3. De beoordeling
3.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onweersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
- [eiser] is directeur/aandeelhouder geweest van de besloten vennootschap Campinax B.V. (hierna: Campinax).
- Op 30 juni 1998 hebben [eiser] en Unimex N.V. (een vennootschap van [eiser]) de aandelen in Campinax verkocht en geleverd aan de besloten vennootschap Rotterdam Management Services B.V. (hierna: RMS).
- Op 1 april 1999 heeft RMS 54 % van de aandelen verkocht en geleverd aan Vistra (destijds geheten Van Rijnaarde Management B.V.) en de overige aandelen aan de besloten vennootschap Denab Holding B.V. (hierna: Denab).
- Op dezelfde datum is [eiser] uit dienst getreden bij Campinax als bestuurder en zijn de heren F.J.M. van Rijn en D.P. Day (hierna: Van Rijn en Day) in dienst getreden als bestuurder van Campinax.
- Op 2 februari 2000 is een negental door Campinax bij OHRA Levensverzekeringen N.V. afgesloten koopsompolissen beëindigd vanwege het bereiken van de einddatum. Het vrijgekomen kapitaal van in totaal ƒ 280.073,76 is door OHRA op 22 augustus 2000 op de bankrekening van Campinax gestort. [eiser] heeft aanspraak gemaakt op dit bedrag en Van Rijn en Day in de loop van 2000 bij herhaling verzocht dit bedrag naar hem over te maken, hetgeen zij hebben geweigerd.
- Op 12 december 2000 heeft Campinax een bedrag van ƒ 328.000,00 (EUR 148.839,91) overgemaakt naar de bankrekening van Vistra.
- Na daartoe op 11 december 2000 verkregen presidiaal verlof heeft [eiser] op 13 december 2000 ten laste van Campinax onder de ABN AMRO bank conservatoir derdenbeslag laten leggen op de bankrekening van Campinax.
- Op 13 december 2000 heeft Denab haar 46% aandelenbelang in Campinax verkocht aan Vistra en heeft Vistra vervolgens haar 100% belang in Campinax verkocht aan de Curaçaose vennootschap Firea Consultants N.V. (hierna: Firea).
- Day is op 7 december 2000 als bestuurder uit dienst getreden bij Campinax en Van Rijn op 3 mei 2001. Op 3 mei 2001 is Firea bestuurder geworden van Campinax.
- Op 27 december 2000 heeft [eiser] Campinax gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en betaling gevorderd van ƒ 280.073,76, vermeerderd met rente en kosten. Bij verstekvonnis van 1 februari 2001 is deze vordering toegewezen.
- Op 11 juni 2001 heeft de ABN AMRO bank ten laste van Campinax een bedrag van ƒ 47.735,25 aan [eiser] betaald, waarna de vordering van [eiser] uit hoofde van het verstekvonnis nog ƒ 258.709,40 (EUR 117.397,21) bedroeg.
- Op 12 mei 2003 heeft [eiser] het faillissement van Campinax aangevraagd. Het faillissement is uitgesproken op 15 juli 2003, met benoeming van mr. P.P.H. Verheijden tot curator. [eiser] heeft zijn (restant)vordering op Campinax in het faillissement ingediend.
- Op 1 november 2005 heeft [eiser] Van Rijn en Day gedagvaard voor de rechtbank Breda en op grond van onrechtmatige daad een vordering ingesteld tot betaling van het nog onbetaald gebleven bedrag van EUR 117.397,21, vermeerderd met rente en kosten.
- Bij vonnis van 26 september 2007 heeft de rechtbank Breda de vordering van [eiser] afgewezen. Bij arrest van 28 april 2009 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis ten dele vernietigd en Van Rijn alsnog veroordeeld tot betaling van EUR 117.397,21, vermeerderd met rente en kosten.
- Van Rijn heeft op 19 mei 2009 een bedrag van in totaal EUR 217.378,94 aan [eiser] betaald en daarmee aan voornoemd arrest voldaan.
- Hangende voornoemde procedure van [eiser] tegen Van Rijn en Day heeft de curator bij brief van 5 januari 2006 Van Rijn in zijn hoedanigheid van bestuurder van Campinax aansprakelijk gesteld voor de schade die de boedel door zijn handelwijze heeft geleden, welke schade door de curator wordt vastgesteld op de hoogte van de vordering van [eiser] uit hoofde van het verstekvonnis van 1 februari 2001 zijnde, vermeerderd met rente en kosten, een bedrag van
ƒ 332.267,90 (EUR 150.776,60). De curator verwijt in zijn brief Van Rijn onder meer dat Campinax op 13 december 2000 een bedrag van ƒ 328.000,00 (EUR 148.839,91) heeft overgemaakt naar de bankrekening van Vistra. Volgens de curator bestaat voor deze betaling geen rechtsgrond en is de boedel door deze onverschuldigde betaling benadeeld. De curator schrijft:
‘Krachtens het bepaalde in artikel 42 Faillissementswet vernietig ik hierbij de rechtshandeling waarbij onverplicht een bedrag van NLG 328.000,00 is betaald aan VRM. Ik houd u aansprakelijk voor terugbetaling van voornoemd bedrag aan de boedel.’
- Bij brief van 17 januari 2006 heeft de advocaat van Van Rijn namens van Rijn de hem gemaakte verwijten bestreden. Met betrekking tot de betaling van het bedrag van ƒ 328.00,00 is als verweer aangevoerd dat er wel degelijk een rechtsgrond voor deze betaling is en is het gestelde paulianeuze karakter van de rechtshandeling bestreden.
- De curator heeft geen vordering uit onverschuldigde betaling tegen Vistra ingesteld, maar deze gecedeerd aan [eiser] voor een bedrag van EUR 14.107,12, waarna het faillissement van Campinax bij gebrek aan baten is opgeheven.
- In de door de curator op 20 mei 2009 en door [eiser] op 28 mei 2009 ondertekende akte van cessie is met betrekking tot deze vordering het volgende opgenomen:
IN AANMERKING NEMENDE
A. dat [eiser] uit kracht van het verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2001 (…) de restant-hoofdsom van EUR 117.397,21 (…) van Campinax (…) te vorderen heeft;
B. dat Campinax bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2003 in staat van faillissement is verklaard (…);
C. dat op 12 december 2000 ten laste van de bankrekening van Campinax NLG 328.000 ofwel EUR 148.839,91 is betaald door overmaking naar de bankrekening van (…) Vistra (…);
D. dat Campinax dat bedrag onverschuldigd aan Vistra heeft betaald en Campinax jegens Vistra recht heeft op terugbetaling van dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 december 2000;
E. dat mr. Verheijden q.q. de vordering van Campinax op Vistra van in hoofdsom EUR 148.839,91 (…) vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 december 2000, hierna te noemen: de ‘Vordering’, – na daartoe verkregen goedkeuring van de rechter-commissaris d.d. 28 april 2009 – aan [eiser] heeft verkocht;’