4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 baseert hij zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte dat hij het bolletjespistool voorhanden had.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 stelt de officier van justitie op basis van de inhoud van de afgelegde verklaringen vast dat verdachte ten tijde van het gebeuren in de parkeergarage een BB-gun (bolletjespistool) en een mes in zijn bezit had en dat hij het bolletjespistool heeft getoond op een bedreigende manier (feit 2). Dat verdachte zich eerder bedreigd had gevoeld doordat [slachtoffer 2] had gedaan alsof hij een vuurwapen achter zijn rug hield, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
Voorts leidt de officier van justitie uit die verklaringen af dat verdachte nadat hij [slachtoffer 2] had bedreigd met het bolletjespistool en nadat een klap op de auto was gegeven in gevecht is geraakt. Daarbij is geslagen en geschopt en een stekende beweging gemaakt door verdachte. Het letsel dat door deze stekende beweging is veroorzaakt komt voor rekening van verdachte. Het mes dat in de auto van verdachte is aangetroffen, waarvan verdachte zelf heeft verklaard dat hij het in zijn handen heeft gehad en daarna terug in de auto heeft gelegd, bevat volgens de politie bloedsporen. Nu verder geen ander mes in het spel is geweest, kan het niet anders zijn dan dat deze verdachte [slachtoffer 1] met dit mes heeft verwond. Daarmee acht hij ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van feit 3 maar niet tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 kan komen.
De raadsman wijst erop dat veel van de verklaringen die belastend voor verdachte kunnen worden uitgelegd, zijn afgelegd geruime tijd na het gebeuren op 4 oktober 2009, waarbij nog komt dat de tegenpartij bestond uit personen die ten tijde van het gebeuren dronken waren. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te hebben geslagen of geschopt en [slachtoffer 1] te hebben gestoken met een mes. Hij stelt niemand te hebben aangeraakt.
Aan de verklaringen van de aangevers en personen uit de groep van aangevers, voor zover die belastend zijn voor verdachte, dient geen waarde te worden gehecht, gelet op het drankgebruik van die personen in de bewuste nacht en gelet op de omstandigheid dat ze door het late horen tussentijds informatie hebben verkregen en de mogelijkheid hebben gehad om de zaak te bespreken. Dit laatste geldt volgens de raadsman ook voor de beheerder van de parkeergarage, de heer [naam behheerd[naam beheeder garage]] die immers ook pas ruim een maand na het gebeuren is gehoord, zodat die verklaring niet als objectief kan worden bestempeld. Bovendien stelt de raadsman vast dat [naam beheeder garage] weliswaar over een stekende beweging spreekt, maar hij stond op een afstand van 25 meter in een donkere garage, dus kan dat niet goed gezien hebben.
Ook de personen uit de groep van verdachte hebben verdachte niet zien slaan of schoppen.
Voor wat betreft het aantreffen van een mes met bloed in de auto van verdachte, heeft de raadsman opgemerkt dat er, ondanks een toezegging van de politie, geen technisch onderzoek heeft plaats gevonden naar het vermeende bloed op dat mes. Uit de inhoud van het dossier valt niet vast te stellen dat er daadwerkelijk bloed op het mes zat en zo ja, of dat bloed van aangever [slachtoffer 1] afkomstig was. Het relaas van de politie over het aantreffen van het bloed op het mes mag dan ook volgens de raadsman niet meewerken aan het bewijs.
De raadsman stelt vast dat twee groepen van personen tegen elkaar tekeer zijn gegaan en dat er vanuit de groep waar verdachte toe behoorde is geslagen, maar het gaat hem te ver om te stellen dat verdachte door een bolletjespistool te tonen voor een kettingreactie heeft gezorgd en dat de feiten 1 en 2 hem kunnen worden toegerekend.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 4 oktober 2009 heeft zich tijdens de nachtelijke uren een geweldsincident voorgedaan in de parkeergarage De Barones in Breda.
Bij dat incident waren twee groepen betrokken, de groep waar verdachte toe behoorde, welke groep in de garage was om met twee auto’s naar huis te gaan, en de groep waar aangevers [slachtoffer 1] en [initialen]. [slachtoffer 2] toe behoorden, welke groep zojuist in de garage was aangekomen om in de binnenstad van Breda om te gaan stappen.