RECHTBANK BREDA
Sector kanton
zaak/rolnr.: 599966 CV EXPL 10-3289
vonnis d.d. 17 november 2010
[eiser], h.o.d.n. WIKIATION,
wonende en gevestigd te [woonplaats],
eiser,
gemachtigden: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders te Breda,
[gedaagde],
wonende te [adres]
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Möller, advocaat te Tilburg.
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 29 april 2010;
2. de conclusie van antwoord;
3. het tussenvonnis van 23 juni 2010 waarbij een comparitie van partijen werd gelast;
4. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter zitting van 25 oktober 2010;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1.1. Als gesteld door de ene partij en niet dan wel in onvoldoende mate betwist door de andere partij en op grond van de niet weersproken inhoud van de producties en het gestelde ter zitting wordt uitgegaan van het volgende.
1.2. Tussen eiser en de Stichting Open Progress (verder: SOP) is een overeenkomst tot stand gekomen, inhoudende dat SOP in opdracht en voor rekening van eiser twee softwaremodules, te weten een module archief en een module statistiek, bouwt voor eiser tegen een tarief van € 90,00 per uur ex btw. De bouw zou naar verwachting 40 uren tijdsbeslag vergen.
1.3. Voorts is tussen eiser en SOP overeengekomen dat de feitelijke bouwwerkzaamheden worden verricht door gedaagde.
1.4. Gedaagde werkt op freelance basis voor SOP tegen een tarief van € 75,00 per uur.
1.5. Gedaagde heeft op 18 februari 2009 41 uren gefactureerd bij SOP i.v.m. zijn werkzaamheden voor eiser.
1.6. SOP heeft eiser op 19 februari 2009 (foutief gedateerd op 1 januari 2007) gefactureerd ten bedrage van € 4391,10 voor 41 uren á € 90,00. Eiser heeft deze factuur op 20 februari 2010 betaald aan SOP.
1.7. SOP heeft vervolgens de factuur van gedaagde betaald.
1.8. In april 2009 heeft eiser de samenwerking met SOP beëindigd.
2.1. Eiser vordert betaling van € 2195,55 ter zake hoofdsom, € 49,14 ter zake van rente tot dagvaarding en € 300,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten. Eiser stelt dat hij betaald heeft voor beide modules, maar dat slechts de module archief is opgeleverd. Voorts stelt eiser dat tussen hem en gedaagde is afgesproken dat gedaagde de module statistiek alsnog zonder verdere kosten zou bouwen en dat gedaagde ter zake in gebreke is gebleven.
2.2. Gedaagde betwist de vordering. Hij stelt primair dat hij geen overeenkomst heeft met eiser. Subsidiair weerspreekt gedaagde dat sprake is van wanprestatie van zijn zijde. Hij stelt hij dat de specificaties voor de module statistiek herhaaldelijk zijn gewijzigd en dat een bepaalde software gebruikt moest worden, hetgeen veel extra niet begrote werkzaamheden met zich heeft meegebracht en afronding van de werkzaamheden heeft vertraagd. Voorts stelt hij dat eiser ondanks gedaagdes bereidheid de werkzaamheden af te ronden de overeenkomst heeft ontbonden. Tenslotte betwist gedaagde dat de factuur van 19 februari 2009 betrekking heeft op beide modules.
Beoordeling van het geschil
3. Vast staat dat de overeenkomst, inhoudende het bouwen van de twee modules tot stand is gekomen tussen eiser en SOP en dat gedaagde bij die overeenkomst geen partij is. Gedaagde is slechts bij die overeenkomst betrokken als freelance medewerker van SOP. Ter zake van de vraag is of na beëindiging van de relatie tussen eiser en SOP er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen eiser en gedaagde, wordt als volgt overwogen.
4. Eiser stelt dat na de beëindiging van de relatie tussen eiser en SOP tussen eiser en gedaagde mondeling is overeengekomen dat gedaagde zelfstandig de samenwerking met eiser zou voortzetten. Eiser overlegt ter onderbouwing van zijn stelling het e-mail bericht van 24 april 2009, waaruit zulks zou blijken. Gedaagde betwist nadrukkelijk dat tussen hem en eiser een dergelijke afspraak is gemaakt. Hij stelt zich op het standpunt slechts als medewerker van SOP met eiser te hebben gesproken en niet op eigen titel met eiser afspraken te hebben gemaakt.
5. Uit het e-mail bericht van 24 april 2009 blijkt geenszins van een afspraak tussen partijen. Ook anderszins is uit de stukken niet kunnen blijken van een dergelijke afspraak. Uit de niet weersproken e-mail van 24 februari 2009 blijkt dat de afspraak dat de volgende opdracht, zijnde de bouw van de module statistiek, zonder kosten uitgevoerd zou worden, is gemaakt op of vóór 24 februari 2009. Dat is derhalve ruim vóór het moment waarop de samenwerking tussen eiser en SOP werd beëindigd. Die afspraak, ook al is die door gedaagde met eiser gemaakt, heeft te gelden als een afspraak tussen eiser en SOP en niet als een afspraak tussen eiser en gedaagde. Immers gedaagde trad op dat moment op als medewerker van SOP, met wie eiser een overeenkomst had.
6. Als er al veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat tussen partijen is overeengekomen dat gedaagde na beëindiging van de samenwerking tussen eiser en SOP zelfstandig de samenwerking met eiser zou voortzetten, kan dat eiser niet baten. Immers gesteld noch gebleken is dat gedaagde zich in het kader van die veronderstelde overeenkomst tot samenwerking met eiser gebonden heeft aan de op of vóór 24 februari 2009 tussen eiser en SOP gemaakte afspraak dat de module statistiek zonder (verdere) kosten door hem – gedaagde - op eigen titel zou worden (af)gebouwd.
7. De conclusie moet derhalve luiden dat gedaagde zich niet op eigen titel jegens eiser gebonden heeft de module statistiek (af) te bouwen.
8. De vordering zal mitsdien worden afgewezen en eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten.
- veroordeelt eiser in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde
bepaald op € 350,-- als salaris voor de gemachtigde van gedaagde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. ir. A.J.E. Cartigny en in het openbaar uitgesproken op woensdag 17 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.