ECLI:NL:RBBRE:2010:BO2086

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
222631 JE RK 10-1366
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. Kouwenhoven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 oktober 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van een drie maanden oude baby. De minderjarige verbleef bij een pleeggezin, en de vraag was of zij teruggeplaatst kon worden bij haar moeder, die verdachte was in een strafzaak met betrekking tot een in een koffer aangetroffen kinderlijkje. Psychiatrisch en psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat het verantwoord is om de minderjarige terug bij haar moeder te plaatsen, maar de rechtbank oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft vanwege de omstandigheden van de moeder, waaronder het ontbreken van eigen huisvesting en de emotionele en financiële onhaalbaarheid van zelfstandig wonen. De minderjarige zal tijdelijk worden geplaatst bij de grootouders van de moeder, waar zij woonachtig is.

De rechtbank verlengde de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot 30 juli 2011 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor 24-uurs zorg tot 30 november 2010. De ouders moeten de ruimte krijgen van de grootouders om gezamenlijk de opvoeding van de minderjarige op zich te nemen. De rechtbank benadrukte het belang van de begeleiding en hulpverlening die de moeder zal ontvangen in het kader van de ondertoezichtstelling, en dat er geen contra-indicaties zijn voor de terugplaatsing van de minderjarige bij haar moeder. De ouders hebben ingestemd met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing om de noodzakelijke voorbereidingen voor de thuiskomst van de minderjarige te treffen. De beschikking is gegeven door mr. Kouwenhoven, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 222631 JE RK 10-1366
beschikking betreffende verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing,
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Midden- en West-Brabant,
gevestigd [adres] [plaatsnaam],
hierna te noemen de raad,
en
de minderjarige [naam minderjarige], geboren te [plaatsnaam] op [geboortedatum].
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 19 oktober 2010 ingekomen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 18 oktober 2010 door de Stichting Bureau Jeugdzorg genomen indicatiebesluit;
- de beschikkingen van de kinderrechter in deze rechtbank van 30 juli 2010 en 25 augustus 2010;
- de brieven van de griffier van de rechtbank van 29 september 2010 aan de hierna te noemen
belanghebbenden;
- de op 1 oktober 2010 ingekomen brief van mr. Leimena, waarin zij aangeeft op te treden als raadsvrouwe
van de vader;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 oktober 2010.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. [naam] moeder van de minderjarige en gezagdragende ouder, bijgestaan door mr. H. Swagemakers,
advocaat te Oosterhout,
2. [naam vader], vader van de minderjarige, bijgestaan door mr. M. Leimena,
advocaat te Breda,
3. de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, gevestigd [adres], hierna te noemen de stichting,
2. Het verzoek
De raad handhaaft het verzoek van 30 juli 2010 om de minderjarige voor de duur van een jaar onder toezicht van de stichting te stellen. Voorts verzoekt de raad om de stichting te machtigen om de minderjarige voor de duur van een maand uit huis te plaatsen bij een pleeggezin.
3. De beoordeling
3.1. Bij voormelde beschikking van 30 juli 2010 is de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van de stichting tot uiterlijk 30 oktober 2010 en is de stichting gemachtigd de minderjarige uiterlijk tot 27 augustus 2010 uit huis te plaatsen. Bij voormelde beschikking van 25 augustus 2010 is de beschikking van 30 juli 2010 gehandhaafd en is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot het einde van de voorlopige ondertoezichtstelling tot 30 oktober 2010.
3.2. De raad heeft ter zitting ter toelichting van het verzoek naar voren gebracht dat er door de uitkomst van het raadsonderzoek rust is gekomen bij de ouders. Uit de raadsrapportage blijkt duidelijk dat de definitieve ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van een maand van belang zijn. De raad heeft medegedeeld dat ook uit de definitieve rapportage van het NIFP geen contra-indicaties volgen tegen de terugthuisplaatsing van de minderjarige bij haar moeder. In het kader van de ondertoezichtstelling kan de moeder in de thuissituatie ambulante hulpverlening krijgen en worden begeleid als de minderjarige weer naar huis komt. Een periode van een maand is nodig om er voor te zorgen dat alle voorbereidingen voor de terugkeer van de minderjarige zijn getroffen en passende hulpverlening in de thuissituatie actief is.
3.3. De stichting heeft ter zitting opgemerkt zich te kunnen vinden in de opvattingen van de raad. Volgens de stichting zijn de ouders wijs genoeg om verstandige beslissingen te nemen. De omgang tussen hen beiden is goed en het is van belang dat de vader eveneens het gezag over de minderjarige krijgt. De stichting heeft van de onderzoeker van het NIFP vernomen dat er geen bezwaren bestaan om de minderjarige bij haar moeder te plaatsen.
3.4. De raadsman van de moeder heeft ter zitting namens de moeder aangegeven zich aan te sluiten bij het standpunt van de raad en de stichting. Daaraan heeft de moeder toegevoegd dat het haar niet snel genoeg kan gaan.
3.5. De raadsvrouwe van de vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat de vader de biologische vader van de minderjarige is. De vader heeft de minderjarige ook erkend. De volgende stap is het gezamenlijke gezag over de minderjarige. De vader wil de taken en verantwoordelijkheden betreffende de minderjarige met de moeder delen. De vader staat achter de terugkeer van de minderjarige bij haar moeder. Ook voor hem geldt dat de maand snel voorbij mag zijn.
3.6. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in de door de stichting aangegeven voorziening. Daartoe overweegt de kinderrechter dat er blijkens het onderzoek van de raad geen contra-indicaties zijn, die aan de terugthuisplaatsing van de minderjarige bij haar moeder in de weg staan. In dit onderzoek heeft de raad tevens de resultaten van het psychiatrische en psychologische onderzoek van de moeder door het NIFP betrokken. Ook de stichting is van mening dat het verantwoord is om de minderjarige terug bij haar moeder te plaatsen en dat in verband met de hechting tussen de minderjarige en de ouders een terugthuisplaatsing in het belang van de minderjarige is. De omstandigheden waaronder de minderjarige is geboren, de verzwegen zwangerschappen, de vondst van een eerder geborene en het feit dat tegen moeder nog een strafrechtelijk onderzoek loopt, maken dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige noodzakelijk blijft. Met de ondertoezichtstelling wordt gewaarborgd dat de moeder passende hulpverlening en behandeling krijgt. Voorts kan met de gezinsvoogd de omgang tussen de minderjarige en de vader worden geregeld. Verder is van belang dat de moeder nog geen eigen huisvesting heeft en (gedwongen) zelfstandig wonen op dit moment voor de moeder zowel emotioneel als financieel niet haalbaar is. De minderjarige zal daarom geplaatst worden bij grootouders (mz), waar de moeder woonachtig is. De moeder en de vader moeten echter wel van de (wederzijdse) grootouders de ruimte krijgen, en de ouders moeten die ruimte nemen, voor het gezamenlijk ouderschap. De ouders moeten immers de kans krijgen om zelfstandig de opvoeding van de minderjarige op zich te nemen. Ook daarbij kan in het kader van de ondertoezichtstelling de noodzakelijke begeleiding worden geboden. De ouders hebben ook ingestemd met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een maand om alle noodzakelijke voorbereidingen voor de thuiskomst van de minderjarige te treffen.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de raad worden toegewezen als hierna te melden.
4. De beslissing
De rechtbank
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige met ingang van 30 oktober 2010 tot 30 juli 2011;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie 24-uurs met ingang van 30 oktober 2010 tot 30 november 2010, zulks ter effectuering van het voornoemde indicatiebesluit;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Kouwenhoven, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Van Gastel, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden
na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze
hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: