RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummers: 09 / 5079 WRO, 09 / 5142 WRO en 09 / 5175 WRO
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[naam persoon], [naam persoon], [naam persoon], [naam persoon], [naam persoon],
[naam persoon] en [naam persoon],
allen wonende te [woonplaats], eisers sub 1,
gemachtigde mr. A.R. van Tilborg,
[naam persoon] en [naam persoon],
beiden wonende te [woonplaats], eisers sub 2,
gemachtigde mr. I. Laureijssen,
[naam persoon] en [naam persoon],
beiden wonende te [woonplaats], eisers sub 3,
gemachtigde mr. H.U. van der Zee,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
Bij besluit van 13 oktober 2009 (bestreden besluit), bekendgemaakt op 20 oktober 2009, heeft verweerder beslist op de bezwaren tegen een aan de vennootschap “v.o.f. Bouw-combinatie Hilvarenbeek” (vergunninghoudster) verleende vrijstelling van twee be-stemmingsplannen en een reguliere bouwvergunning eerste fase, voor de realisering van
een multifunctioneel gebouw in het centrum van Hilvarenbeek.
Eisers sub 1 hebben op 20 november 2009 beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Dit beroep staat bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 09 / 5079 WRO.
Eisers sub 2 hebben op 27 november 2009 beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Dit beroep staat bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 09 / 5142 WRO.
Eisers sub 3 hebben op 30 november 2009 beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Dit beroep staat bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 09 / 5175 WRO.
Verweerder heeft op 21 december 2009 een groot aantal op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Eisers sub 1 hebben op 11 maart 2010 een nader stuk ingezonden.
De beroepen zijn op 22 maart 2010 gevoegd behandeld tijdens een comparitie als bedoeld in artikel 8:44, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft op 23 maart 2010 en 30 maart 2010 een aantal aanvullende op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Bij tussenuitspraak van 14 april 2010 met de procedurenummers 09 / 5079 WRO, 09 / 5142 WRO en 09 / 5175 WRO (LJN: BM3375; tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om twee nader aangeduide gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Een afschrift van de tussenuitspraak is aan deze uitspraak gehecht.
Verweerder heeft op 29 april 2010 schriftelijk medegedeeld dat hij gebruik zal maken van de bij de tussenuitspraak geboden mogelijkheid.
Verweerder heeft op 8 juni 2010 twee rapporten ingezonden, met de mededeling dat zijns inziens daarmee de in de tussenuitspraak aangeduide gebreken zijn hersteld.
Eisers sub 1 hebben op 2 juli 2010 en 13 juli 2010 schriftelijk op verweerders brief met bijlagen van 8 juni 2010 gereageerd. Bij deze gelegenheid hebben eisers nadere stukken in het geding gebracht.
Eisers sub 2 hebben op 15 juli 2010 schriftelijk op verweerders brief van 8 juni 2010 gereageerd.
Verweerder heeft op 30 augustus 2010 schriftelijk op eisers reacties van 2 juli 2010 en
13 juli 2010 gereageerd, onder inzending van een memo van DHV van 30 augustus 2010 (DHV-memo).
Eisers sub 3 hebben op 3 september 2010 schriftelijk hun standpunt naar voren gebracht.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 14 september 2010. Daar is het woord gevoerd door:
- mr. A.R. van Tilborg (namens eisers sub 1), die werd vergezeld door eisers [naam persoon], [naam persoon] en [naam persoon];
- mr. I. Laureijssen (namens eisers sub 2);
- mr. H.U. van der Zee (namens eisers sub 3);
- mr. P.L.J.M. van Dun (namens verweerder en vergunninghoudster); alsmede drs. R. Palmen (burgemeester);
- [naam persoon] en [naam persoon] (beiden namens vergunning-houdster).
2.1 De feiten en omstandigheden die tot het bestreden besluit hebben geleid, zijn be-schreven in de rechtsoverwegingen 2.1.1, 2.1.2, 2.1.3 en 2.2 van de tussenuitspraak.
De standpunten van eisers over de juridische houdbaarheid van het bestreden besluit, zijn beschreven in rechtsoverweging 2.3 van de tussenuitspraak.
2.2 Verweerder staat op het standpunt dat de in de rechtsoverwegingen 2.9.3 en 2.9.4 van de tussenuitspraak geduide gebreken inmiddels zijn hersteld. Blijkens de gedingstukken en de behandeling ter zitting baseert verweerder zich in zoverre op de notities van 17 mei 2010 “Parkeren en Verkeer, project: mcc en appartementen te Hilvarenbeek” en op de DHV-memo van 30 augustus 2010.
Verweerder heeft het bestreden besluit niet ingetrokken en vervangen door een nieuwe be-slissing op bezwaar. Daartoe heeft verweerder aangevoerd dat hij het primaire besluit nog steeds rechtens aanvaardbaar acht.
2.3 Eisers hebben de juistheid van verweerders standpunt betwist. In dit kader hebben eisers onder meer gewezen op een persbericht van 17 juni 2010, waarin verweerder aan-kondigt een locatiestudie voor het multifunctioneel cultureel centrum (mcc) te laten ver-richten.
2.4 Nu verweerder het bestreden besluit niet heeft ingetrokken, zal de rechtbank dit be-sluit vermietigen, wegens strijd met artikel 3:2 Awb. In zoverre verwijst de rechtbank aller-eerst naar de rechtsoverwegingen 2.9.3 en 2.9.4 van de tussenuitspraak, waarin zij heeft ge-oordeeld dat verweerder onvoldoende onderzoek naar de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft verricht.
Verder oordeelt de rechtbank – onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.4 van de tussen-uitspraak – dat de belangen van de eisers [naam persoon], [naam persoon] en [naam persoon] wel rechtstreeks bij het primaire besluit zijn betrokken, en daarmee dat verweerder de bezwaren van die eisers ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voor de rechtbank is namelijk – na raadpleging van de na de tussenuitspraak door verweerder ingezonden rapporten – voldoende aanneme-lijk dat alle eisers merkbare gevolgen van de realisering en het gebruik van het mcc op het voormalig mavo-terrein zullen ondervinden.
2.5 Met betrekking tot het onderzoek naar het antwoord op de vraag of de rechtsge-volgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven, overweegt de rechtbank als volgt.
Ter zitting heeft de burgemeester namens verweerder de juistheid van het in paragraaf 2.3 van deze uitspraak genoemde persbericht bevestigd. Thans vindt een locatiestudie voor het mcc plaats. Het onderzoek omvat drie locaties. De locatiestudie moet leiden tot een besluit over de definitieve voorkeurslocatie voor het mcc, volgens de planning in de gemeenteraads-vergadering van oktober 2010. Blijkens het persbericht en de ter zitting namens verweerder afgelegde verklaringen is niet langer boven elke twijfel verheven dat verweerder het primaire besluit in stand wil laten. Er bestaat immers een kans dat verweerder – op basis van de resul-taten van hiervoor genoemde locatiestudie – de voorkeur geeft aan een andere locatie voor
de realisering van het mcc, en daarmee dat het thans in geding zijnde bouwplan nooit zal worden gerealiseerd.
Onder deze omstandigheden moet verweerder het primaire besluit wederom volledig her-overwegen op grondslag van de daartegen gerichte bezwaren. Bij deze heroverweging moet verweerder niet alleen onderzoeken of het primaire besluit rechtens houdbaar is, maar ook of hij realisering van het thans in geding zijnde bouwplan op het voormalig mavo-terrein be-leidsmatig nog steeds wenselijk acht. Met name laatstgenoemd aspect vergt een belangen-afweging en een onderzoek waartoe de bestuursrechter niet is geroepen.
De consequentie van een en ander is dat de rechtbank thans niet zal toetsen of, naar haar oordeel, de hiervoor bedoelde gebreken naar behoren zijn hersteld. Verweerder behoort ook deze kwestie te betrekken bij de nieuwe heroverweging van het primaire besluit.
2.6 De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren. Daarom dienen de betaalde griffierechten door verweerder aan eisers te worden vergoed.
Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten die eisers tijdens de beroepsfase hebben gemaakt, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In dit kader kent de rechtbank 0,5 punt toe aan de comparitie van 22 maart 2010 en 1 punt aan de zitting van 14 september 2010. Verder houdt zij rekening met het feit dat mr. Van Tilborg tijdens de comparitie van 22 maart 2010 zowel eisers sub 1 als eisers sub 2 heeft vertegen-woordigd.
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit op de bezwaren te nemen, met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak van 14 april 2010;
gelast dat verweerder aan eisers sub 1 het door hen betaalde griffierecht van € 150 vergoedt;
gelast dat verweerder aan eisers sub 2 het door hen betaalde griffierecht van € 150 vergoedt;
gelast dat verweerder aan eisers sub 3 het door hen betaalde griffierecht van € 150 vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers sub 1 tot een bedrag van € 1.092,50;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers sub 2 tot een bedrag van € 874;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers sub 3 tot een bedrag van € 1.092,50.
Aldus gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, en door deze en mr. LM. Koenraad, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen
bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 te 2500 EA
‘s-Gravenhage. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.