ECLI:NL:RBBRE:2010:BO0974

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
611422 ov 10-3186
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking en eindbeschikking betreffende rekening en verantwoording na wijziging ondercuratelestelling

In deze zaak gaat het om een tussen- en eindbeschikking van de kantonrechter in het kader van de rekening en verantwoording na wijziging van de ondercuratelestelling van betrokkene. Betrokkene was sinds 28 april 1972 onder curatele gesteld, met de heer [X] als curator en zijn echtgenote [Y] als toeziend curatrice. Na een wetswijziging werd [Y] op 12 maart 2009 tot tweede curator benoemd. De oud curatoren werden op 11 augustus 2009 ontslagen en de nieuwe curatoren, [kind] en [A], werden benoemd. De oud curatoren moesten rekening en verantwoording afleggen over hun beheer van het vermogen van betrokkene. De rechtbank ontving op 1 september 2009 een eindrekening van de oud curatoren, maar deze was niet voor akkoord getekend door de nieuwe curatoren. Er ontstond een geschil over de afwikkeling van deze eindrekening, wat leidde tot mondelinge behandelingen op 9 februari en 20 mei 2010. De verhoudingen tussen de oud en nieuwe curatoren waren gespannen, wat de communicatie bemoeilijkte. Op 24 juni 2010 overleed betrokkene, waardoor de curatele eindigde. De nieuwe curatoren hielden de oud curatoren aansprakelijk voor schade die zou zijn ontstaan door een onrechtmatige verkoop van een perceel grond in Canada. De oud curatoren betwistten deze aansprakelijkheid en stelden geen wetenschap te hebben gehad van de eigendomsoverdracht. De kantonrechter oordeelde dat de oud curatoren de schijn tegen hadden en dat zij de verantwoordelijkheid hadden om de schijn van betrokkenheid bij de eigendomsoverdracht weg te nemen. De kantonrechter besloot een mondelinge behandeling te plannen om de oud curatoren de kans te geven zich te verantwoorden. De beslissing werd genomen op 19 augustus 2010, waarbij de kantonrechter elke verdere beslissing aanhield tot de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaaknr.:611422 OV VERZ 10-3186
(ambtshalve) beschikking d.d. 19 augustus 2010 betreffende rekening en verantwoording na wijziging ondercuratelestelling van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum en -plaats],
tot zijn overlijden op [overlijdensdatum] wonende te (5248 NT) Rosmalen, Berlicumseweg 8, GGZ Oost Brabant, afdeling Brigitta, hierna te noemen betrokkene.
1. De feiten
1.1 Bij beschikking van 28 april 1972 is betrokkene onder curatele gesteld met benoeming van [X], geboren op [geboortedatum], thans wonende te [adres], tot curator en zijn echtgenote [Y], geboren op [geboortedatum], tot toeziend curatrice. Nadat het toeziend curatorschap vanwege een wetswijziging is komen te vervallen, is laatstgenoemde bij beschikking van 12 maart 2009 tot tweede curator over betrokkene benoemd.
1.2 In een “Opgave van aanwezige gelden enz.”, gedateerd 29 juli 1972, wordt door de curator, de heer [X], voor zover hier van belang melding gemaakt van:
“deel v. perceel grond in gezamenlijk eigendom van [broers], belast met onkosten en lasten die de gebr. [broers 1 en 2] de afgelopen 18 jaren voor [betrokkene] hebben voldaan, gelegen in de Town of Grimsby – Regional Municipality of Niagara, part of lot 23 – concession 2. Canada.”
1.3 Op 19 november 1973 ontvangt het Kantongerecht te Bergen op Zoom van P.J. van Tiggelen, notaris te Ossendrecht, een akte van scheiding betreffende de scheiding en deling van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen [Z] en betrokkene.
De destijds behandelende kantonrechter heeft -voor zover nodig- deze akte goedgekeurd.
1.4 Op 6 maart 1975 ontvangt het kantongerecht van al genoemde notaris Van Tiggelen de akte van scheiding betreffende het huwelijk tussen genoemde [Z] en betrokkene.
1.5 Bij verzoekschrift van 8 maart 1977, ingekomen ter griffie op het kantongerecht op 9 maart 1977, verzoekt mr. I.H. van der Zee namens de toenmalige curator, de heer [X], de kantonrechter om machtiging te verlenen voor de verkoop en eigendomsoverdracht van bovengenoemd stuk land/ perceel te Canada. Na een nadere toelichting door deze gemachtigde bij brief van 26 mei 1977, verleent de destijds behandelend kantonrechter deze machtiging op 23 juni 1977. Bij een taxatie werd het betreffende perceel op een waarde van 11.000 Canadese dollars getaxeerd. De verkoop van het perceel blijkt op dat moment niet te zijn doorgegaan.
1.6 In januari 1987 heeft blijkbaar in Canada alsnog de eigendomsoverdracht plaatsgevonden van het onderhavige perceel/stuk land waarbij de heer Adrian A.M. Schrauwen, aldaar woonachtig, eigenaar is geworden. Onduidelijk blijft voorshands hoe c.q. op welke wijze deze eigendomsoverdracht is geschied.
1.7 Uit het bij de rechtbank aanwezige dossier blijkt dat de curator in de periode 1972 tot 2009 kennelijk vrijgesteld is geweest van het jaarlijks afleggen van rekening en verantwoording over het door hem gevoerde beheer over het vermogen van betrokkene. Incidenteel, onder meer op 6 juni 1990, is door het kantongerecht aan de curator om een (tussentijdse) vermogens-opstelling met betrekking tot het vermogen van betrokkene gevraagd. Op de door het kantongerecht ontvangen vermogensopstelling per 1 mei 1990 wordt door de curator geen melding gedaan van onroerend goed.
1.8 Bij beschikking van 11 augustus 2009 (op een verzoek tot wijziging curatorschap) zijn voornoemde curatoren ontslagen en zijn [kind], geboren op [geboortedatum], enig kind van betrokkene, en diens echtgenote [A], geboren [geboortedatum], beiden wonende te [adres], tot curators benoemd over betrokkene. Tevens is in deze beschikking bepaald dat de ontslagen beide curators, hierna te noemen oud curatoren, rekening en verantwoording ten overstaan van de kantonrechter dienen af te leggen ter zake het door hen gevoerde beheer over het vermogen van betrokkene.
1.9 Bij brief van 12 augustus 2009 heeft de rechtbank aan de nieuw benoemde curatoren om een beschrijving van het vermogen van betrokkene verzocht.
1.10 Op 14 augustus 2009 zijn de nieuwe curatoren persoonlijk bij de rechtbank geweest met een verzoek tot inzage in het bij de rechtbank aanwezige curatele dossier. Dit onder meer omdat zij achter de relevante bankgegevens wensen te komen. De oud curatoren willen -naar hun zeggen- niet meewerken aan het verstrekken van de relevante gegevens. Na schriftelijk daartoe strekkend verzoek heeft de rechtbank een kopie van het aanwezige curatele dossier aan de nieuwe curatoren toegezonden.
1.11 Bij brief van de griffier van 25 augustus 2009 zijn de beide oud curatoren nogmaals nadrukkelijk gewezen op hun verplichting om na hun ontslag als curatoren rekening en verantwoording af te leggen over het door hen gevoerde beheer over het vermogen van betrokkene en dat in dat kader ook een schriftelijke akkoordverklaring met deze eindrekening van de nieuwe curatoren vereist is.
1.12 Op 1 september 2009 is bij de rechtbank een eindrekening en verantwoording, gedateerd 25 augustus 2009, afkomstig van de oud curatoren binnengekomen. Deze eindrekening en verantwoording bleek echter niet voor akkoord te zijn getekend door de nieuwe curatoren.
1.13 Uit de daarna van de zijde van de oud en de nieuwe curatoren ontvangen brieven blijkt dat tussen hen geen overeenstemming kan worden bereikt over de afwikkeling van deze eindrekening en verantwoording.
1.14 Op 9 februari 2010 en op 20 mei 2010 heeft er nog een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de kantonrechter maar over een aantal punten kon geen overeenstemming worden bereikt. De beide oud curatoren hebben zich bij deze beide mondelinge behandelingen doen vertegenwoordigen wat de informatie-uitwisseling natuurlijk niet ten goede kwam, aangezien deze vertegenwoordigers niet uit eigen wetenschap konden verklaren. Tijdens deze mondelinge behandelingen blijkt wel dat de (familie)verhoudingen tussen de oud en nieuwe curatoren sterk gebrouilleerd zijn.
1.15 Op 24 juni 2010 bereikt de rechtbank het bericht dat betrokkene op [overlijdensdatum] te Rosmalen is overleden. Door dit overlijden is de onderhavige curatele over betrokkene geëindigd.
1.16 Bij brief d.d. 8 juli 2010 van de gemachtigde van de heer [kind], enig erfgenaam van (wijlen) betrokkene en tot voor kort curator, worden de oud curatoren -kort gezegd- aansprakelijk gehouden voor de schade ontstaan als gevolg van het feit de onderhavige grond in Canada eind 1986/begin 1987 onrechtmatig “voor een appel en een ei” zou zijn verkocht. Gelet op de familieverhoudingen waarbij de oud curatoren volgens de nieuwe curatoren de dienst uitmaakten, kan het volgens hen niet anders zijn dan dat een broer uit Canada naar Nederland is gekomen om een handtekening te verkrijgen van betrokkene dan wel dat zij hebben bevorderd dat een en ander per post werd uitgevoerd.
1.7 Bij brief van 16 juli 2010 wordt namens de oud curatoren gereageerd op de inhoud van voornoemde brief van 8 juli 2010. Hierbij wordt betwist dat zij als oud curatoren in enigerlei vorm schadeplichtig zouden zijn. Zij stellen geen wetenschap te hebben gehad van de eigendomsoverdracht in 1986/1987. Zij betwisten ook dat zij ooit hun medewerking zouden hebben verleend aan de aanvraag van een nieuw paspoort ten behoeve van betrokkene rond mei 1986 met als doel deze eigendomsoverdracht mogelijk te maken. Zij betwisten ook dat er nog sprake zou zijn van schade aan de zijde van de erfgenaam omdat de huidige Canadese eigenaar deze al financieel zou hebben gecompenseerd.
2. De beoordeling
2.1 Het optreden van de curator/curatrice in vermogensrechtelijke aangelegenheden is gebonden aan wat de kantonrechter bepaalt en aan zijn/haar aanwijzingen, goedkeuringen en machtigingen (zie o.a. art. 1:356 BW). Het Landelijk Overleg van Kantonsectorvoorzitters (LOK) heeft aanbevelingen vastgesteld, welke via www.rechtspraak.nl te raadplegen zijn, welke onder meer zien op het door bewindvoerders en curatoren te voeren beheer.
2.2 Ex artikel 1:386 lid 1 BW zijn op het bewind van de curator de omtrent het bewind van de voogd toepasselijke voorschriften/bepalingen van overeenkomstige toepassing (art. 1:337-371 BW). Ten aanzien van bewind en de daaropvolgende rekening en verantwoording (art. 1:372-377) is de kantonrechter de bevoegde rechter. Op grond van art. 1:362 BW in verbinding met art. 1:386 BW is de kantonrechter bevoegd ambtshalve de schade vast te stellen die het gevolg is geweest van slecht curatelenbewind (HR 23 juni 2000, JOL 2000, 36).
2.3 Het begrip “slecht bewind” duidt op het bewind in de zin van artikel 1:337, lid 2 BW.
Voor een curator geldt derhalve (net als voor een voogd) dat hij/zij het bewind over het vermogen van betrokkene (de onder curatele gestelde) als een goed curator moet voeren.
Bij slecht bewind is hij/zij voor de daarvoor veroorzaakte schade aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid kan zijn gebaseerd op het niet-naleven van specifieke bepalingen die voor hem/haar als curator golden maar daarnaast kan de curator ook aansprakelijk zijn jegens curandus (dan wel diens erfgenamen) op grond van onrechtmatige daad.
2.4 De kantonrechter heeft nu de vraag te beantwoorden of het optreden van de oud curatoren met betrekking tot onderhavige stuk grond in Canada als slecht bewind dient te worden gekwalificeerd. Vast staat dat de oud curatoren wetenschap hadden van het feit, dat betrokkene rechthebbende was op een perceel grond in Canada. De kantonrechter verwijst naar de hierboven onder 1.2 genoemde opgave. Ook staat vast, dat de oud curatoren nog bezig zijn geweest met de verkoop van dit perceel grond in 1977. Verwezen wordt naar het hierboven onder 1.5 gestelde. De oud curatoren wisten vervolgens dat deze verkoop in 1977, waarvoor namens hen een machtiging was aangevraagd bij de kantonrechter, niet is doorgegaan. In hun rapportages in de jaren daarna richting kantongerecht maken de oud curatoren geen melding meer van het onderhavige perceel en/of de waarde van dit perceel. In de brief van 16 juli 2010 wordt hiervoor als reden genoemd, dat zij niet wisten hoe bij benadering deze waarde aan te duiden. De kantonrechter begrijpt in dat geval niet waarom de oud curatoren zich op dat moment niet tot het kantongerecht/ de rechtbank hebben gewend met een vraag op dit punt.
Zij betwisten enige betrokkenheid bij de eigendomsoverdracht van het perceel grond begin januari 1987, alsmede de betrokkenheid bij de aanvraag van een nieuw paspoort in dat verband.
Feit is dat deze eigendomsoverdracht in januari 1987 wel heeft plaatsgevonden. Over hoe en de wijze waarop dit is gebeurd, bestaat onduidelijkheid. Deze eigendomsoverdracht zal waarschijnlijk hebben plaatsgevonden op basis regelgeving naar Canadees recht. Hieraan zal toch naar alle waarschijnlijkheid enige wilsuiting van de zijde van betrokken (curandus) ten grondslag moeten hebben gelegen. Dit blijkt ook uit het als productie 5 bij brief van 8 juli 2010 overgelegde stuk. Uit dit stuk blijkt dat betrokkene op 15 oktober 1986 een handtekening zou hebben gezet. De vraag rijst hoe dit is gebeurd zonder medeweten van de curator.
2.5 De kantonrechter is voorshands van oordeel, dat de oud curatoren “de schijn tegen hebben”. Te weten de schijn, dat zij wel degelijk in enigerlei vorm betrokken zijn geweest bij de onderhavige eigendomsoverdracht in 1986/1987. Het ligt op de weg van de oud curatoren om deze schijn weg te nemen. Het feit, dat de oud curatoren na hun ontslag zo moeilijk hebben gedaan bij het afleggen van rekening en verantwoording aan de nieuwe curatoren, pleit ook niet voor hen. Voor hen pleit, dat zij in de periode van 1972 tot 2009 zijn opgetreden als curator ten behoeve van betrokkene. Moeizame familieverhoudingen zijn geen reden om niet op correcte wijze rekening en verantwoording af te leggen tegenover de opvolgend curatoren.
Hoewel de oud curatoren al diverse mogelijkheden hebben gehad, zal de kantonrechter de oud curatoren nogmaals in de gelegenheid stellen om zich persoonlijk te doen horen door de kantonrechter over deze kwestie. Overigens blijkt nergens uit dat de heer [kind], enig erfgenaam en tot voor kort curator, al volledig financieel gecompenseerd zou zijn door de huidige Canadese eigenaar voor de waarde van het onderhavige perceel.
2.6 De kantonrechter zal hierna een mondelinge behandeling bepalen waarop dit horen van de oud curatoren kan plaatsvinden. Indien de oud curatoren niet verschijnen zal de kantonrechter daaraan de gevolgen verbinden die hij passend acht. Voor deze mondelinge behandeling zullen ook de nieuwe curatoren en hun gemachtigde worden uitgenodigd. De kantonrechter ziet geen reden om hen uit te sluiten van deze mondelinge behandeling. Hij verwacht dat alle belanghebbenden tijdens deze mondelinge behandeling zich op een correcte wijze zullen gedragen. In afwachting hiervan houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.
3. De beslissing
De kantonrechter:
bepaalt een mondelinge behandeling, als hierboven bedoeld onder 2.6, op
woensdag 29 september 2010 om 15.30 uur
welke gehouden zal worden in het gerechtgebouw te Bergen op Zoom, Zuid-Oostsingel 41;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: