ECLI:NL:RBBRE:2010:BO2638
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffen van meerderjarigenbewind door onderbewindgestelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 21 oktober 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van het meerderjarigenbewind van een onderbewindgestelde, aangeduid als rechthebbende. Het bewind was eerder ingesteld op 2 februari 1993 en opnieuw op 20 september 1999, met de Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen als bewindvoerder. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2010 verklaarde de rechthebbende dat zij sinds twee jaar op vrijwillige basis verblijft in een GGZ-locatie en onder behandeling is van een psychiater. Ze gaf aan dat ze verschillende soorten medicatie gebruikt en dat ze bezig is met therapieën, waaronder het maken van kunstwerken. De rechthebbende heeft ook aangegeven dat ze de studie Rechten volgt aan de V.U. te Breda en dat ze in God gelooft, maar niet in psychiaters.
De kantonrechter merkte op dat de rechthebbende een onsamenhangend verhaal vertelde en dat ze in een waanwereld leek te leven. De bewindvoerder voerde aan dat de rechthebbende weinig inzicht heeft in haar financiële zaken en dat het niet verstandig zou zijn om het bewind te beëindigen, gezien haar aanhoudende behandeling door de GGZ. De kantonrechter concludeerde dat de redenen voor het instellen van het bewind nog steeds aanwezig zijn en dat het verzoek tot opheffing van het bewind daarom werd afgewezen. Tevens werd aangegeven dat toekomstige verzoeken pas in behandeling worden genomen indien deze ondersteund worden door een medische verklaring van de behandelende arts, om onnodige kosten te voorkomen.
De beslissing van de kantonrechter was om het verzoek tot opheffing van het bewind af te wijzen, en deze uitspraak werd gedaan door mr. W.E.M. Verjans op de openbare zitting van 21 oktober 2010. De rechthebbende heeft het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking, binnen drie maanden na de uitspraak.