ECLI:NL:RBBRE:2010:BO7397
Rechtbank Breda
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot intrekking van officiële waarschuwing en verbod op gebruik in arbeidsrelatie
In deze zaak vorderde de eiser, een werknemer van de stichting Geestelijke Gezondheidszorg Westelijk Noord-Brabant (GGZWNB), dat de werkgever werd veroordeeld tot intrekking van een officiële waarschuwing die aan hem was gegeven. De eiser stelde dat deze waarschuwing onterecht was en dat deze negatieve gevolgen zou hebben voor zijn positie in een aankomende reorganisatie. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, binnen de gezagsverhouding, het recht had om een officiële waarschuwing te geven. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de eiser niet op een wettelijke basis waren gestoeld en wees deze af. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever de bevoegdheid heeft om een werknemer aan te spreken op zijn functioneren en dat de waarschuwing niet in strijd was met goed werkgeverschap. De eiser had ook gevorderd dat de werkgever werd verboden de waarschuwing te gebruiken in een eventuele ontslagprocedure, maar ook deze vordering werd afgewezen. De rechter oordeelde dat de vordering tot vergoeding van de volledige kosten van rechtsbijstand van de eiser eveneens niet kon worden toegewezen, omdat de relevante CAO-bepaling niet van toepassing was op persoonlijke geschillen. Uiteindelijk werd de eiser in de kosten van het geding veroordeeld.