ECLI:NL:RBBRE:2010:BN4892

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
31 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
810538-10 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • M. Hopmans
  • M. Koch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontvoering en verkrachting van een minderjarig meisje met TBS-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 31 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de ontvoering en verkrachting van een 13-jarig meisje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd. De feiten vonden plaats op 16 december 2009, toen de verdachte het slachtoffer op brute wijze van haar fiets trok, haar in de kofferbak van zijn auto stopte en haar naar zijn woning vervoerde, waar hij haar verkrachtte. De rechtbank heeft in haar vonnis een uitgebreide strafoverweging gemaakt, waarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en de samenleving zwaar hebben meegewogen. De verdachte is vrijgesproken van een poging tot verkrachting van een tweede slachtoffer, omdat de rechtbank van oordeel was dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij op dat moment de intentie had om dit feit te plegen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een autismespectrumstoornis, en heeft geadviseerd dat de TBS-maatregel pas na het uitzitten van 3 jaren van de gevangenisstraf in werking treedt. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 9.037,78 toegewezen gekregen, die de verdachte moet betalen. De rechtbank heeft de vordering van een tweede benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 810538-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in PPC Vught, te Vught
raadsman mr. Van de Luijtgaarden, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Breman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: [slachtoffer1] heeft verkracht;
feit 2: [slachtoffer1] van haar vrijheid heeft beroofd;
feit 3: heeft geprobeerd [slachtoffer2] te verkrachten.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting en ontvoering van [slachtoffer1] (feiten 1 en 2). Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer1] en de bekennende verklaringen van verdachte. Ook acht zij de poging tot verkrachting van [slachtoffer 2] (feit 3) wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het van de fiets afgooien van [slachtoffer1] en het met de hamer slaan van [slachtoffer1], omdat hiervoor onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 2 is de verdediging van mening dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het op de grond gooien van [slachtoffer1] en het met de hamer dan wel een ander hard voorwerp slaan op het hoofd van [slachtoffer1]. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging verzoekt verdachte van feit 3 vrij te spreken, omdat uit de feiten en omstandigheden waarop verdachte één en ander ondernam jegens [slachtoffer 2], er niet gesproken kan worden van enige uiterlijke verschijningsvormen die de voorbode zouden moeten zijn van een verkrachting.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 augustus 2010;
- de aangifte van . [slachtoffer1] namens [slachtoffer1] ;
- het proces-verbaal van bevindingen ;
- het proces-verbaal van bevindingen ;
- het proces-verbaal van bevindingen .
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het van de fiets gooien van [slachtoffer1], omdat zij geen aanleiding heeft om aan de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer1] hieromtrent enige twijfel te hebben. Haar verklaringen zijn gedetailleerd en sluiten nagenoeg volledig aan bij de verklaringen van verdachte.
Feit 3
De rechtbank stelt op grond van het onderzoek ter zitting en het dossier vast dat [slachtoffer 2] op 11 augustus 2008 aangifte heeft gedaan van mishandeling op 8 augustus 2008. Zij verklaarde, kort gezegd, dat zij door een man met een kort voorwerp een aantal malen op haar hoofd en handen geslagen was. Op 16 februari 2010 doet zij wederom aangifte van voornoemde incident, waarbij zij ook aangeeft dat verdachte haar niet op een wijze heeft aangeraakt waardoor zij kon vermoeden dat hij haar seksueel zou misbruiken.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] met een terugslaghamer heeft geslagen en dat hij van plan was haar mee te nemen. Over het doel waarom hij dit deed is zijn verklaring niet eenduidig. Hij verklaart dat hij haar wilde verkrachten, maar ook dat hij bij haar de handelingen wilde verrichten waarover hij tegenover de deskundigen van het Pieter Baan Centrum heeft verklaard. Die handelingen bestaan niet noodzakelijk uit verkrachting, maar omvatten, gelet op de verwijzing naar een aantal films, ook een scala aan geweldshandelingen en martelingen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij nog geen plan had gemaakt voor na de ontvoering.
Onder voornoemde omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat de verklaring van verdachte zoals hij die later heeft afgelegd, mede is beïnvloed door wat in het kader van de gesprekken op het PBC ter sprake is gekomen en door wat feitelijk door hem met [slachtoffer1] is gedaan en dat op het moment dat hij [slachtoffer 2] wilde ontvoeren, zijn plannen nog niet duidelijk waren. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Onduidelijk is of het opzet van verdachte op het moment dat hij [slachtoffer 2] benaderde was gericht was op de verkrachting. Het feit dat een latere ontvoering heeft geleid tot een verkrachting kan niet op dit eerdere feit worden geponeerd en is geen reden om anders te beslissen.
Hetgeen door verdachte tegenover [slachtoffer 2] is verricht kan wel gezien kunnen worden als uitvoeringshandelingen die gericht waren op de mishandeling dan wel de poging tot ontvoering van [slachtoffer 2]. Deze feiten zijn aan verdachte echter niet tenlastegelegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 16 december 2009 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht meermalen door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte meermalen zijn verdachte's penis en vingers in de vagina van die [slachtoffer1] gebracht en geduwd en op en neer bewogen en bestaande
dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer1] (zakelijk weergegeven)
- onverhoeds en met geweld van haar fiets heeft getrokken en op de grond heeft gegooid
en/of
- meermalen met zijn op/tegen het hoofd heeft geslagen en aan haar haren getrokken en/of
- (vervolgens) in de kofferbak van een auto heeft geduwd/gelegd en/of
- tegen haar wil in een gesloten kofferbak heeft vervoerd en
- haar handen (op haar rug) heeft vastgebonden en
- haar ogen heeft afgeplakt en
- heeft gezegd dat indien zij zou meewerken zij morgen weer thuis zou zijn en
- naar een woning gelegen aan de [adres] heeft gebracht en
- heeft belet die woning te verlaten door haar op te sluiten in een kamer en haar vast te
binden aan een radiator/verwarming in die kamer en
- haar BH heeft kapotgescheurd en omhoog getrokken en haar kleding heeft
uitgetrokken en (aldus) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
op 16 december 2009 te Huijbergen, gemeente Woensdrecht en te Ossendrecht en/of te Rilland opzettelijk [slachtoffer1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk die [slachtoffer1]:
- onverhoeds en met geweld van haar fiets getrokken en op de grond gegooid
en/of
- meermalen met zijn vuist op/tegen het
hoofd geslagen en aan haar haren getrokken en
- (vervolgens) in de kofferbak van een auto geduwd/gelegd en
- tegen haar wil in een gesloten kofferbak vervoerd en
- haar handen (op haar rug) vastgebonden en
- haar ogen afgeplakt en
- gezegd dat indien zij zou meewerken zij morgen weer thuis zou zijn en
- naar een woning te Ossendrecht gebracht en
- belet die woning te verlaten door haar op te sluiten in een kamer en haar vast te binden
aan een radiator/verwarming in die kamer en
- vervolgens wederom in de kofferbak van een auto geduwd en
- in die kofferbak van die[adres]erd naar de [adres] en
- terwijl haar handen nog waren vastgebonden en haar ogen waren afgeplakt uit de auto
gehaald en naar een talud geduwd en met
zijn vuist(en) tegen haar hoofd geslagen en geschopt
en tegen de grond geduwd en aldus die [slachtoffer1] heeft verhinderd te gaan en staan waar
zij wilde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: TBS).
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in het voordeel van verdachte bij de bepaling van de straf rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het feit dat hij een first offender en dat hij tijdens zijn detentie is mishandeld door medegevangenen. Voorts is verdachte al veroordeeld door het publiek gezien de massale mediabelangstelling. Ten slotte is verdachte nog jong en heeft hij alle medewerking aan het onderzoek verleend. Gelet op vorenstaande verzoekt de verdediging verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren en de oplegging van de TBS-maatregel.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting en de ontvoering van [slachtoffer1]. [slachtoffer1] fietste op 16 december 2009 in de vroege ochtend op haar fiets over de Moerkantsebaan te Huijbergen naar haar school toen plotseling verdachte uit de bossen kwam rennen. Verdachte trok haar van de fiets, sloeg haar en trok aan de haren. Nadat hij haar overmeesterd had, legde hij [slachtoffer1] in de gesloten kofferbak van zijn auto, maar eerst nadat hij haar had vastgebonden en haar ogen had afgeplakt. Verdachte reed vervolgens met zijn auto naar zijn woning in Ossendrecht, waarna hij haar, nadat hij [slachtoffer1] had vastgebonden, heeft verkracht.
Nadat verdachte [slachtoffer1] had verkracht, legde hij haar wederom in de auto en reed met haar naar de [adres] alwaar hij haar uit de kofferbak heeft gehaald en haar aansluitend op de grond had geduwd om haar vervolgens van het talud te duwen.
De rechtbank acht dit zeer ernstige feiten, waarbij verdachte op een zeer brute en gewelddadige wijze [slachtoffer1] heeft verkracht en ontvoerd. Verdachte werd ten tijde van het plegen van deze ernstige feiten geobsedeerd door rape- en geweldsfilms en wilde [slachtoffer1] dingen aandoen die in deze films voor komen. Dankzij de rustige houding van [voornaam slachtoffer 1] heeft het niet zo ver kunnen komen. Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer1] geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat als gevolg van dat fysieke misbruik de geestelijke gezondheid van de slachtoffers ernstig kan worden geschaad. [slachtoffer1] heeft dit verwoord in een schriftelijke slachtofferverklaring en ter zitting heeft haar vader nogmaals benadrukt welke impact de gebeurtenissen op het gezin hebben gehad. Dergelijke feiten versterken de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. Gezegd kan worden dat de rechtsorde door deze daden dan ook is geschokt.
Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte, die geen strafblad heeft, is onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Uit dat onderzoek is gebleken dat verdachte vanaf jonge leeftijd een sterke beperking heeft in het aangaan van en onderhouden van contacten en dat er bij verdachte op meerdere vlakken sprake is van obsessieve gedragingen en monomane fantasieën. Gelet hierop concluderen de deskundigen dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, te weten PDD-NOS (een chronische ontwikkelingsstoornis). Verder zijn bij verdachte enkele kenmerkende persoonlijkheidskenmerken vastgesteld. Zo is er sprake van zowel een zwakke identiteitsontwikkeling als thrill seeking gedrag en dwangmatige trekken. Tevens zijn enkele antisociale trekken bij verdachte zichtbaar. Ten tijde van het plegen van de feiten waren zowel de PDD-NOS als de persoonlijkheidstrekken aanwezig, waardoor verdachte ten tijde van het plegen van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
De deskundigen concluderen voorts dat de door verdachte obsessief en uit horrorfilms geleende fantasiewereld, het gebrekkige vermogen zich in te leven en in te voelen in een ander, zijn geringe gewetensfunctie en zijn gebrekkige copingstrategieën om op een gezonde wijze interne spanningen af te reageren, het risico op herhaling als groot wordt ingeschat. Geadviseerd wordt aan verdachte de maatregel TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen over. Zij neemt daarbij in aanmerking dat ook overigens voldaan wordt aan de eisen voor het opleggen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging, te weten:
-op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld en
-de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Gezien de ernst van de feiten dient naar het oordeel van de rechtbank naast het opleggen van de TBS-maatregel een gevangenisstraf te worden opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf moet rekening worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, echter ook met het gewelddadige karakter van zijn daden en de enorme impact van die daden op het slachtoffer en de samenleving. Gelet hierop komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
Zij zal daarbij als advies opnemen dat geen aanvang zal worden genomen met de tenuitvoerlegging van de TBS-maatregel, nadat verdachte 3 jaren van de gevangenisstraf heeft ondergaan.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [voornaam slachtoffer 1] [initialen] [slachtoffer1], [adres] vordert een schadevergoeding van € 9.037,78 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan voor feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer2 en adres]te vanaf de datum waarop de schade is ontstaan voor feit 3.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank overweegt voorts dat, indien één van de eerdergenoemde strafbare feiten wél aan verdachte ten laste was gelegd, de rechtbank naar alle waarschijnlijkheid tot toewijzing van de vordering zou zijn overgegaan.
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 2: Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
- adviseert dat pas met de verpleging van overheidswege zal worden aangevangen nadat verdachte 3 jaren van de opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, zijnde een VW Golf met kenteken [ - - ]
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [voornaam slachtoffer 1] [initialen] [slachtoffer1] van € 9.037,78, waarvan € 1.037,78 ter zake van materiële schade en € 8.000,= ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 16 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [voornaam slachtoffer 1] [initialen] [slachtoffer1] (feiten 1 en 2), € 9.037,78 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 80 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
31 augustus 2010.
Mr. Hopmans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 december 2009 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht
en/of elders in het arrondissement Breda, meermalen, althans eenmaal, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaal zijn verdachte's penis en/of vinger(s) in de vagina
van die [slachtoffer1] gebracht en/of geduwd en/of op en neer bewogen en bestaande
dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer1] (zakelijk
weergegeven)
- onverhoeds en met geweld van haar fiets heeft getrokken en/of op de grond
heeft gegooid en/of
- meermalen, althans eenmaal met een hamer en/of zijn hand(en)/vuist(en)
op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of aan haar haren
getrokken en/of
- (vervolgens) in de kofferbak van een auto heeft geduwd/gelegd en/of
- tegen haar wil in een gesloten kofferbak heeft vervoerd en/of
- haar handen (op haar rug) heeft vastgebonden en/of
- haar ogen heeft afgeplakt en/of
- heeft gezegd dat indien zij zou meewerken zij morgen weer thuis zou zijn
en/of
- naar een woning gelegen aan de [adres] heeft gebracht en/of
- heeft belet die woning te verlaten door haar op te sluiten in een kamer
en/of haar vast te binden aan een radiator/verwarming in die kamer en/of
- haar BH heeft kapotgescheurd en/of omhoog getrokken en/of haar kleding heeft
uitgetrokken
en/of (aldus) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 december 2009 te Huijbergen, gemeente Woensdrecht
en/of te Bergen op Zoom en/of te Ossendrecht en/of te Rilland, in elk geval in
het arrondissement Middelburg opzettelijk [slachtoffer1] wederrechtelijk van
de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte,
opzettelijk die [slachtoffer1]:
- onverhoeds en met geweld van haar fiets getrokken en/of op de grond gegooid
en/of
- meermalen, althans eenmaal met een hamer en/of zijn hand(en)/vuist(en)
op/tegen het gezicht/hoofd geslagen en/of aan haar haren getrokken en/of
- (vervolgens) in de kofferbak van een auto geduwd/gelegd en/of
- tegen haar wil in een gesloten kofferbak vervoerd en/of
- haar handen (op haar rug) vastgebonden en/of
- haar ogen afgeplakt en/of
- gezegd dat indien zij zou meewerken zij morgen weer thuis zou zijn en/of
- naar een woning te Ossendrecht gebracht en/of
- belet die woning te verlaten door haar op te sluiten in een kamer en/of haar
vast te binden aan een radiator/verwarming in die kamer en/of
- vervolgens wederom in de kofferbak van een auto geduwd en/of
- in die kofferbak van die auto vervoerd naar de [adres] en/of de
[adres] te Bath en/of te Rilland en/of te Rilland-Bath en/of
- terwijl haar handen nog waren vastgebonden en haar ogen waren afgeplakt uit
de auto gehaald en/of naar een talud geduwd en/of met een hamer, althans een
hard voorwerp en/of zijn hand(en)/vuist(en) tegen haar hoofd, in elk geval het
lichaam geslagen en/of geschopt en/of tegen de grond geduwd en aldus die
[slachtoffer1] heeft verhinderd te gaan en staan waar zij wilde;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 augustus 2008 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer2] te dwingen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2]
opzettelijk die [slachtoffer 2] van haar fiets heeft getrokken en/of met een voorwerp
op haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht