ECLI:NL:RBBRE:2010:BO0983

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
611422 ov 10-3186
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking en eindbeschikking betreffende rekening en verantwoording na wijziging ondercuratelestelling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda, gaat het om een tussenbeschikking en eindbeschikking met betrekking tot de rekening en verantwoording na een wijziging in de ondercuratelestelling van een betrokkene. De kantonrechter heeft op 7 oktober 2010 uitspraak gedaan na een langdurig proces waarin de vraag centraal stond of er sprake was van slecht bewind door de oud-curatoren en of zij aansprakelijk waren voor eventuele schade. De relevante wetsartikelen in deze zaak zijn artikel 1:362 BW en artikel 1:386 BW, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheden van curatoren in het kader van langdurige curatele.

De kantonrechter heeft in eerdere beschikkingen, waaronder een tussenbeschikking van 19 augustus 2010, al enkele feiten vastgesteld. De nieuwe curatoren hebben geclaimd dat de oud-curatoren belangrijke informatie hebben achtergehouden en dat zij niet akkoord gaan met de eindrekening en verantwoording. De oud-curatoren hebben echter hun standpunt gehandhaafd dat zij geen slecht bewind hebben gevoerd en dat zij niet aansprakelijk zijn voor schade.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2010 heeft de kantonrechter geconcludeerd dat, hoewel het handelen van de oud-curatoren niet zonder fouten was, dit niet als slecht bewind gekwalificeerd kon worden. De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met de lange periode waarin de oud-curatoren hun taken hebben uitgevoerd en de omstandigheden waaronder zij hebben gehandeld. De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten dat er geen schadevergoeding opgelegd zal worden en dat het dossier gesloten kan worden.

De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaaknr.:611422 OV VERZ 10-3186
(ambtshalve) beschikking d.d. 7 oktober 2010 betreffende rekening en verantwoording na wijziging ondercuratelestelling van [betrokkene], geboren op [geboortedatum en -plaats], tot zijn overlijden op [overlijdensdatum] wonende te (5248 NT) Rosmalen, Berlicumseweg 8, GGZ Oost Brabant, afdeling Brigitta, hierna te noemen betrokkene.
1. De verdere feiten
1.1 De kantonrechter volhardt bij wat hij heeft overwogen en beslist in zijn tussenbeschikking van 19 augustus 2010 en komt hierop hierna -voor zover nodig- terug.
1.2 Bij brief d.d. 3 september 2010 van de gemachtigde van de nieuwe curatoren, ingekomen ter griffie op 6 september 2010 bericht deze dat de koper van de litigieuze grond in Canada, zijnde de broer van de recentelijk overleden curandus aan de erfgenaam/zijn cliënt een bedrag van 68.850 Canadese dollars heeft voldaan. Zijn cliënt beschouwt dit als een volledige financiële compensatie voor de waarde van het perceel. Bij brief van 27 september 2010 deelt deze gemachtigde desgevraagd aan de rechtbank/de kantonrechter mede, dat zijn cliënt absoluut niet akkoord kan gaan met de eindrekening en verantwoording van de oud curatoren omdat hij ervan overtuigd is dat de oud curatoren van belang zijnde gegevens en informatie achterhouden. Zijn cliënt behoudt zich dan ook uitdrukkelijk het recht voor om de oud curatoren alsnog aan te spreken indien en zodra hij voldoende concrete informatie heeft waaruit blijkt dat de oud curatoren hun verplichting om de boedel van de vader van zijn cliënt op een behoorlijke wijze te beheren, niet zijn nagekomen.
1.3 Bij brief d.d. 8 september 2010, binnengekomen ter griffie op 8 september 2010 wordt namens de oud curatoren schriftelijk gereageerd op de inhoud van de beschikking van 19 augustus 2010. Hierin handhaven de oud curatoren -zo begrijpt de kantonrechter- hun eerder ingenomen standpunt. In het verlengde hiervan zijn zij van mening, dat hen geen slecht bewind met schadeplichtigheid kan worden verweten. In deze brief wordt voorts aandacht gevraagd voor de al bovengenoemde financiële compensatie. Ten slotte wordt -kort gezegd- nog aandacht gevraagd voor de slechte gezondheidstoestand van de oud curatoren. Verzocht wordt om de geplande mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van de nieuwe curatoren en hun gemachtigde te doen plaatsvinden. Voor zover nodig komt de kantonrechter op de verdere inhoud van deze brief hierna nog terug.
1.4 Na de mondelinge behandelingen van 9 februari 2010 en van 20 mei 2010 heeft ingevolge bovengenoemde beschikking op 29 september 2010 opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De beide oud curatoren hebben zich bij laatstgenoemde mondelinge behandelingen (opnieuw) doen vertegenwoordigen, waarover de kantonrechter al eerder heeft overwogen dat dit de informatie-uitwisseling natuurlijk niet ten goede komt, aangezien deze vertegenwoordigers niet uit eigen wetenschap konden verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling van 29 september 2010 bleek opnieuw dat de (familie)verhoudingen tussen de oud en nieuwe curatoren sterk gebrouilleerd zijn.
De kantonrechter verwacht niet dat deze familieverhoudingen zich in de toekomst nog in positieve zin zullen wijzigen. Daarvoor is kennelijk teveel gebeurd.
De vertegenwoordigers van de oud curatoren verklaren ter zitting desgevraagd dat hun ouders (de oud curatoren) zich medisch niet in staat achten om ter zitting te verschijnen om in het bijzijn van de nieuwe curatoren, en hun gemachtigde, te kunnen verklaren. Zij geven aan in het bezit te zijn van een medische verklaring van de huisarts van hun ouders waaruit dit blijkt. Volgens de vertegenwoordigers zijn hun ouders wel eventueel bereid om buiten aanwezigheid van de nieuwe curatoren (en hun gemachtigde) tegenover de kantonrechter een verklaring af te leggen met betrekking tot openstaande vraagpunten.
1.5 Tijdens de mondelinge behandeling van 29 september 2010 handhaven de vertegen-woordigers van de oud curatoren de betwisting dat zij als oud curatoren in enigerlei vorm schadeplichtig zouden zijn. Zij stellen geen wetenschap te hebben gehad van de eigendomsoverdracht in 1986/1987. Zij betwisten ook verder dat zij ooit hun medewerking zouden hebben verleend aan de aanvraag van een nieuw paspoort ten behoeve van betrokkene rond mei 1986 met als doel deze eigendomsoverdracht mogelijk te maken. Volgens de oud curatoren zijn ook zij pas tijdens de onderhavige curatelenwijziging en de rekening en verantwoording in dat kader voor het eerst met deze eigendomsoverdracht geconfronteerd.
2. De verdere beoordeling
2.1 De kantonrechter heeft -zoals eerder in zijn tussenbeschikking overwogen- de vraag te beantwoorden of het optreden van de oud curatoren met betrekking tot het onderhavige stuk grond in Canada als slecht bewind dient te worden gekwalificeerd. Hierbij staat vast dat de oud curatoren wetenschap hadden van het feit, dat betrokkene rechthebbende was op een perceel grond in Canada. Ook staat vast, dat de oud curatoren nog bezig zijn geweest met de verkoop van dit perceel grond in 1977. De oud curatoren wisten vervolgens dat deze verkoop in 1977, waarvoor namens hen een machtiging was aangevraagd bij de kantonrechter, niet is doorgegaan. In hun rapportages in de jaren daarna richting kantongerecht maken de oud curatoren geen melding meer van het onderhavige perceel en/of de waarde van dit perceel. In de brief van
16 juli 2010 wordt hiervoor als reden genoemd, dat zij niet wisten hoe bij benadering deze waarde aan te duiden. De kantonrechter begrijpt in dat geval niet waarom de oud curatoren zich op dat moment niet tot het kantongerecht/ de rechtbank hebben gewend met een vraag op dit punt. Zij betwisten enige betrokkenheid bij de eigendomsoverdracht van het perceel grond begin januari 1987, alsmede de betrokkenheid bij de aanvraag van een nieuw paspoort in dat verband.
Feit is dat deze eigendomsoverdracht in januari 1987 wel heeft plaatsgevonden.
Over hoe en de wijze waarop dit is gebeurd, blijft onduidelijkheid bestaan. Deze eigendoms-overdracht zal waarschijnlijk hebben plaatsgevonden op basis van regelgeving naar Canadees recht. Hieraan zal naar alle waarschijnlijkheid enige wilsuiting van de zijde van betrokkene (curandus) ten grondslag moeten hebben gelegen. Dit blijkt ook uit het als productie 5 bij brief van 8 juli 2010 overgelegde stuk. Uit dit stuk blijkt dat betrokkene op 15 oktober 1986 een handtekening zou hebben gezet. De vraag blijft hoe dit heeft kunnen gebeuren zonder medeweten van de toenmalige curator.
2.2 In zijn tussenbeschikking heeft de kantonrechter overwogen dat de oud curatoren voorshands “de schijn tegen hebben”. Te weten de schijn, dat zij wel degelijk in enigerlei vorm betrokken zijn geweest bij de onderhavige eigendomsoverdracht in 1986/1987. Hij heeft ook overwogen dat het op de weg ligt van de oud curatoren om deze schijn weg te nemen.
De kantonrechter blijft van mening dat het feit, dat de oud curatoren na hun ontslag zo moeilijk hebben gedaan bij het afleggen van rekening en verantwoording aan de nieuwe curatoren, niet voor hen pleit. Voor hen pleit wel, dat zij in de periode van 1972 tot 2009 kennelijk tot tevredenheid van het toenmalige kantongerecht en later de rechtbank zijn opgetreden als curator ten behoeve van betrokkene. Dit is een zeer lange periode! Niet gebleken is dat de oud-curatoren ooit om toekenning van een (noemenswaardige) vergoeding hebben gevraagd voor de door hen in dat verband uitgevoerde werkzaamheden. Ook dit pleit voor hen.
Moeizame familieverhoudingen zijn echter geen reden om niet op correcte wijze rekening en verantwoording af te leggen tegenover de opvolgend curatoren. De kantonrechter heeft de oud curatoren nogmaals in de gelegenheid gesteld om zich persoonlijk te doen horen door de kantonrechter over deze kwestie. Van deze mogelijkheid is uiteindelijk geen gebruik gemaakt waarbij een beroep wordt gedaan op de slechte gezondheidstoestand van de oud curatoren.
De kantonrechter is van oordeel dat hij de nieuwe curatoren en hun gemachtigde niet kan uitsluiten van een zitting waarop de oud curatoren worden gehoord. Hij zal daarom ook geen gebruik maken van het aanbod om de oud curatoren buiten aanwezigheid van de nieuwe curatoren en hun gemachtigde te horen. De kantonrechter verwacht ook niet dat de oud curatoren tijdens een dergelijk horen ter zitting anders zullen verklaren dan zij tot nu toe door tussenkomst van hun vertegenwoordigers (hun kinderen) hebben gedaan.
2.3 Gelet hierop zal de kantonrechter het wat betreft zijn oordeelsvorming moeten doen met de op dit moment voorhanden zijnde informatie. De kantonrechter is hierbij van oordeel, dat de oud curatoren hierbij het voordeel van de twijfel verdienen. Hoewel het handelen van de oud curatoren met betrekking tot genoemd perceel grond uit oogpunt van beheer geen schoonheidsprijs verdient, gaat het te ver om dit handelen als “slecht bewind” te kwalificeren en op grond daarvan ambtshalve een schadevergoeding vast te stellen. Bij dit oordeel houdt hij (mede) rekening met de totale periode waarover door de oud curatoren het beheer is gevoerd.
2.4 Het feit dat inmiddels de onder 1.2 genoemde volledige financiële compensatie heeft plaatsgevonden is niet van invloed op dit oordeel. Dit zou pas relevant zijn geworden bij de beantwoording van de vraag of er (nog) sprake is van schade en zo ja, hoe hoog deze schade dan wel is.
2.5 De kantonrechter heeft tijdens laatstgenoemde mondelinge behandeling al medegedeeld, dat hij nog uitspraak zou doen over deze kwestie en dat voor het overige het afleggen van rekening en verantwoording tegenover de kantonrechter hiermee is afgerond en dat de rechtbank hiermee dit dossier zal sluiten.
3. De beslissing
De kantonrechter:
bepaalt dat door de griffier dit dossier zal worden gesloten en worden opgelegd in het archief.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: