ECLI:NL:RBBRE:2010:BO3627

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
11 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/800498-10 [P
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prenger
  • J. Kooijman
  • A. Cohen-Koningsveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking en bewijsuitsluiting in drugszaken

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 11 november 2010, stond de verdachte terecht voor het voorhanden hebben van amfetamine en voorwerpen die gebruikt worden voor de productie daarvan. De zaak kwam voort uit een politie-inval in een vakantiewoning te Hoeven, waar de politie zonder voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris een doorzoeking uitvoerde. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de politie onrechtmatig had gehandeld door de woning te doorzoeken voordat de rechter-commissaris toestemming had gegeven, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank stelde vast dat de belangen van de verdachte voldoende waren gecompenseerd door de erkenning van de onrechtmatigheid.

De verdachte werd beschuldigd van het produceren van amfetamine en het voorhanden hebben van de benodigde voorwerpen. De officier van justitie betoogde dat de verdachte amfetamine had geproduceerd en dat de aangetroffen voorwerpen in de woning en de auto van de verdachte bewijs vormden voor deze beschuldigingen. De verdediging voerde aan dat de aangetroffen voorwerpen niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen, omdat belangrijke elementen ontbraken voor de productie van synthetische drugs.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de productie van amfetamine, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van MDMA en metamfetamine. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 16 maanden op, rekening houdend met het strafblad van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen de rechten van de verdachte en de belangen van de opsporing.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800498-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 november 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
thans gedetineerd in de P.I. Nieuw Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught
raadsman mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 oktober 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Weijers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte tussen 12 en 24 april 2010 te Hoeven:
met anderen amfetamine heeft geproduceerd (feit 1) en
anderen heeft geholpen om, danwel gelegenheid of middelen heeft verschaft, althans voorwerpen voorhanden heeft gehad, om amfetamine te produceren, of daarmee te kunnen produceren (feit 2).
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
3.1 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat de politie gerechtigd was om de vakantiewoning welke verdachte had gehuurd binnen te treden. Aan dit dwangmiddel is echter vervolgens slechts als bevoegdheid verbonden dat de politie “zoekend mag rondkijken”, terwijl is gebleken dat de politie meteen is overgegaan van zoekend rondkijken naar het daadwerkelijk doorzoeken van die woning. Dit blijkt volgens de raadsman uit het verschil in foto’s, gemaakt door de technische medewerker van het vakantiepark (dhr. [naam technische medewerker]) en de foto’s welke de technische recherche later maakte. De daaruit blijkende verschillen tonen immers aan dat de politie al voor de doorzoeking plaats mocht vinden een plastic vat heeft geopend en omgekeerd en verschillende dozen heeft geopend.
Vervolgens heeft de politie ervoor gekozen genoemde foto’s van dhr. [naam technische medewerker] niet op te nemen in het eindproces-verbaal en het tijdstip van de werkelijke doorzoeking te wijzigen. Hierdoor is de verdediging misleid, aldus de raadsman.
Gelet daarop en gezien de onrechtmatige doorzoekingshandelingen is er sprake van ernstige schendingen van de beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust en met grove veronachtzaming de belangen van verdachte, zo stelt de raadsman, zodanig tekort is gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak, dat dit moet leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie betwist de stellingen van de raadsman. Allereerst voert zij aan dat niet is komen vast te staan dat de foto’s door de technische recherche zijn genomen vóór de doorzoeking aanving. Maar zelfs als dat zo was, dan waren het niet de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], de agenten die als eersten de vakantiewoning waren binnengetreden, die de dozen hebben geopend en het vat hebben omgedraaid, maar verdachte zelf of de parkmanager, [naam parkmanager]. Deze laatste heeft het vat aangeraakt, terwijl verdachte uit de woning was vertrokken toen dhr. [naam technische medewerker] deze binnenging en zijn foto’s maakte. Toen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse kwamen was verdachte echter in de woning teruggekeerd. Verdachte heeft de tussenliggende tijd gebruikt om, zo meent de officier van justitie, sporen uit te wissen.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de stelling van de officier van justitie, dat de foto’s pas door de technische recherche zijn genomen nadat de doorzoeking van de woning was gestart, geen hout snijdt. De eerste foto van de serie toont immers de buitenkant van de betreffende vakantiewoning en daarop is duidelijk zichtbaar dat die foto is genomen terwijl er, zij het mogelijk bij schemering, nog sprake was van daglicht. De doorzoeking vond plaats nadat de rechter-commissaris (hierna: RC) daartoe op 24 april 2010 omstreeks 22.55 uur toestemming had gegeven. De technische recherche moet de bewuste fotoserie dus wel hebben gemaakt voordat de doorzoeking begon. Het is in de praktijk op zich ook niet ongebruikelijk om de tijd tussen de “bevriezing” en de daadwerkelijke doorzoeking te benutten voor dergelijke doeleinden.
Op grond daarvan acht de rechtbank aangetoond dat het plastic vat is omgedraaid en er in de dozen is gekeken na het bezoek van dhr. [naam technische medewerker], maar vóór het tijdstip waarop de woning werd doorzocht.
De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of dit is gedaan door de parkmanager [naam parkmanager] of door verdachte, zoals de officier van justitie stelt, danwel door de verbalisanten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (stelling raadsman). Weliswaar heeft [naam parkmanager] het vat aangeraakt, maar zij verklaart niet dat zij het heeft omgedraaid. De rechtbank acht dat ook onaannemelijk.
Vast is komen te staan dat verdachte weliswaar in de vakantiewoning was teruggekeerd voordat de politie ter plaatse kwam, maar dat hij hooguit 10 tot 8 minuten eerder was teruggekomen. Uiteraard had verdachte er alle belang bij om mogelijke sporen uit te wissen, maar hij had daarvoor maar heel weinig tijd.
De politie had eveneens een groot (opsporings)belang en had, anders dan verdachte, juist alle tijd en gelegenheid.
De rechtbank kan uit de inhoud van het dossier deze onduidelijkheid niet wegnemen. Het voor de hand liggende scenario is, gelet op het tijdsverloop, dat het vat en de dozen door de politie zijn omgekeerd en geopend en die indruk is bij gelegenheid van het verhoor van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] door de RC niet weggenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dus sprake van gerede twijfel. Dat dient in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd. De rechtbank neemt daarom de conclusie van de raadsman over en stelt vast dat de politie zich niet heeft beperkt tot zoekend rondkijken, maar is overgegaan tot een beperkte doorzoeking van de woning voordat daartoe de RC toestemming had gegeven.
De rechtbank ziet zich nu dus voor de vraag gesteld of deze onrechtmatigheid zodanig ernstig is dat dit moet leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in haar vervolging.
Tot het niet-ontvankelijk verklaren van het Openbaar Ministerie gaat de rechtbank pas over wanneer het onrechtmatig optreden van opsporingsambtenaren een zo ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde oplevert dat niet met minder kan worden volstaan. Gedacht dient daarbij te worden aan zodanig ernstige inbreuken op die beginselen, dat daardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. Zij acht de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de door haar ingestelde vervolging.
Het feit dat de politie de fotoserie van getuige [naam technische medewerker] niet aan het einddossier heeft toegevoegd, alsmede het gegeven dat er in het dossier op bepaalde plaatsen wat onduidelijkheid bestaat over tijdstippen, maakt dit niet anders. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat dit met opzet danwel met grote veronachtzaming van de belangen van verdachte is gebeurd.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte amfetamine heeft geproduceerd en voorwerpen voor dat productieproces voorhanden heeft gehad. Zij baseert zich daarbij op de voorwerpen en de situatie die in de vakantiewoning en de auto van verdachte zijn aangetroffen. Dat niet alle voor een productieproces benodigde voorwerpen zijn aangetroffen is gelegen in de omstandigheid dat de huur van de woning kort na de politie-inval zou zijn afgelopen. Verdachte was kort gezegd doende zijn laboratorium op te ruimen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op het feit dat de politie de woning is gaan doorzoeken voordat de daartoe vereiste toestemming was verkregen, betoogd dat de aangetroffen voorwerpen van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Subsidiair is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat het met de aangetroffen voorwerpen onmogelijk was om amfetamine te produceren. Belangrijke elementen welke benodigd zijn voor een dergelijk productieproces ontbraken immers. Het enige dat verdachte verweten kan worden is dat hij tweedehands spullen heeft gekocht met de bedoeling deze met winst te verkopen en daarmee het risico voor lief heeft genomen dat deze voorwerpen gebruikt konden worden voor de productie van synthetische drugs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Van een bewijsuitsluiting kan naar het oordeel van de rechtbank pas sprake zijn indien vast komt te staan dat verdachte door het handelen van de politie is getroffen in een belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen. De rechtbank acht dienaangaande het navolgende van belang.
Zoals reeds overwogen, is getuige [naam technische medewerker] als eerste de vakantiewoning binnengegaan. Hij vond hetgeen hij daarbij waarnam zo raar dat hij samen met de parkmanager terug is gegaan naar de woning om haar te laten zien wat hij had vastgesteld. Vervolgens is de politie gebeld en is hen verteld wat men in de woning had gezien. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn hierna in de woning binnengetreden en hebben een groot aantal voorwerpen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een drugslaboratorium.
Naar aanleiding van het optreden van de verbalisanten en hetgeen zij hebben aangetroffen in de vakantiewoning is besloten om onder leiding van de RC de woning te doorzoeken. Daarbij is een groot aantal voorwerpen in beslag genomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de resultaten van deze doorzoeking voor het bewijs kunnen worden gebruikt of dat zij als vruchten van het onrechtmatig handelen door de verbalisanten van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat het antwoord op deze vraag in belangrijke mate afhangt van de vraag of de latere doorzoeking door de RC ook had plaatsgevonden indien de verbalisanten niet in de dozen of in het plastic vat hadden gekeken. De rechtbank beantwoordt deze laatste vraag bevestigend. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten blijkt dat in de dozen op de badkamer en in de plastic ton in het bad een aantal goederen zijn aangetroffen. Uit dit proces-verbaal blijkt echter voorts dat ook op andere plaatsen in de woning diverse goederen zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een drugslaboratorium. Voor deze laatste goederen gaat de rechtbank ervan uit dat deze zijn gevonden als gevolg van het zoekend rondkijken door de verbalisanten en niet als gevolg van enig onrechtmatig handelen. Voorts blijkt uit de verklaring van de hiervoor genoemde getuige [naam technische medewerker] dat ook hij, een leek en lang niet zo goed thuis in drugslaboratoria als de verbalisanten, de voorwerpen die hij in het huisje aantrof ‘raar’ vond en hem aanleiding gaven om de parkmanager te halen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onder leiding van de RC uitgevoerde doorzoeking ook zou hebben plaatsgevonden indien de verbalisanten zich in eerste instantie hadden beperkt tot zoekend rondkijken. De uit deze rechtmatige doorzoeking verkregen onderzoeksresultaten hoeven dan ook niet als rechtstreeks gevolg van het eerdere onrechtmatige doorzoeken te worden uitgesloten. Daarbij hoeft geen uitzondering te worden gemaakt voor de goederen die in de dozen op de badkamer en in de ton in het bad hebben gezeten. Voor dit laatste verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2006, gepubliceerd in NJ 2006, 495.
Gelet op het vorenstaande en ook gelet op de inhoud van voornoemd arrest volstaat de rechtbank met de vaststelling dat de verbalisanten onrechtmatig hebben gehandeld toen zij in eerste instantie doorzoekings-handelingen hebben verricht. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van verdachte met deze vaststelling voldoende zijn gecompenseerd.
m.b.t. feit 1:
Verbalisant [verbalisant 3] heeft bij de doorzoeking op 24 april 2010 van villa nummer 8 op villapark “Panjevaart” te Hoeven in een voor die villa staande auto, merk Citroën, kenteken [ - - ], aangetroffen een gripzakje met 31 gleuftabletten en in een sigarendoosje met het opschrift “Panter (door de verbalisant kennelijk abusievelijk “Pauler” genoemd) Vitesse” een gripzak gevuld met heldere kristallen. De tabletten wogen 0,35 gram en de kristallen 9,35 gram. Zij werden door de verbalisant bemonsterd en kregen het SIN-nummer AAAU9004NL (de tabletten) en AAAU9005NL (het sigarendoosje).
Het NFI heeft de monsters onderzocht. Nummer AAAU9004NL bleek MDMA te bevatten en nummer AAAU9005NL bevatte metamfetamine, zijnde beide middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de villa met nummer 8 heeft gehuurd. Hij gebruikte de auto van zijn zoon, een Citroën met kenteken [ - - ].
Op grond daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ruim 10 gram MDMA en 9 gram metamfetamine voorhanden heeft gehad.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte 20 liter MDMA voorhanden heeft gehad. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte in die vakantiewoning amfetamine heeft vervaardigd. Met de voorwerpen die de politie aantrof is het niet mogelijk synthetische drugs te produceren, nu daartoe belangrijke onderdelen ontbreken.
m.b.t. feit 2:
Verbalisant [verbalisant 3] (zie voetnoot 1) trof in de bewuste vakantiewoning aan drie rondbodemkolven, een centrifuge en verschillende stuks industrieel (laboratorium)glaswerk (in de badkamer), diverse flesjes en potjes met kleurstoffen, een plastic 5 liter jerrycan met 0,5 liter rode vloeistof, diverse stempels en matrijzen en een A4 print met daarop in het Engels/Nederlands (een deel van) het productieproces voor MDMA/amfetamine beschreven (in de keuken) alsmede een stofzuiger (in de eerste slaapkamer op de tweede verdieping).
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij, alhoewel hij wist dat deze voorwerpen gebruikt werden in een amfetaminelaboratorium, deze in de door hem gehuurde vakantiewoning had bewaard en dat hij deze met de auto die hij van zijn zoon gebruikte vervoerde.
Op grond daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, die al meerdere malen is veroordeeld voor (synthetische) drugsgerelateerde feiten, wist dat hij voorwerpen, welke bestemd waren voor de productie van MDMA of (met)amfetamine, voorhanden heeft gehad. Het staat niet vast dat verdachte speciaal voor dat doel de vakantiewoning heeft gehuurd, noch stoffen, gelden of betaalmiddelen had. Evenmin kunnen synthetische drugs via teling worden geproduceerd.
Tot slot is evenmin komen vast te staan dat verdachte de feiten heeft gepleegd met een of meer anderen.
Van die elementen van de tenlastelegging zal verdachte daarom worden vrijgesproken
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 24 april 2010 te Hoeven, gemeente Halderberge, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ruim 10 gram MDMA en
- ruim 9 gram (met)amfetamine
zijnde (met)amfetamine en/of MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 12 april 2010 tot en met 24 april 2010 te Hoeven, gemeente Halderberge, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van MDMA en/of (met)amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (met)amfetamine, zijnde MDMA en/of (met)amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- diverse voorwerpen, te weten: een of meer kolven en jerrycans en een centrifuge en diverse vloeistoffen en een stofzuiger en divers industrieel glaswerk en stempels en matrijzen en een geschrift met daarop het productieproces van MDMA en/of (met)amfetamine en een vervoermiddel voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) bepleit te volstaan met de in voorarrest uitgezeten gevangenisstraf, eventueel aangevuld met een werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is sinds 2002 al drie maal veroordeeld terzake de productie van synthetische drugs. Desondanks had hij wederom MDMA en metamfetamine in zijn bezit en een grote hoeveelheid goederen welke voor de productie daarvan worden gebruikt.
Verdachte hoort dus als geen ander te weten dat het gebruik van amfetamine of XTC gezondheidsrisico’s met zich brengt zoals de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van amfetamine nog ander gevaar. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen en op het ontploffingsgevaar dat bij die productie aanwezig is.
Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Het feit dat verdachte steeds opnieuw met synthetische drugs in aanraking komt acht de rechtbank strafverzwarend. Op de voet van artikel 63 Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank overigens in het voordeel van verdachte ermee rekening gehouden dat hij, nadat hij voor deze feiten werd aangehouden, door de rechtbank in Assen op 22 juni 2010 voor vergelijkbare feiten is veroordeeld.
Als verdachte daadwerkelijk had geproduceerd, dan was de rechtbank op grond van de richtlijnen gekomen tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
Nu hij alleen de daartoe bestemde voorwerpen voorhanden had, acht de rechtbank termen aanwezig deze straf met eenderde te verminderen. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 16 maanden een passende sanctie.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 2, 10, 10a, 13 en 14 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2: Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1 2BK 1.00 STK Glas
ROERSTAAF
poeder op de staaf, pasta op het schoepje
1 3BK 1.00 STK Glas
DIVERSE
diverse stukken industrieel glaswerk, BK-1-3
1 4BK 2.00 STK Potten
in vuilniszak
inhoud beendermeel en potasium hydroxide
1 5BK 1.00 STK Tas
GAMMA plastic
met bouten
1 6BK 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
met plastic knelranden
1 7BK 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
met plastic knelranden
1 8BK 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
met plastic koppelstukken
1 9BK 1.00 STK Slang
KOPPELSLANG
1 BK 1.00 DS Doos
karton
inhoudende div.voorwerpen
1 BK 1.00 STK Glas
RONDBODEMKOLF 4-hals inhoud 20 liter
inhoud bruine drab. Gespoeld met methanol.
1 BK 1.00 STK Chemicalien
METHANOL volgnr BK-1-1A
tbv NFI als referentie
1 HA 1.00 STK Tas
ZEEMAN plastic
inhoud verpakking met kussenslopen
1 KE 1.00 STK Plastic voorwerp
AFWASTEIL
1 OV 1.00 STK Lamp
IN BEHUIZING
1 SL 1.00 STK Plastic voorwerp
BAKJE
restanten rood poeder en snoeppapiertjes
1 V1 1.00 FLS Fles
plastic
2l, gevuld met lichtgele vloeistof
2 BK 1.00 DS Doos
karton
inh.vuilniszak met glazen scheidtrechter
2 HA 2.00 STK Kussensloop
gebruikt, bevatten restanten poeder
2 SL 1.00 STK Papier
papiertje met daarop 06-nummer
2 V1 1.00 STK Behangafstomer
met slang
3 BK 1.00 STK Stofblik
met 2 stoffers.laagje poeder op blik
3 HA 1.00 STK Stofzuiger
STOFZUIGERZAK
3 SL 1.00 STK Metaal
BAK
geveegd met wattenstaafje gedrenkt in methan
3 V1 1.00 STK Vacuummeter
FRANKLIN ELECTR pomp
bruine drab in de inzuigbuis
4 BK 1.00 DS Doos
karton
4 SL 1.00 STK Stofzuiger
inhoudende een hoeveelheid wit-oranje poeder
4 V1 1.00 STK Slang
DOORZICHTIG
5 BK 1.00 STK Verwarmingselement
SUNBIM INDIA mantel
tbv 20l rondbodemkolf
5 SL 1.00 DS Doos
karton
inh.getest met First Defender; Cellulose
5 V1 1.00 STK Lamp
IN BEHUIZING kapot
witte poederaanslag aan binnenzijde
6 BK 1.00 DS Doos
6 KE 1.00 DS Doos
6 SL 1.00 STK Lamp
IN BEHUIZING
6 V1 1.00 STK Slang Kl:zwart
7 BK 1.00 STK Centrifuge Kl:wit
inhoud restanten vloeistof en plantenresten
7 KE 1.00 KST Kist
MET INHOUD metaal fijnbalans, PHsensor
stempel, tube vet, maatbeker, glasklem, grip
7 SL 2.00 STK Hout
SCHRAGEN
7 V1 1.00 STK Vuilniszak
MET AFVAL
8 BK 1.00 STK Potten
ZUURKOOLVAT
met rood deksel
8 KE 1.00 STK Vuilniszak
MET INHOUD
uit afvalbak in de keuken
8 V1 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
GRIPZAK
logo 'nr10', ca 12 gr, pos.getest MDMA
9 BK 1.00 STK Emmer Kl:zwart
inh.pan, steelpan,2 plastic maatbekers,trech
9 KE 1.00 STK Schrijfgerei
SCHRIJFBLOK
met geschreven tekst-schetsen
9 V1 1.00 STK Pil
'DAVID STER'
uit 8V1, diverse pillen met David Ster logo
10 BK 1.00 STK Haspel
10 V1 1.00 STK Kristal Kl:l.bruin
KRISTALLEN
uit 8V1, positief getest op MDMA
11 BK 1.00 STK Snoer Kl:zwart
rubber
5-aderig, 3-fase
11 KE 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
UIT KE-1 plastic
inhoudende groot aantal stempels en matrijze
11 V1 1.00 DS Doos
PAULER VITESSE plastic
met grote heldere kristallen, pos.metamfetam
12 KE 1.00 STK Tas
UIT KE-1 plastic
inh 5 glazen flesjes met Jola rood kleurstof
12 V1 1.00 STK Glas Kl:transp.
GLAZEN BAK
met diverse pakjes sigaretten
13 KE 1.00 STK Tas
plastic
8 potjes Green, 4 potjes Egg Yellow, 3x Jola
13 V1 1.00 STK Document
HUURCONTRACT kopie 'pak een bak'
tnv HJM Verdonschot, geb 26-01-1961
14 KE 1.00 STK Gereedschap
DIVERSE div smeermiddelen
tang, inbussleutels en bitjes, steeksleutels
14 V1 1.00 STK Mobiele telefoon
15 KE 1.00 STK Gereedschapskist
met gereedschap
41 BK 1.00 STK Electromotor
ROERMOTOR IKA RW 20
uit volgnr. BK-4
42 BK 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
plastic
met koppelstukken
43 BK 1.00 STK Thermostaat
44 BK 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
met koppelstukken en bouten
45 BK 1.00 STK Glas
diverse waaronder destillatiebocht, bocht
46 BK 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
met bouten
51 SL 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
UIT SL-5-1 gripzak
met fijn wit poeder
61 BK 1.00 STK Glas
RONDBODEMKOLF 4 hals scheidtrechter aftap
restant binnenzijde.Gespoeld met methanol
61 KE 1.00 STK Jerrycan
UIT KE-6 plastic
met ca. 0,5 liter rode vloeistof
62 BK 1.00 STK Glas
RONDBODEMKOLF 2 hals scheidtrechter aftap
restant aan binnenzijde. Gespoeld met methan
62 KE 1.00 STK Zak (verpakkingsmateriaal)
UIT KE-6 plastic
positief getest op MDMA
63 BK 1.00 STK Elektronica
3-FASE STEKKER 380 Volt
63 KE 1.00 STK Papier
UIT KE-6 A4
A4 met daarop recept voor drugsproductie
64 BK 1.00 STK Glas
DIVERSE
waaronder verloopstuk en staaf
110BK 1.00 STK Glas
GLASKLEM
111BK 1.00 STK Papier
BON AH
112BK 1.00 STK Vuilniszak
inh. div. plastic gripzakken.
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Cohen-Koningsveld, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 november 2010. Mr. Cohen-Koningsveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 april 2010 tot en met 24 april 2010 te Hoeven, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ruim 10 gram MDMA en/of
- ongeveer 20 liter MDMA en/of
- ruim 9 gram (met)amfetamine
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (met)amfetamine en/of MDMA, zijnde (met)amfetamine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 april 2010 tot en met 24 april 2010 te Hoeven, gemeente Halderberge, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van MDMA en/of (met)amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (met)amfetamine, zijnde MDMA en/of (met)amfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- diverse voorwerpen, te weten: een of meer ketels en/of kolven en/of jerrycans en/of een centrifuge en/of diverse vloeistoffen en/of een stofzuiger en/of divers industrieel glaswerk en/of stempels en/of matrijzen en/of een geschrift met daarop het productieproces van MDMA en/of (met)amfetamine
en/of een vakantiewoning en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).