ECLI:NL:RBBRE:2010:BN4181

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
993024-08 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Pick
  • J. Bennenbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift bij verantwoordingsformulieren PGB door zorgaanbieder

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 28 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgaanbieder die valsheid in geschrift heeft gepleegd. De verdachte bood zorg aan cliënten met een Persoonsgebonden Budget (PGB) en maakte verantwoordingsformulieren op, waarin zij onterecht de ontvangen bedragen invulde in plaats van de daadwerkelijk bestede bedragen. Dit leidde tot een financieel nadeel van € 24.500 voor het zorgkantoor. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen deze formulieren valselijk heeft opgemaakt, met het doel deze als echt te gebruiken. Het verweer van de verdediging, dat de privacy van de verdachte was geschonden en dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, werd verworpen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een werkstraf van 100 uur op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder de schending van de privacy van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de feiten zeer laakbaar waren, vooral gezien de kwetsbaarheid van de cliënten die afhankelijk waren van de zorg.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 993024-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] te Hagen (Bondsrepubliek Duitsland)
wonende te [adres]
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Huisman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen zogenaamde verantwoordingsformulieren PGB valselijk heeft opgemaakt.
3 De voorvragen
- De dagvaarding is geldig.
- De rechtbank is bevoegd.
- De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie heeft gehandeld in strijd met de Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Aanwijzing Wjsg), waardoor de privacy en zakelijke belangen van verdachte aanzienlijk zijn geschaad. Voorts is volgens de raadsman sprake van overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. Deze schendingen in onderling verband en samenhang bezien dienen er toe te leiden dat het OM niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging.
Met betrekking tot het verweer van schending van de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM stelt de rechtbank vast dat die termijn is gaan lopen op 7 mei 2008 ten tijde van het 1e verhoor van verdachte bij de politie. Het eindproces-verbaal is op 27 augustus 2008 aan de verdediging verstrekt. Nadat verdachte de haar op 27 februari 2009 op de TOM-zitting aangeboden taakstraf niet heeft geaccepteerd, kwam de zaak op 2 oktober 2009 op de politierechterzitting. De zaak is toen op verzoek van de verdediging aangehouden en verwezen naar de rechter-commissaris om een aantal getuigen te horen. Nadat de zaak op
20 april 2010 door de politierechter naar de meervoudige kamer is verwezen, is de zaak op 16 juni 2010 wederom op verzoek van de verdediging aangehouden.
In totaal zijn nu ongeveer 2 jaar en 3 maanden verstreken sinds 7 mei 2008. Een deel van de verstreken tijd valt aan de verdediging toe te rekenen. Al met al is de rechtbank van oordeel dat een periode van minder dan 2 jaar aan het OM toe te rekenen is.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een strafzaak in eerste aanleg in de regel op zitting moet worden berecht binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen, zodat de in deze zaak inmiddels verstreken tijd die aan het OM toe te rekenen is - hoewel onwenselijk lang - niet leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn is geschonden. Het verweer op dit punt wordt derhalve verworpen.
Met betrekking tot het door de raadsman opgeworpen verweer dat de privacy van verdachte is geschonden door het onrechtmatig verstrekken van informatie aan het VGZ, neemt de rechtbank het ter zitting van 2 oktober 2009 gegeven oordeel van de politierechter over
dat de officier van justitie niet heeft gehandeld in lijn met de Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, aangezien strafvorderlijke gegevens aan het VGZ zijn verstrekt op een moment dat de strafzaak nog niet was beoordeeld door het Openbaar Ministerie en het Openbaar Ministerie op andere, minder inbreuk op de privacy makende, manier informatie had kunnen verstrekken. Deze schending is echter niet zo ernstig dat deze dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Hierbij speelt mee dat het zorgkantoor c.q. het VGZ, aan welke instantie de uitvoering en het toezicht van het PGB is opgedragen, als zijnde bestuursorgaan dan wel slachtoffer, behoort tot de in de Aanwijzing Wjsg vermelde categorieën c en f van de ontvangers aan wie op basis van artikel 39f lid 1 Wjsg strafvorderlijke gegevens kunnen worden verstrekt. De inbreuk is dan ook van een andere orde dan bij verstrekking van strafvorderlijke gegevens aan instanties of personen die niet behoren tot de in de Aanwijzing Wjsg vermelde categorieën. Wel is de rechtbank van oordeel dat dit verzuim bij een eventuele strafoplegging dient te leiden tot enige strafmatiging.
- Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd door verantwoordingsformulieren PGB valselijk te laten opmaken. Zij baseert zich daarbij op de administratie van [naam kantoor], waaruit blijkt hoeveel zorguren aan bepaalde cliënten zijn besteed, de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte], van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] en van verdachte zelf.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Hij wijst er allereerst op dat de urenregistratie slecht werd bijgehouden door de medewerkers van [naam kantoor] en dat de verklaringen van de medewerkers hierover onbetrouwbaar zijn. Ook kan niet bewezen worden dat verdachte als medepleger van een eventuele valsheid in geschrifte kan worden bestempeld.
Verdachte zou volgens de raadsman nooit de intentie hebben gehad om zichzelf te bevoordelen of haar cliënten te benadelen, hetgeen moge blijken uit het feit dat de bufferuren van de cliënten werden bijgehouden. De burn out van verdachte heeft ervoor gezorgd dat zij in de tenlaste gelegde periode niet in staat was om zelf te controleren of haar manier van werken volledig in overeenstemming was met de wet. De geestelijke situatie van verdachte dient er subsidiair toe te leiden dat een eventueel verzuim niet aan haar kan worden toegerekend.
Voorts merkt de raadsman op dat het formulier van [naam] niet gedateerd is zodat van dit formulier niet bewezen kan worden dat het binnen de tenlaste gelegde periode is opgemaakt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als eenmanszaak een bedrijf onder de naam [naam kantoor], gevestigd aan de [adres] . Zij biedt mensen, die in het kader van de AWBZ recht hebben op zorg of ondersteuning, haar diensten aan. Middels een schriftelijke overeenkomst tussen haar en de cliënt vraagt zij namens de cliënt bij het CIZ een indicatiestelling aan. Bij toekenning daarvan beheert zij het volledige aan cliënt toegekende Persoonsgebonden Budget (PGB) en wordt dit budget rechtstreeks door het zorgkantoor op de bankrekening op naam van [naam kantoor] gestort.
De uitwerking van het PGB is geregeld in de Regeling Persoonsgebonden Budget AWBZ.
In de toekenningsbeschikking staat precies vermeld uit welk bedrag het PGB bestaat, voor welke periode het PGB geldt en wanneer het PGB wordt uitbetaald. De betaling van het toegekende PGB gebeurt in voorschotten. Indien gewenst mag de aanvrager zijn PGB laten overmaken op het bankrekeningnummer van iemand die zijn PGB beheert, of de intermediair die de geïndiceerde zorg verleent of gaat verlenen. De aanvrager zelf blijft echter verantwoordelijk voor de verantwoording van de besteding van het PGB. Het PGB wordt uitbetaald door het zorgkantoor en is bestemd voor het inkopen van zorg.
De cliënt dient periodiek verantwoording af te leggen aan het zorgkantoor over de uitgaven van het PGB. Om deze verantwoording af te kunnen leggen krijgt de cliënt van het zorgkantoor automatisch een verantwoordingsformulier toegezonden, het zogenaamde "verantwoor-dingsformulier globale controle" of het zogenaamde "verantwoordingsformulier intensieve controle". In verband met de verantwoording kan het zorgkantoor bij de cliënt urendeclaraties, zorgovereenkomsten en dergelijke opvragen. Het PGB dat binnen een vastgestelde periode niet aan zorg is uitgegeven moet worden terugbetaald aan het zorgkantoor.
De aan cliënten van verdachte gerichte verantwoordingsformulieren werden door het zorgkantoor Midden-Brabant rechtstreeks naar haar gestuurd, zoals aangegeven in het bij CIZ ingediende aanvraagformulier.
In het dossier bevindt zich een aantal van het zorgkantoor afkomstige, ingevulde en ondertekende verantwoordingsformulieren PGB – Intensieve Controle dan wel Globale Controle. Op al deze formulieren staat als plaats van ondertekening “Tilburg” vermeld.
Deze formulieren zijn in de tenlastelegging opgenomen en betreffen de personen die in de tenlastelegging zijn vermeld, te weten:
- [i[initiale] [getuige 1] met betrekking tot de voorschotperiode van 1 juli t/m
30 september 2006, ingevuld bedrag aan totaal besteed PGB € 8654,11, datum van ondertekening: 7 november 2006;
- [initialen] [getuige 2] met betrekking tot de voorschotperiode 1 oktober t/m 31 december 2006, ingevuld bedrag aan totaal besteed PGB € 1351,25, datum van ondertekening:
6 februari 2007;
- [benadeelde partij] (2x), met betrekking tot de voorschotperiodes 5 april t/m 30 juni 2006 en 1 juli t/m 11 augustus 2006, ingevulde bedragen aan totaal besteed PGB € 1279,38 respectievelijk € 18015,31, datum van ondertekening: 10 augustus 2006 respectievelijk 27 oktober 2006;
- [initialen] [naam], met betrekking tot de voorschotperiode 1 juli t/m 30 september 2006, ingevuld bedrag aan totaal besteed PGB € 8350,77, datum van ondertekening niet ingevuld;
- [benad[benadeelde ]] met betrekking tot de voorschotperiode 1 september t/m 31 december 2006, ingevuld bedrag aan totaal besteed PGB € 747,50, datum van ondertekening: 6 februari 2007.
De rechtbank stelt tevens vast dat op alle formulieren is ingevuld dat het bedrag dat is betaald aan zorgverleners gelijk is aan het bedrag van totaal besteed PGB.
Verdachte heeft over deze formulieren verklaard dat de door het zorgkantoor op de bankrekening ten name van [naam kantoor] gestorte PGB-gelden per cliënt periodiek verantwoord moesten worden via de daarvoor bestemde, door het zorgkantoor toegestuurde verantwoordingsformulieren PGB-Globale Controle. Volgens verdachte was het bij [naam kantoor] zo, dat op de verantwoordingsformulieren PGB-Globale Controle standaard het in de betreffende periode ontvangen PGB-bedrag werd ingevuld. Er werd dus niet het daadwerkelijk aan cliënt besteedde PGB-bedrag ingevuld, maar het door het zorgkantoor voor cliënt ontvangen bedrag. Het aan cliënt bestede bedrag was meestal minder. Zij verklaarde ook dat de verantwoordingsformulieren door haar personeel, in haar opdracht, werden ingevuld. Medio 2006 kreeg verdachte van het zorgkantoor te horen dat met betrekking tot een aantal cliënten een intensieve controle zou worden ingesteld. De verantwoording van het PGB-geld diende in deze gevallen te geschieden middels verantwoordingsformulieren PGB–Intensieve Controle, die onderbouwd moesten worden met onderliggende administratieve stukken, zoals urenfacturen. Daar die urenfacturen er nog niet waren werd door verdachte aan [naam medeverdachte] opdracht gegeven deze te maken. In eerste instantie zijn toen door [naam medeverdachte] facturen gemaakt op basis van de daadwerkelijk aan cliënt geleverde zorguren, welke uren in de computer waren ingevoerd.
Daar deze facturen echter niet het gehele ontvangen PGB-geld omvatten heeft verdachte aan [naam medeverdachte] de opdracht gegeven om de urenfacturen aan te passen totdat ze overeen kwamen met het voor cliënt ontvangen PGB-geld. Verdachte verklaarde te willen voorkomen dat er geld teruggestort moest worden naar het zorgkantoor, waardoor de nodige zorg niet meer geboden kon worden. Voordat de formulieren werden opgestuurd naar het zorgkantoor moesten ze eerst door de desbetreffende cliënt worden ondertekend. De cliënten begrepen dat het aantal uren vermeld op de facturen niet klopte omdat zij die uren nooit aan zorg ontvingen, maar tekenden omdat hun werd uitgelegd dat ze de restanturen aan zorg nog op een later tijdstip zouden krijgen.
Tijdens haar 5e verhoor bij de SIOD verklaarde verdachte dat de aan haar getoonde facturen en verantwoordingsformulieren uit de dossiers van de cliënten [initiale]-[getuige 1], [getuige 2], [benadeeldej] [naam] en [benadeelde ], welke formulieren de in de tenlastelegging genoemde formulieren betreffen, in haar opdracht waren opgemaakt en ingediend bij het zorgkantoor Midden-Brabant om het PGB-budget te verantwoorden. De formulieren en facturen waren opgemaakt door Esther of [medewerkster], waarschijnlijk op het kantoor van [naam kantoor]. De facturen waren aangepast, zodat de uren op de facturen overeen kwamen met het over de gehele controleperiode aan zorg te besteden bedrag (derhalve gelijk aan het ontvangen PGB-bedrag) en niet met de op dat moment daadwerkelijk geleverde uren, zoals die geregistreerd zijn in de urenregistraties van de desbetreffende cliënt. Verder verklaarde zij dat het op de verantwoordingsformulieren vermelde geldbedrag gebaseerd was op de bij het zorgkantoor ingediende aangepaste urenfacturen en dus ook niet juist was.
De verklaring van verdachte over de onjuistheid van de urenfacturen wordt ondersteund door het onderzoek van de gegevens die op een cd staan, welke cd de administratie van [naam kantoor] bevat. Van elke cliënt afzonderlijk werden op de cd aan cliënten gerichte facturen aangetroffen. Tevens was voor elke cliënt afzonderlijk een urenregistratie bijgehouden, waarop het aantal aan cliënt per maand verleende zorguren is vermeld.
Deze documenten werden vervolgens vergeleken met de documenten die van het zorgkantoor Midden-Brabant werden verkregen. Hieruit kwam naar voren dat nagenoeg alle onderzochte urenfacturen, zoals aanwezig in de onderzochte cliëntendossiers uitgeleverd door genoemd zorgkantoor ook voorkwamen op de ter beschikking gestelde cd. Verder bleek dat het aantal vermelde uren op de bij het zorgkantoor ingediende urenfacturen niet overeen kwam met het aantal vermelde uren in de urenregistratie van de desbetreffende cliënt.
De verklaring van verdachte vindt bovendien steun in de verklaringen van de cliënten [getuige 1] en [getuige 2]. Mevrouw [getuige 1] heeft verklaard dat de op de facturen van juni t/m september 2006 ingevulde zorguren niet kloppen en dat ze veel minder zorg heeft gehad dan is ingevuld. Over het haar getoonde verantwoordingsformulier PGB-Intensieve Controle d.d. 2-1-2066 (D/11-02) heeft [getuige 1] verklaard dat zij dat formulier heeft ondertekend, maar dat het niet door haar is ingevuld. Zij wist dat het formulier niet juist was ingevuld omdat [naam kantoor] veel minder uren aan zorg had besteed dan op het formulier was vermeld.
Mevrouw [getuige 2] heeft over de haar getoonde facturen hetzelfde verklaard als [getuige 1], namelijk dat minder zorg is verleend dan op de facturen staat vermeld. Zij heeft de aan haar door [naam kantoor] voorgelegde formulieren uiteindelijk maar getekend.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met (een) ander(en) in de tenlaste gelegde periode in Tilburg verantwoordingsformulieren PGB valselijk heeft opgemaakt door samen met haar mededader(s) onjuiste geldbedragen op deze verantwoordingsformulieren in te vullen, zulks met het oogmerk om die formulieren te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Die anderen, waarmee verdachte die formulieren valselijk heeft opgemaakt, zijn dan de door verdachte genoemde [naam medeverdachte] en [medewerkster] en/of de cliënten die de formulieren ondertekenden, terwijl zij wisten dat zij onjuist waren ingevuld, zoals [getuige 1] en [getuige 2].
Dat het opzet van verdachte was gericht op het leveren van zorg aan haar cliënten en niet op het bevoordelen van zichzelf of benadelen van haar cliënten, zoals door de raadsman is betoogd, leidt, zo dat al juist is, niet tot een ander oordeel omtrent het opzet. Verdachte wist dat zij met de door haar gebruikte wijze van opmaken van de formulieren, stukken opmaakte die niet de werkelijkheid weergaven en dus vals waren, welke stukken zij ook heeft laten gebruiken door haar cliënten.
Wat er ook zij van de door de raadsman aangevoerde bewering dat de urenregistratie onjuist was, dat leidt niet tot het oordeel dat de formulieren niet vals zijn ingevuld. Uit de verklaringen van [naam medeverdachte] en van verdachte zelf blijkt dat verdachte opdracht heeft gegeven om de [medeverdachte] opgestelde facturen aan te passen en die te gebruiken als grondslag voor de verantwoordingsformulieren. Die aanpassing gebeurde niet omdat er te weinig zou zijn geregistreerd, maar omdat verdachte de vergoeding voor de nog niet gewerkte uren niet wilde restitueren aan het zorgkantoor. Verdachte ging dus, anders dan zij thans stelt, er van uit dat de urenregistratie in zoverre juist was dat niet alle uren waren gebruikt. Met de patiënten is vervolgens ook besproken dat er een zogenaamde buffer was, zijnde een tegoed van nog niet verleende zorg(uren).
Voor wat betreft de bewering van de raadsman dat van sommige verantwoordings-formulieren niet valt te bewijzen dat zij in de tenlaste gelegde periode zijn opgemaakt, stelt de rechtbank vast dat door de toegelaten wijziging van de tenlastelegging de formulieren van [getuige 2] en [benadeelde ] thans in elk geval wel zijn opgemaakt binnen de tenlaste gelegde periode die loopt tot en met 6 februari 2007. Het verantwoordingsformulier van [naam] bevat weliswaar geen datum van ondertekening, maar gelet op het feit dat dit formulier van 2 oktober 2006 is en dat op het formulier vermeld staat dat het ingestuurd moet worden vóór 11 november 2006, in combinatie met de vaststelling dat de overige in de tenlastelegging genoemde formulieren op één na tijdig zijn opgemaakt en ingestuurd en dat voor dat ene formulier geldt dat dit ongeveer een maand na de uiterlijke instuurdatum is opgemaakt, concludeert de rechtbank dat het formulier van [naam] in elk geval vóór 6 februari 2007 zal zijn opgemaakt.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 4 augustus 2006 tot en met 6 februari 2007 te Tilburg, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), telkens een verantwoordingsformulier PGB - Intensieve controle of globale controle ,
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en/of haar mededader(s) telkens valselijk en in strijd met de waarheid op dat verantwoordingsformulier PGB - Intensieve controle en globale controle onjuiste geldbedragen ingevuld, te weten:
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 juli t/m 30 september
2006 tnv [initialen] [getuige 1] E 8654,11 (D11/2) en
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 oktober t/m 31
december 2006 tnv [initialen] [getuige 2] E 1351,25 (D12/01) en
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 5 april t/m 30 juni 2006
tnv [benadeelde partij] E 1279,38 (D13/01) en
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 juli t/m 11 augustus
2006 tnv [benadeelde partij] E 18015,31 (D13/02) en
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 juli t/m 30 september
2006 tnv [initialen] [naam] E 8350,77 (D15) en
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 september t/m 31
december 2006 tnv CJ [benadeelde ] E 747,50 (D16/01), zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Hetgeen de huisarts van verdachte in zijn verklaring van 30 september 2009 beschrijft met betrekking tot de ziektegeschiedenis van verdachte, leidt op geen enkele wijze tot het oordeel dat hetgeen verdachte heeft gedaan, niet aan haar kan worden toegerekend. De constatering van de huisarts dat verdachte in de periode van augustus 2006 tot en met januari 2007 verminderd in staat was haar werkzaamheden uit te oefenen, leidt in elk geval niet tot die conclusie. Ook anderszins is niet gebleken dat verdachte een zodanige ernstige psychische stoornis had dat zij dientengevolge was verstoken van elk inzicht in de reikwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt derhalve verworpen.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 110 uur. Daarbij heeft zij rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat het al enige tijd geleden is dat de strafbare feiten gepleegd zijn.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft geleerd van haar fouten en tekortkomingen. Voorts heeft zij een blanco strafblad, is haar privacy geschonden door de verstrekking van strafvorderlijke gegevens aan het VGZ, had zij ten tijde van het delict een burn out en heeft zij nooit de intentie gehad om zichzelf te bevoordelen. De raadsman verzoekt met deze omstandigheden rekening te houden bij de strafoplegging. Volgens de raadsman is enige strafoplegging niet opportuun. Hij verzoekt een schuldigverklaring zonder oplegging van straf dan wel een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met anderen door zogenaamde verantwoordingsformulieren PGB valselijk op te maken ten onrechte ongeveer € 24.500,= aan persoonsgebonden budget geïncasseerd. Dit geld was bestemd voor de cliënten van haar eenmanszaak. Die cliënten, veelal psychiatrische patiënten moesten met dat geld zorg inkopen.
Het bedrag dat binnen een bepaalde periode niet aan zorg werd besteed zou teruggestort moeten worden naar het zorgkantoor. Verdachte heeft dat niet gedaan.
Door haar handelen heeft verdachte verhinderd dat het zorgkantoor op adequate wijze haar controle-functie kon uitoefenen. Daarnaast heeft zij op een oneigenlijke wijze beschikt over “gemeenschapsgelden”. Bovendien heeft zij door haar handelwijze onnodig bij kwetsbare patiënten verwarring veroorzaakt over verleende danwel nog te ontvangen hulp.
De rechtbank acht dit soort feiten zeer laakbaar.
De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het College van procureurs-generaal voor sociale zekerheidsfraude.
Gelet op het door verdachte in eerste instantie veroorzaakte nadeel van € 24.500,=, geven genoemde richtlijnen als indicatie voor de op te leggen straf, een werkstraf van ongeveer 120 uur.
Rekening houdend met het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat de feiten drieënhalf jaar geleden zijn gepleegd, zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde werkstraf van 110 uur als zijnde een binnen de richtlijnen passende eis als uitgangspunt nemen voor de op te leggen straf.
Gelet op de hiervoor reeds vastgestelde schending van de privacy van verdachte zal de rechtbank de geëiste werkstraf matigen met 10 uur, zodat een werkstraf van 100 uur resteert.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Pick en mr. Bennenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 juli 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op een op meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 augustus
2006 tot en met 6 februari 2007 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) verantwoordingsformulier(en) PGB - Intensieve controle en/of globale controle
, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk hebben/heeft opgemaakt of vervalst en/of doen opmaken of vervalsen, immers hebben/heeft verdachte en/of haar mededader (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die verantwoordingsformulier(en) PGB - Intensieve controle en/of
globale controle onjuiste geldbedragen ingevuld en/of doen/laten invullen, te weten:
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 juli t/m 30 september
2006 tnv [initialen] [getuige 1] E 8654,11 (D11/2) en/of
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 oktober t/m 31
december 2006 tnv [initialen] [getuige 2] E 1351,25 (D12/01) en/of
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 5 april t/m 30 juni 2006
tnv [benadeelde partij] E 1279,38 (D13/01) en/of
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 juli t/m 11 augustus
2006 tnv [benadeelde partij] E 18015,31 (D13/02) en/of
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 juli t/m 30 september
2006 tnv [initialen] [naam] E 8350,77 (D15) en/of
- op het verantwoordingsformulier voor de periode van 1 september t/m 31
december 2006 tnv CJ [benadeelde ] E 747,50 (D16/01),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht