ECLI:NL:RBBRE:2010:BO6447

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
612241 cv 10-5051
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een huurrechtkwestie tussen de stichting Stichting Wonen West Brabant als eiseres en twee gedaagden, die in persoon procedeerden. De eiseres vorderde onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2010 werd duidelijk dat de gedaagden, door persoonlijke omstandigheden, waaronder medische problemen, in financiële problemen verkeerden en niet in staat waren om aan hun huurverplichtingen te voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een forse huurachterstand, die op dat moment opliep tot € 5.638,99. De gedaagden gaven aan dat zij binnen een maand in staat zouden zijn om de huurachterstand in te lopen, mits zij een extra betalingstermijn (terme de grâce) kregen. De kantonrechter heeft deze termijn verleend op basis van artikel 7:280 van het Burgerlijk Wetboek, met de voorwaarde dat de gedaagden uiterlijk op 1 januari 2011 aan hun betalingsverplichtingen moesten voldoen. Indien zij hier niet aan voldeden, zou de huurovereenkomst worden ontbonden. De rechter heeft ook de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten, waaronder buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres direct actie kan ondernemen indien de gedaagden niet aan hun verplichtingen voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 612241 CV EXPL 10-5051
vonnis d.d. 1 december 2010
inzake
de stichting Stichting Wonen West Brabant,
gevestigd en kantoorhoudende te Bergen op Zoom,
eiseres,
gemachtigde: Buijs & Partners Gerechtsdeurwaarders B.V. te Zierikzee en Tholen,
tegen
1. [X]
2. [Y],
beiden wonende te [adres],
gedaagden, procederend in persoon.
1. Het verdere verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 29 september 2010, met de daarin genoemde processtukken;
b. de mondelinge behandeling van 3 november 2010 en de in dat kader door de griffier
gemaakte aantekeningen, alsmede het namens eiseres overgelegde huur(betaling)overzicht
en het audiëntieblad van die terechtzitting.
2. Het geschil
2.1 Eiseres vordert -zakelijk weergegeven- bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, de veroordeling van gedaagden tot ontruiming van het gehuurde, de veroordeling van gedaagden tot betaling van de bij dagvaarding bestaande huurachterstand ad € 2.199,49, vermeerderd met wettelijke rente, de veroordeling van gedaagden tot schadevergoeding vanaf augustus 2010 tot de dag van de algehele ontruiming, en de veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
2.2 Gedaagden voeren verweer.
3. De verdere beoordeling
3.1 Tijdens voormelde mondelinge behandeling hebben partijen geen minnelijke regeling bereikt. Namens eiseres is hierbij -kort gezegd- volhard bij de vorderingen zoals bij dagvaarding geformuleerd. Benadrukt wordt hierbij dat gedaagden zich niet hebben gehouden aan een in verband met een eerder vonnis gesloten betalingsregeling en dat na deze nieuwe dagvaarding de zuivere huurachterstand nog verder is opgelopen.
3.2 Namens gedaagden wordt tijdens de mondelinge behandeling vooral benadrukt dat van de zijde van eiseres onvoldoende rekening is gehouden met de bijzondere privé-omstandigheden waarin zij -als vanwege medische problemen (TIA) bij gedaagde sub 2- waren komen te verkeren. Gedaagde sub 1 zegt hierdoor als zelfstandig ondernemer een aantal maanden niet te hebben kunnen werken omdat hij gekozen heeft voor de verzorging van zijn echtgenote (gedaagde sub 2) in deze periode. Daardoor heeft het gezin ook geen inkomsten gehad en waren zij niet in staat om de verschuldigde huurtermijnen te voldoen. Gedaagde sub 1 zegt echter op korte termijn weer aan het werk te kunnen. Er liggen voldoende opdrachten voor zijn bedrijf. Met deze nieuwe verdiensten denkt hij de bestaande huurachterstand (en bijkomende kosten) binnen een maand te kunnen inlopen. Zij willen ook al enige tijd verhuizen naar een goedkopere huurwoning. Gedaagden willen echter voorlopig (tot het vinden van een andere woning) graag in het gehuurde blijven wonen. De gezondheid van gedaagde sub 2 is nog steeds kwetsbaar. Voorts is er nog sprake van een naar school gaande minderjarig kind (dochter).
3.3 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen het navolgende onweersproken vast.
3.3.1 Gedaagden huren van eiseres de woning c.a., staande en gelegen aan het adres [adres], tegen betaling van een huurprijs van laatstelijk € 930,84 per maand, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, uiterlijk op de vijfde van elke maand.
3.3.2 Gedaagden hebben op het moment van dagvaarden een huurachterstand over de maanden juni en juli 2010 ad in totaal € 1.839,04. Deze huurachterstand is sindsdien opgelopen. Tijdens de mondelinge behandeling blijkt de zuivere huurachterstand (tot en met de maand november 2010) € 5.638,99 te bedragen.
3.3.3 Als gevolg van deze huurachterstand was eiseres genoodzaakt haar incassogemachtigde in te schakelen.
3.3.4 Eiseres is al eerder genoodzaakt geweest om gedaagden ter zake van huurachterstand te dagvaarden. Van het -in dat verband op 26 mei 2010 onder rolnummer 10-935 door de Rechtbank Breda, sector Kanton, locatie Bergen op Zoom- gewezen vonnis staat nog een bedrag open.
3.3.5 Gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit deze huurovereenkomst.
3.4 De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling al vastgesteld dat er sprake is van een forse erkende huurachterstand, welke gelet op de hoogte van deze huurachterstand naast toewijzing van deze huurachterstand ook de toewijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming zou rechtvaardigen. Namens eiseres is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven, dat zij bij toewijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming best een maand willen wachten met eventuele ontruimingsmaatregelen. Gedaagden hebben hierbij aangegeven, dat indien aan hen een extra betalingstermijn (terme de grâce) wordt gegund, zij in staat zijn om de bestaande betalingsverplichtingen alsnog te voldoen.
3.5 Nu gedaagden tijdens de mondelinge behandeling hebben betoogd dat zij de bestaande huurachterstand, inclusief alle kosten, binnen één maand kunnen voldoen, zal de kantonrechter gedaagden hierna deze extra betalingstermijn (terme de grâce) op grond van artikel 7:280 BW gunnen. Uitsluitend indien door gedaagden de bestaande huurachterstand, inclusief alle kosten, niet binnen de gestelde termijn wordt voldaan, wordt de onderhavige huurovereenkomst ontbonden. Daarnaast worden gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de sinds juni 2010 vervallen huurtermijnen, voor zover zij niet reeds aan deze verplichting hebben voldaan. Eiseres maakt ook terecht aanspraak op vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke vertragingsrente. Ook deze zullen hierna -als verder ook niet weersproken- worden toegewezen, met uitzondering van rente over rente.
3.6 Gedaagden zullen verder als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij ook worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om uiterlijk 1 januari 2011 tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen:
A. een bedrag van € 2.199,49 aan huur vanaf juni 2010 tot en met juli 2010 (inclusief buitengerechtelijke kosten en verschenen rente tot 13 juli 2010), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.196,04 vanaf 13 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
B. een bedrag van telkens € 930,84 per maand, exclusief huurtoeslag, vanaf augustus 2010 tot en met december 2010, tevens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van deze huurtermijnen tot de dag van de algehele voldoening;
C. de bedragen genoemd onder B. en C. steeds te vermeerderen of te verminderen met eventuele huurverhoging of -verlaging en/of eventuele rechtstreeks door eiseres te ontvangen huurtoeslag en/of te verminderen met eventueel tussentijds door gedaagden gedane betalingen;
D. de kosten van dit geding aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 602,93, daarin begrepen een bedrag van
€ 300,00 als salaris gemachtigde van eiseres;
ontbindt voorwaardelijk, voor het geval gedaagden niet uiterlijk 1 januari 2011 hebben voldaan aan de hiervoor vermelde veroordeling, de huurovereenkomst met betrekking tot de woning c.a., staande en gelegen aan het adres [adres], met ingang van 2 januari 2011, en met veroordeling van gedaagden om deze alsdan binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al de hunnen en het hunne te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels, in lege en behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
veroordeelt gedaagden eveneens hoofdelijk tot betaling aan eiseres een bedrag van € 930,84, exclusief huurtoeslag, voor iedere maand of gedeelte daarvan dat gedaagden het gehuurde
na voornoemde ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houden tot aan de dag van de algehele ontruiming, eventueel te vermeerderen dan wel te verminderen met eventuele huurverhoging of -verlaging en/of eventueel rechtstreeks door eiseres te ontvangen huurtoeslag, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van deze huurtermijnen tot de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering van eiseres voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 1 december 2010 in aanwezigheid van de griffier.