ECLI:NL:RBBRE:2010:BO9285

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227945 KG ZA 10-716
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Leijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en conservatoir beslag in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda werd behandeld, ging het om een kort geding waarin [eiseres] vorderingen indiende tegen Renders NV, een vennootschap naar Belgisch recht. De kern van het geschil betrof de opheffing van conservatoire beslagen die door Renders waren gelegd op de certificaten van aandelen van [eiseres] in verschillende stichtingen. [eiseres] was bestuurder van Tjemp Holding BV, die op haar beurt de 100% aandeelhouder was van Rolande Beheer BV, welke weer de 100% aandeelhouder was van Rolande Materieel BV. Renders had op 10 juni 2008 twaalf tankchassis verkocht aan Rolande Materieel BV en had als zekerheid voor de betaling een wisselbrief ontvangen, ondertekend door [eiseres] als borg. Na het faillissement van Rolande Materieel BV vorderde Renders betaling van [eiseres] op basis van de borgstelling, maar de rechtbank had eerder de vordering afgewezen op grond van de nietigheid van het aval. Renders verzocht vervolgens om conservatoir beslag te leggen, wat door de voorzieningenrechter werd toegestaan. [eiseres] voerde aan dat de vordering van Renders ondeugdelijk was en dat er misbruik van recht was gepleegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende gronden waren om het beslag te handhaven, en dat de vorderingen van [eiseres] in conventie niet toewijsbaar waren. De rechtbank besliste dat het beslag onder de Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern werd opgeheven, maar dat [eiseres] moest meewerken aan het plaatsen van aantekeningen in de registers van certificaathouders, op straffe van een dwangsom.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 227945 / KG ZA 10-716
Vonnis in kort geding van 29 december 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Loon op Zand,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.F.M. Heuvelmans te Tilburg,
tegen
de vennootschap naar Belgisch recht RENDERS NV,
gevestigd te Beerse (België),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.J.A. van den Berg te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Renders genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 december 2010 met producties 1 tot en met 6,
- de brief van 16 december 2010 van Renders met producties A en B,
- de akte houdende eis in reconventie,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [eiseres],
- de pleitnota van Renders.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil in conventie
2.1. [eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- primair:
I. opheffing van het op 8 november 2010 gelegde beslag onder de “Stichting Administratiekantoor [eiseres] concern” ten laste van [eiseres];
II. opheffing van de op 26 november 2010 gelegde beslagen onder de “Stichting Administratiekantoor [eiseres] concern” en “Stichting Administratiekantoor [eiseres] concern II” ten laste van [eiseres];
III. te bepalen dat het Renders verboden is om met het op 26 november 2010 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda gegeven verlof met kenmerk 227665 KG-RK 10-1352 aan te wenden voor het leggen van nadere beslagen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom door Renders van EUR 20.000,-- voor iedere overtreding op dit verbod;
IV. Renders te veroordelen in de kosten van het geding;
- subsidiair:
I. Renders te veroordelen alle door Renders gelegde beslagen uit hoofde van het beslagverlof van 29 oktober 2010 en het beslagverlof van 26 november 2010 binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis op te heffen en opgeheven te houden, met toezending van afschriften van de al dan niet daartoe verstrekte opdrachten aan [eiseres], een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 20.000,-- voor iedere dag dat Renders na ommekomst van twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, nalaat de beslagen op te heffen en opgeheven te houden en de daartoe strekkende bewijsbescheiden ter hand te stellen;
II. te bepalen dat het Renders verboden is om met het op 26 november 2010 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda gegeven verlof met kenmerk 227665 KG-RK 10-1352 aan te wenden voor het leggen van nadere beslagen op straffe van een verbeurte van een dwangsom van EUR 20.000,-- voor iedere overtreding op dit verbod;
III. Renders te veroordelen in de kosten van het geding.
2.2. Renders voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. Het geschil in reconventie
3.1. Renders vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] te veroordelen binnen 24 uur na betekening aan haar van het in deze te wijzen vonnis mee te werken aan het plaatsen van de aantekeningen als bedoeld in art. 717 juncto 715 lid 1 juncto 474c lid 4 Rv in de registers van certificaathouders van de “Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern” en “Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern II” waaruit blijkt dat en op welke certificaten op 8 november 2010 en 26 november 2010 conservatoir beslag is gelegd, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft met het gevorderde en met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten in reconventie.
3.2. [eiseres] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen de vorderingen hieronder gezamenlijk worden behandeld.
4.2. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de producties wordt in dit kort geding uitgegaan van de navolgende feiten:
a. [eiseres] en haar echtgenoot [eiseres] waren ten tijde van na te noemen gebeurtenissen beiden bestuurder van Tjemp Holding BV. Deze laatste BV was 100% aandeelhouder en bestuurder van Rolande Beheer BV. Deze laatste BV was op haar beurt 100% aandeelhouder en bestuurder van Rolande Materieel BV.
b. Renders heeft op 10 juni 2008 twaalf tankchassis verkocht aan Rolande Materieel BV.
De prijs per voertuig bedroeg EUR 28.350,--. Op 1 juli 2008 zijn door Renders twaalf facturen verstuurd aan Rolande Materieel BV elk voor een bedrag van EUR 28.350,--. In totaal betrof dit derhalve een bedrag van EUR 340.200,--.
c. Ter zekerheid voor de betaling van deze facturen van Renders aan Rolande Materieel BV heeft [eiseres] op 26 september 2008 een wisselbrief uitgegeven op ING België NV voor een bedrag van EUR 340.200,--. Deze wissel werd door [eiseres] voor aval ondertekend. Voor Renders was dit een voorwaarde voor de uitvoering van de overeenkomst met Rolande Materieel BV. De vervaldatum van de brief was 30 november 2008. Renders is nadien akkoord gegaan met een verlenging van de vervaldatum tot 28 januari 2009.
d. Op 2 februari 2009 heeft ING België NV de wissel onbetaald retour gezonden aan Renders, vergezeld van een protestbrief.
e. Op 2 februari 2009 is Rolande Materieel BV failliet gegaan.
f. Renders heeft [eiseres] in rechte betrokken op grond van het aval en heeft – samengevat – gevorderd dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 340.200,--, vermeerderd met rente en kosten.
g. Bij vonnis van 10 maart 2010 (zaaknummer/rolnummer 203020/HA ZA 09-727) heeft de rechtbank te Breda de vordering van Renders afgewezen op grond van door [eiseres] ingeroepen nietigheid van het aval op grond van artikel 1:88 BW.
h. Renders heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
i. Op 29 oktober 2010 is door de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda verlof verleend aan Renders om ten laste van [eiseres] dan wel op de ten opzichte van Renders bestaande gemeenschap van goederen conservatoir beslag te doen leggen op alle door [eiseres] gehouden certificaten uitgegeven door de stichtingen “Stichting Administratiekantoor [eiseres]” en de “Stichting Administratiekantoor [eiseres] concern II”. Op 8 november 2010 heeft Renders conservatoir beslag doen leggen op alle certificaten van aandelen op naam in genoemde stichtingen ten laste van [eiseres] en [eiseres].
j. Bij vonnis van 26 november 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda de op 8 november 2010 gelegde beslagen opgeheven met uitzondering van het beslag ten laste van [eiseres] onder de “Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern” aangezien in het ‘petitum enkel is gevorderd het beslag onder de ‘Stichting Administratiekantoor [eiseres] concern II’ op te heffen’.
k. Op 25 november 2010 is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda verlof verleend aan Renders om beslag te leggen ten laste van [eiseres] op alle door [eiseres] gehouden certificaten van aandelen uitgegeven door de “Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern” en “Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern II”. Op 26 november 2010 heeft Renders conservatoir beslag doen leggen op alle certificaten van aandelen op naam in genoemde stichtingen ten laste van [eiseres]. Bestuurder van beide stichtingen zijn [eiseres] en [eiseres].
4.3. [eiseres] legt - kort weergegeven - aan haar vordering in conventie ten grondslag en voert als verweer in reconventie:
(1) dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Renders op [eiseres];
(2) dat Renders heeft verzuimd om op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen in acht te nemen aangezien het beslag niet wordt gedragen door de feiten die worden aangevoerd in het beslagrekest;
(3) dat op grond van een belangenafweging het beslag dient te worden opgeheven;
(4) dat Renders door het leggen van een hernieuwd beslag misbruik van recht c.q. processuele bevoegdheden maakt ex artikel 3:13 BW aangezien zij op dezelfde dag dat vonnis in het eerdere kort geding wordt gewezen, hernieuwde beslagen legt, terwijl de gronden van die hernieuwde beslagen alweer deels zijn komen te vervallen door dat vonnis;
(5) dat er formele tekortkomingen kleven aan het beslagrekest op grond van artikel 21 Rv omdat sprake is van schending van de waarheidsplicht en op grond van artikel 278 lid 3 Rv omdat het beslagrekest niet is ondertekend door een advocaat. Nu [eiseres] gehoor moet geven aan de oproep zich te melden op het kantoor van de deurwaarder om aantekening te laten maken in het register en zij dit diende te doen uiterlijk 30 november 2010 voor 9:15 uur, stelt [eiseres] een spoedeisend belang te hebben bij de vordering. Dit spoedeisend belang blijkt volgens [eiseres]¬-[eiseres] tevens uit het proces-verbaal van beslaglegging waarin is opgenomen dat indien zij niet meewerkt aan het plaatsen van de aantekening in het certificaathoudersregister, zij overeenkomstig de artikelen 715 lid 2 juncto 474c lid 7 juncto 444b Rv veroordeeld kan worden tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd.
4.4. Renders betwist in conventie en legt aan haar vordering in reconventie ten grondslag -kort weergegeven- dat [eiseres] geen rechtens te respecteren (spoedeisend) belang heeft bij haar vordering en betwist tevens dat sprake is van een summierlijk ondeugdelijke vordering dan wel dat sprake is van misbruik van recht en/of processuele bevoegdheden, betwist dat sprake is van vormverzuimen of formele tekortkomingen en betwist dat een belangenafweging in het voordeel van [eiseres] zou moeten uitvallen. Volgens Renders worden in het op 25 november 2010 ingediende verzoekschrift tot beslaglegging vier nieuwe grondslagen aangevoerd waarop de vordering van Renders op [eiseres] rust. Tevens is in het verzoekschrift van 25 november 2010 vermeld dat een kort geding is gevoerd tussen partijen en is de inleidende dagvaarding overgelegd als productie bij het verzoekschrift, aldus Renders. Renders stelt dat [eiseres] als bestuurder van de twee stichtingen moet meewerken aan de wettelijk verplichte aantekening in de certificaathoudersregisters dat beslag is gelegd. Renders heeft er belang bij dat komt vast te staan op welke (hoeveel) certificaten er beslag is gelegd.
In conventie
4.5. [eiseres] vordert op basis van artikel 705 Rv opheffing van conservatoire beslagen.
4.6. Anders dan Renders betoogt, is spoedeisend belang daartoe niet een vereiste. Dit verweer zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
4.7. De beoordeling vindt plaats op basis van de feitelijke en juridische grondslagen die in het verzoek tot het leggen van de respectieve beslagen zijn vermeld.
4.8. De vordering sub I betreft een op 8 november 2010 gelegd beslag ten laste van [eiseres]. Over de grondslag van dat beslag is reeds geoordeeld in kort geding. Nieuwe gezichtspunten zijn niet aangereikt. Op de gronden vermeld in dat vonnis van 26 november 2010 met kenmerk 226970 / KG ZA 10-666 ligt deze vordering voor toewijzing gereed.
4.9. De vorderingen sub II en III betreffen beslagen die op 26 november 2010 zijn gelegd op basis van een verzoek van Renders en daarop verleend verlof van de voorzieningenrechter van 26 november 2010.
De gronden die in dit verzoek zijn aangevoerd dienen in het kader van artikel 705 Rv te worden beoordeeld.
Formeel gebrek?
4.10. [eiseres] stelt dat het verzoekschrift niet was ondertekend door de behandelende advocaat, maar i/o door een onbekende, vermoedelijk een secretaresse van de advocaat.
Ter zitting heeft de advocaat van Renders gesteld dat de handtekening is geplaatst door mevrouw mr. I. Reimert, advocaat te Den Haag, kantoorgenoot en medebehandelend advocaat in deze zaak. Mr. I. Reimert, ter zitting aanwezig, heeft dit bevestigd. De herkomst van de handtekening is daarmee voldoende aannemelijk en ook niet meer weersproken. Daarmee is dit verweer toereikend weerlegd.
Blijkt summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering?
4.11. In het verzoekschrift worden de vorderingen gebaseerd op de actio pauliana, dan wel onrechtmatige daad.
4.12. Het verzoekschrift vermeldt echter niet van welke rechtshandelingen de nietigheid wordt ingeroepen. De gestelde vordering in het verzoekschrift is hierdoor onvoldoende onderbouwd om zelfs enige toetsing op te kunnen uitvoeren. In dit aspect is daardoor sprake van een summierlijk blijkende ondeugdelijkheid van de vordering in de zin die artikel 705 Rv aanduidt. Het beslag kan niet op grond hiervan blijven rusten.
4.13. De onrechtmatige daad wordt in het verzoekschrift onderbouwd met de volgende stellingen:
“Gebleken is dat de borgstelling die [eiseres] in privé op 26 september 2008 aan Renders heeft gegeven absoluut waardeloos was. Hoewel [eiseres] optrad als “eigenaar” van Rolande Materieel en deed voorkomen zeer vermogend te zijn, had hij in feite geen enkel vermogen, aangezien dit was ondergebracht bij [eiseres]. Desondanks heeft [eiseres] zich als borg (zowel persoonlijk als familiaal) jegens Renders verbonden. [eiseres] was (indirect) medebestuurder van Rolande Materieel. Zij wist, dan wel behoorde te weten, dat [eiseres] zich borg had gesteld. De wissel namens Rolande Materieel, en het aval namens [eiseres] in privé zijn namelijk op één papier getekend.
Op haar rustte als medebestuurder dan ook de plicht om deze rechtshandeling - die onverplicht was en schuldeisers heeft benadeeld- te beletten. Het feit dat zij dat niet heeft gedaan kan haar worden aangerekend. Het is dan ook paulianeus dan wel onrechtmatig dat [eiseres] als (indirect) medebestuurder van Rolande Beheer BV, handelende met Renders, heeft toegelaten dat haar medebestuurder (en echtgenoot) [eiseres], zich in privé borg heeft gesteld, terwijl zij er volledig van op de hoogte was dat hij geen vermogen had.
[eiseres]/[eiseres] heeft bovendien paulianeus dan wel onrechtmatig gehandeld door achteraf op grond van artikel 1:88 jo 1:89 BW de borgstelling te vernietigen. Zij was immers als medebestuurder volledig op de hoogte, dan wel behoorde dat te zijn, van de handelingen van haar medebestuurder-echtgenoot. Door desondanks op grond van artikel 1:88 jo 1:89 BW de borgstelling te vernietigen heeft zij misbruik gemaakt van haar bevoegdheid ex artikel 3:13 BW, zodat zij onrechtmatig jegens Renders heeft gehandeld.”
4.14. Alhoewel Renders dit niet met zoveel woorden heeft gesteld, dient ambtshalve mede te worden beoordeeld of deze gestelde feiten zouden kunnen leiden tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad in de vorm van bestuurdersaansprakelijkheid.
4.15. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering op deze grondslag.
Niet valt uit te sluiten dat de gestelde feiten de vordering toewijsbaar maken: voor bestuurdersaansprakelijkheid is niet bepalend wat de feitelijke kennis is geweest van [eiseres] als de aangesproken bestuurder, maar is bepalend de kennis van een geobjectiveerde, voor zijn of haar taak toegeruste en redelijk bekwame bestuurder. Beoordeeld zal worden of deze maatman-bestuurder wist of behoorde te weten omtrent de borgstelling, het betrokken belang van Renders, de betekenis van een aval op de wissel, en de mogelijkheid om de nietigheid in te roepen op grond van artikel 1:88 BW.
Denkbaar is dat de bodemrechter zal oordelen dat [eiseres]- [eiseres] als (indirect) medebestuurder niet heeft ingegrepen op een moment waarop zij dat uit maatschappelijke zorgvuldigheid wel had behoren te doen gelet op de kenbare belangen van Renders.
Renders wenste uitsluitend nog te handelen met Rolande Materieel BV indien er een deugdelijke, doeltreffende borgstelling in de vorm van aval op de wissel zou worden verleend door [eiseres]. [eiseres] was (indirect) medebestuurder, samen met [eiseres], haar echtgenoot. Geoordeeld zou kunnen worden dat zij moet hebben geweten van de wens van Renders, het belang bij de borgstelling, en dat zij, uit hoofde van haar medebestuurderschap, op dat moment aan Renders kenbaar had moeten maken dat deze persoonlijke garantstelling niet, of niet op onaantastbare wijze zou worden verstrekt. Geoordeeld zou kunnen worden dat zij, door het achterwege laten van deze waarschuwing, meegewerkt heeft aan het ernstig persoonlijk verwijtbaar wekken van een onjuiste schijn van kredietwaardigheid.
De casus vertoont verwantschap met die in HR 26 juni 2006, NJ 2009, 418 Kloosterbrink-Eurocommerce, waarin bestuurdersaansprakelijkheid werd vastgesteld.
Dit is voldoende om het beslag te handhaven.
4.16. [eiseres] heeft gesteld dat het van groot belang is dat in het register van certificaathouders niet wordt aangetekend dat er conservatoir beslag is gelegd op certificaten. Terecht voert Renders daartegen aan dat de wettelijke verplichting uit artikel 474c leden 4 en 5 Rv vóór gaan, en bovendien dat dit belang niet wordt verduidelijkt. Bovendien valt niet in te zien waarom niet een bankgarantie gesteld wordt als de belangen zo groot zijn.
Overige weren
4.17. Misbruik van recht wegens hernieuwd beslag is niet aanwezig omdat op nieuwe gronden beslagverlof is verzocht, waarvan er één stand blijkt te houden.
Ook van schending van artikel 21 Rv is geen sprake. De voorzieningenrechter werd voldoende geïnformeerd.
4.18. Het voorgaande leidt ertoe dat alleen vordering sub I toewijsbaar is, en dat alle overige vorderingen in conventie, primair en subsidiair, behoren te worden afgewezen.
In reconventie
4.19. Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, worden de vorderingen in reconventie die betrekking hebben op het beslag dat is gelegd op 26 november 2010 toegewezen. Overeenkomstig de bewoordingen van artikel 474c lid 4 RV geldt de veroordeling “terstond”. De dwangsom zal aan een korte termijn worden verbonden om nog enige ruimte te bieden voor het stellen van een bankgarantie.
4.20. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
5. De kostenveroordeling
In conventie
[eiseres] dient als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
In reconventie
[eiseres] dient als de volledig in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
6.1. heft op het door Renders ten laste van [eiseres] op 8 november 2010 gelegde beslag onder “Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern”;
6.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, deze voor zover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op EUR 1.376,-- waaronder begrepen een bedrag van EUR 816,-- aan salaris advocaat,
6.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5. veroordeelt [eiseres] terstond mee te werken aan het plaatsen van aantekeningen als bedoeld in artikel 717 juncto 715 lid 1 juncto 474c Rv in de registers van certificaathouders van de ‘Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern’ en ‘Stichting Administratiekantoor [eiseres] Concern II’ waaruit blijkt dat en op welke certificaten op 26 november 2010 conservatoir beslag is gelegd, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 2.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiseres] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 100.000,--, welke termijn voor de dwangsom aanvang neemt op de derde werkdag na de dag van betekening van dit vonnis;
6.6. veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, deze voor zover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op een bedrag van EUR 527,-- aan salaris advocaat,
6.7. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2010.