of beledigend over leden, collega’s of leidinggevenden uit te laten. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter gebleken dat [verweerder] dat wel doet. Als door De Unie gesteld en niet weersproken staat vast dat hij daarop meermaals is aangesproken. [verweerder] wist dus of kon weten dat hij, teneinde de verhoudingen werkbaar te houden, zijn toon diende te matigen. Bij brief van 12 april 2010 heeft hij een officiële waarschuwing gekregen. Vervolgens heeft zijn leidinggevende [X] in een gesprek met hem op 20 mei 2010 werkafspraken gemaakt, die in een email van 25 mei 2010 aan hem zijn bevestigd en die hij in antwoord daarop heeft geaccordeerd. Onderdeel van die afspraken was dat, kort gezegd, alle communicatie (post, email en telefoon) voortaan diende te verlopen via de backoffice/ De Unie. Als door De Unie gesteld en door [verweerder] niet weersproken staat vast dat [verweerder] op 7 oktober 2010, in strijd met die afspraken zonder tussenkomst van de backoffice, rechtstreeks een e-mail heeft gestuurd aan het Unielid [Z]. Hij stuurt deze “Cc” naar [X], die daarop per mail reageert naar [verweerder] en hem erop wijst dat hij opnieuw heeft gehandeld in strijd met de gemaakte afspraken. [verweerder] antwoordt [X] daarop weer per mail (productie 19), waarbij de toonzetting van die mededeling naar het oordeel van de kantonrechter opnieuw van weinig respect getuigt. Ook de toonzetting van de e-mail aan [Z] geeft er geen blijk van dat [verweerder] zich rekenschap heeft gegeven van de aanmerkingen die zijn werkgever met betrekking tot zijn wijze van communiceren heeft gemaakt, wat er ook zij van de reden die [verweerder] aanvoert voor het versturen van die mail.
Alles overziende is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] de ontstane verstoring van de werkrelatie aan zichzelf te wijten heeft. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding aan de uit te spreken ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding ten behoeve van [verweerder] te verbinden.
3.6 De omstandigheden van het geval geven aanleiding om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
3. De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2011;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op
21 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.