ECLI:NL:RBBRE:2010:BN3637

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-811306-09
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Dekker
  • A. Kok
  • J. van Roij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreigingen van politieagenten, schending art. 126nd SV, geen bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging van politieagenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn broers, op 6 februari 2009 in Tilburg betrokken was bij een gewelddadige diefstal in een winkel. Camerabeelden toonden aan dat de verdachte en zijn medeplichtigen kort na elkaar de winkel binnenkwamen en goederen wegnamen zonder af te rekenen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder aangiftes en camerabeelden, om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal met geweld wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de bedreiging van politieagenten, omdat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat hij de dader was. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte voor de immateriële schade van een benadeelde partij, een politieagent. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, vooral gezien het geweld tegen winkelpersoneel en de bedreiging van politieagenten, en de impact die dit heeft op de betrokkenen en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 811306-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Woodrow, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 juli 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Van Delft, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een diefstal met geweld heeft gepleegd, dan wel medeplichtig daar aan is
Feit 2: een auto heeft beschadigd
Feit 3: twee politieagenten heeft bedreigd
Feit 4: een of twee politieagenten heeft bedreigd
Feit 5: een auto heeft verduisterd dan wel een auto heeft weggemaakt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Feit 1: Diefstal met geweld op 6 februari 2009
4.1.1 Onrechtmatig verkregen bewijs
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de camerabeelden van de diefstal bij de [naam winkel] onrechtmatig zijn verkregen en om die reden dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Het dossier bevat namelijk geen vordering van de Officier van Justitie, als bedoeld in artikel 126nd Wetboek van Strafvordering (Sv). In de strafzaken tegen medeverdachten zijn de beelden door de politierechter uitgesloten van het bewijs, wat heeft geleid tot vrijspraak.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie erkent dat de vordering ex artikel 126nd Sv ontbreekt. Naar de mening van de officier van justitie is dit te duiden als een niet te herstellen vormverzuim. In dit geval kan dat echter zonder consequenties blijven, nu verdachte door het ontbreken van de vordering niet in zijn belangen is geschaad, aldus de officier van justitie. Uit het dossier kan immers opgemaakt worden dat de [naam winkel] wilde dat de beelden gebruikt zouden worden voor de opsporing.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat camerabeelden van de diefstal door de [naam winkel] zijn verstrekt, zonder dat door de officier van justitie daartoe een vordering ex artikel 126nd Sv is gedaan. Hiermee is artikel 126nd Sv formeel geschonden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke consequentie aan dit vormverzuim dient te worden verbonden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, heeft de rechtbank zich gebogen over de materiële norm van de bepaling. Artikel 126nd Sv geeft de officier van justitie de bevoegdheid van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens, te vorderen deze gegevens te verstrekken. Daarnaast biedt artikel 8 sub f juncto artikel 43 Wet Bescherming Persoonsgegevens de [naam winkel] de mogelijkheid om camerabeelden te verstrekken aan de politie, in verband met het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De wetgever heeft met de invoering van de regeling van artikel 126nd en verder Sv nadrukkelijk de mogelijkheid open willen laten dat vrijwillig gegevens worden verstrekt en vervolgens rechtmatig door politie en justitie worden gebruikt.
Uit het dossier blijkt niet expliciet dat de [naam winkel] de beelden vrijwillig heeft verstrekt. Echter, in het onderhavige geval wordt in zowel de aangifte van [slachtoffer 1], als in de aangifte van [slachtoffer 2], als in de aangifte van [slachtoffer 3] gesproken over en verwezen naar de bewuste camerabeelden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat, als er al geen sprake is van vrijwillige verstrekking, de [naam winkel] in ieder geval over was gegaan tot afgifte van de beelden indien de officier van justitie dit gevorderd had. De rechtbank stelt bovendien vast dat aan de vereisten van artikel 126nd Sv om een vordering te kunnen doen, is voldaan.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat artikel 126nd Sv is geschonden, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim oplevert, maar dat deze enkele vaststelling voldoende is en dat daar in het onderhavige geval geen consequenties aan dienen te worden verbonden. De rechtbank zal derhalve niet overgaan tot bewijsuitsluiting.
4.1.2. Beoordeling van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging. Voor de diefstal wijst de officier daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1], op de aangifte van [slachtoffer 2] en op de camerabeelden van de [naam winkel]. Uit de beelden valt af te leiden dat er bij de diefstal sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking, aldus de officier van justitie. Ook het geweld dat volgt op de diefstal kan naar de mening van de officier van justitie aan verdachte worden toegerekend. Immers, het geweld werd gepleegd zeer kort na het verlaten van de winkel. Niet duidelijk is geworden wie precies welk geweld pleegt, maar verdachte is er in ieder geval bij aanwezig geweest en hij heeft zich er ook niet aan onttrokken. De daders vertrekken vervolgens in een voertuig dat op dat moment op naam van verdachte staat. Bij de politie heeft verdachte verklaard zijn auto nooit uit te lenen. Dit alles tezamen maakt dat verdachte schuldig is aan medeplegen van diefstal met geweld, aldus de officier van justitie. Subsidiair is naar zijn mening medeplichtigheid aan diefstal met geweld bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de camerabeelden niet duidelijk genoeg zijn om herkenning mogelijk te maken. De herkenning die gedaan is, is dan ook onbetrouwbaar. Subsidiair voert de raadsman aan dat uit de beelden niet opgemaakt kan worden dat verdachte wist dat door anderen een diefstal werd gepleegd. Nu ook niet vastgesteld kan worden dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt, kan medeplegen van diefstal met geweld niet bewezen worden. Ook van medeplichtigheid kan volgens de raadsman geen sprake zijn, aangezien de getuigen spreken over wel 5 tot 6 daders. Het blijft verder onduidelijk wie in welke auto is gestapt. De raadsman verzoekt om vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Op vrijdag 6 februari 2009 omstreeks 19:45 uur is aangever [slachtoffer 1] aan het werk bij de [naam winkel] aan de [adres] . Hij ziet op camerabeelden dat op dat moment in de slijterij van de [naam winkel] door twee mannen flessen drank worden gestolen . Samen met twee andere medewerkers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], rent hij naar buiten toe. Buiten ziet hij dat de mannen inmiddels met zijn vieren zijn. [slachtoffer 1] ziet dat één van de mannen twee flessen drank uit zijn broeksband haalt . Hij ziet dat beveiligingsmedewerker [slachtoffer 2] door twee mannen wordt geslagen. Eén van deze twee mannen loopt vervolgens op [slachtoffer 1] af en slaat [slachtoffer 1] in zijn nek . [slachtoffer 2] krijgt meerdere klappen in zijn gezicht. Hij valt op de grond en krijgt een schop tegen zijn hoofd . Door verschillende personen worden slaande en trappende bewegingen naar hem gemaakt, waardoor hij over zijn hele lichaam pijn voelt . [slachtoffer 3] ziet dat twee mannen op hem af komen lopen, waaronder de man waarvan op de beelden te zien is dat hij bellend de slijterij binnen komt. Beide mannen maken slaande bewegingen naar hem. [slachtoffer 3] draait zich om teneinde te ontkomen, maar krijgt alsnog een klap tegen zijn hoofd . De daders vertrekken in een auto met het kenteken [kenteken] . Dit voertuig stond op 6 februari 2009 op naam van verdachte .
Ter zitting van 15 juli 2010 zijn de camerabeelden van de [naam winkel] bekeken. Hierop is allereerst te zien dat om 19:44 uur vier mannen kort na elkaar de winkel binnenkomen (de beelden op de CD-ROM met het kenmerk 2020090206_194300_02.vse) . Deze mannen zijn door de politie zonder twijfel herkend als verdachte en zijn broers [naam verdachte en broers] . Verdachte komt al telefonerend als laatste van de vier broers de winkel binnen (de beelden op de CD-ROM met het kenmerk 2020090206_194300_02.vse). Op andere beelden is zichtbaar dat [broer 1] het linkergangpad in de winkel neemt, dat daarna [broer 2] en [broer 3] het rechtergangpad nemen en tot slot dat verdachte het linkergangpad neemt. Zichtbaar is dat [broer 2] en [broer 3] iets wegnemen uit het schap en dat op dat moment [broer 1] hen voorbij loopt. Verdachte voegt zich bij [broer 2] en [broer 3] en zij lopen weg (de beelden op de CD-ROM met het kenmerk 2020090206_194300_06.vse). Vervolgens is te zien dat om 19:45 allereerst [broer 2], dan [broer 3] en [broer 1] en tot slot verdachte langs de kassa lopen. Geen van hen rekent goederen af (de beelden op de CD-ROM met het kenmerk 2020090206_194300_03.vse) . Verdachte en zijn broers zijn ongeveer één minuut in de winkel geweest.
De rechtbank acht op grond van de aangiftes, de camerabeelden en de herkenning door de politieagenten van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde diefstal met geweld.
Door de raadsman is betoogd dat de camerabeelden niet duidelijk genoeg zijn om herkenning mogelijk te maken. De rechtbank verwerpt dit verweer. De beelden zijn van goede kwaliteit en zij acht de herkenning betrouwbaar.
Tevens heeft de raadsman gesteld dat niet blijkt dat verdachte wetenschap had van de diefstal die door zijn broers zou zijn gepleegd. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de beelden dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van de diefstal die werd gepleegd. Dit volgt onder meer uit het feit dat zij met zijn vieren de winkel betreden, in de kleine winkel verschillende routes nemen, slechts zeer kort binnen zijn waarbij zij zicht houden op elkaar en vervolgens weer tegelijkertijd de winkel zonder iets ter betaling aan te bieden, verlaten. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat bij de diefstal sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking.
Ten aanzien van het geweld stelt de raadsman dat niet is vast gesteld dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt. Ook uit het wegrijden in de auto van verdachte kan niet geconcludeerd worden dat verdachte betrokken is geweest bij het geweld, aldus de raadsman. Immers, door de aangevers wordt gesproken over 5 tot 6 personen die bij het geweld betrokken zijn. Nu onduidelijk is gebleven wie in welke auto stapt, kunnen zowel het medeplegen als de medeplichtigheid aan het geweld niet bewezen worden, zo betoogt de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Blijkens de aangifte van [slachtoffer 3] waren in ieder geval vier personen bij het geweld betrokken dat zeer kort na de diefstal plaatsvond. Hierbij maken twee mannen slaande bewegingen naar [slachtoffer 3], waaronder de man die, zoals op de beelden te zien is, al bellend de winkel binnenkomt. Deze man is door politieagenten herkend als verdachte. Eén van deze twee mannen slaat vervolgens [slachtoffer 3] tegen zijn hoofd. Hieruit volgt dat weliswaar niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte degene was die [slachtoffer 3] heeft geslagen, maar wel dat hij bij het geweld aanwezig was en zich er ook niet aan heeft onttrokken. Uiteindelijk zijn de daders vertrokken in een auto die op naam staat van verdachte en waarvan hij zelf verklaart deze nooit uit te lenen. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte niet alleen betrokken is geweest bij de tenlastegelegde diefstal met geweld, hij is ook schuldig aan het plegen ervan.
De rechtbank acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Feit 2: Beschadiging van een auto op 2 juli 2009
Het standpunt van de officier van justitie
De officier eist vrijspraak voor feit 2 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak voor feit 2 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde beschadiging van een auto. Het enige belastende bewijs voor verdachte is dat het kenteken van de auto van de dader op zijn naam staat. Het door de getuige genoemde signalement is te algemeen om daar bewijs aan te kunnen ontlenen. Daarbij komt dat verdachte heeft ontkend het feit te hebben gepleegd.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
4.3 Feit 3: Bedreiging van twee politieagenten op 14 juli 2009
Het standpunt van de officier van justitie
De officier eist vrijspraak voor feit 3. Naar zijn mening is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu alleen brigadier van polit[verbalisant 2] verdachte meent te herkennen, maar daar niet 100% zeker van is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman volgt de officier van justitie. Hij vult bovendien aan dat de gedraging ook niet gekwalificeerd kan worden als bedreiging want alleen het komen aanrennen met een riem is nog geen bedreiging, nu onder andere niet duidelijk uit de verklaringen blijkt wat de afstand was van de dader tot de agenten.
Het oordeel van de rechtbank
Op 14 juli 2009 begeven hoofdagent van politie [verbalisant 1] en brigadier van politie [verbalisant 2] zich te fiets naar de [adres] te Tilburg naar aanleiding van een melding. Zij zien een aantal leden van de familie van verdachte daar rijden in een voertuig, en onderwerpen hen aan een controle. De bijrijder van het voertuig stapt uit met een geel metalen stuurslot in zijn handen. De man met het stuurslot loopt op [verbalisant 1] af. Hij houdt het stuurslot naast zijn hoofd en gaat tegenover [verbalisant 1] staan op een afstand van ongeveer 50 centimeter. [verbalisant 1] staat op dat moment nagenoeg met zijn rug tegen de muur. Hierna ziet [verbalisant 1] dat een ander familielid dreigend op hen af komt rennen, met een riem om zijn rechterhand gedraaid. De man wordt hardhandig tegengehouden door een familielid . [verbalisant 2] herkent drie van de vier inzittenden van het voertuig als [familielid], [broer 2] en [broer 3] [achternaam]. Hij ziet dat [broer 2] met een metalen stuurslot ter hoogte van zijn hoofd op zeer korte afstand van [verbalisant 1] gaat staan. Zelf is hij in gesprek met [familielid], [broer 3] en de vierde inzittende van het voertuig, die zichzelf [naam] noemt. De drie mannen staan op een afstand van ongeveer 20 centimeter in een halve cirkel om [verbalisant 2] en praten op luide toon door elkaar. In de tussentijd zijn meer leden van de familie [achternaam] aan komen lopen. Op een gegeven moment komt één van de familieleden hard op de groep afgerend. Hij heeft een riem om zijn hand gedraaid en een deel van de riem hangt los. Dreigend komt hij op [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afrennen, maar hij wordt tegengehouden door een familielid. [verbalisant 2] denkt de man met de riem te herkennen als verdachte, maar is hier niet 100% zeker van . Beide aangevers verklaren dat zij zich bedreigd voelden door de man die met de riem op hen af kwam rennen .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij zijn ouders op de [adres] was. Terwijl hij net uit de douche kwam, hoorde hij dat er iets gebeurd was op straat. Hij rende vervolgens naar buiten .
De rechtbank acht, op grond van de verklaring van verdachte en beide aangiften wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene was die hard naar buiten kwam gerend met een riem om zijn hand gewikkeld en die vervolgens dreigend op [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwam afgerend. Aan de verklaring van verdachte dat dit geen bedreiging was, gaat de rechtbank voorbij. De gedraging van verdachte heeft onder zodanige omstandigheden, als in het voorgaande geschetst, plaatsgevonden, dat bij de agenten de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zwaar zouden worden mishandeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met zijn broer [broer 2], schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
4.4 Feit 4: Bedreiging van één of twee politieagenten op 1 mei 2009
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van aspirant van politie [verbalisant 3] en brigadier van politie [verbalisant 4]. Hij wijst daarbij op de aangifte van [verbalisant 4], de aangifte van [verbalisant 3], het proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent van politie [verbalisant 5] en de verklaring van [verbalisant 5] bij de rechter-commissaris.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om vrijspraak van het onder feit 4 tenlastegelegde. Hij wijst op het feit dat de processen-verbaal pas enige maanden na het feit zijn opgemaakt. [verbalisant 3] verklaart dat hij is bedreigd door een man met een staartje, terwijl [verbalisant 5] verklaart dat verdachte geen staartje heeft. [verbalisant 4] verklaart in eerste instantie dat hij onmiddellijk nadat het incident had plaatsgevonden de verdachte van foto’s heeft herkend. Bij de rechter-commissaris heeft hij echter verklaard dat hij pas één dag of enkele dagen later foto’s van de familie [achternaam] is gaan bekijken. Hierbij is mede van belang dat de foto’s enkele jaren oud waren, en dat [verbalisant 4] verdachte heeft herkend uit een serie op hem lijkende personen. Deze herkenning is dan ook niet betrouwbaar, zodat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Op 1 mei 2009 is door de politie in Tilburg een roadblockcontrole gehouden . Bij deze controle zijn [broer 3] en [familielid 2] gecontroleerd. Hierbij blijkt dat [familielid 2] staat gesignaleerd en aangehouden dient te worden. Na korte tijd komen diverse leden van de familie [achternaam] aangerend bij de controle. Zij verzetten zich verbaal tegen de controle, duwen tegen de politieagenten en zitten aan de bewapening van de politieagenten. Agent [verbalisant 4] hoort dat een man tegen de politie zegt dat zij moeten weggaan, omdat hij, de man, daar de baas is . Deze man wordt door [verbalisant 4] later van foto’s herkend als zijnde verdachte . Agent [verbalisant 5] ziet dat deze man achter de rug van [verbalisant 4] staat. De man heeft een mes in zijn hand, en maakt stekende bewegingen in de richting van de rug van [verbalisant 4]. De man wordt door [verbalisant 5] ambtshalve herkend als zijnde verdachte . [verbalisant 4] draait zich om ziet dat verdachte een mes in zijn handen heeft. Het betreft een mes met een stanley-blad. Verdachte houdt het mes voor zich, gericht naar [verbalisant 4]. Hij maakt met het mes zwaaiende, kruislingse bewegingen. Leden van de familie [achternaam] gaan tussen verdachte en [verbalisant 4] in staan, waardoor verdachte kans ziet te vertrekken.
Door de raadsman is aangevoerd dat de herkenning van verdachte door [verbalisant 4] niet betrouwbaar is, nu de foto oud was en verdachte bovendien herkend werd uit een serie op hem lijkende personen. De rechtbank verwerpt dit verweer. De herkenning van verdachte door [verbalisant 4] is stellig en gedetailleerd. Hij verklaart dat de politiefoto van verdachte nog goed gelijkend is. Of [verbalisant 4] de foto’s onmiddellijk na het incident, dan wel één tot enkele dagen later heeft bekeken, is naar het oordeel van de rechtbank niet van invloed op de betrouwbaarheid van de herkenning.
De herkenning van [verbalisant 4] wordt bovendien ondersteund door de verklaringen van [verbalisant 5], die reeds tijdens het incident verdachte herkent.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verbalisant 4] heeft bedreigd.
De raadsman heeft gewezen op het signalement dat [verbalisant 3] geeft van de dader van de bedreiging. De rechtbank stelt vast dat [verbalisant 3] verklaart dat hij is bedreigd door een man met een staartje. [verbalisant 5] is stellig in zijn verklaring bij de rechter-commissaris, dat verdachte geen staartje heeft. De rechtbank is van mening dat niet met zekerheid is komen vast te staan dat verdachte ook degene is geweest die [verbalisant 3] heeft bedreigd. Zij zal hem dan ook van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.5 Feit 5: Verduistering dan wel wegmaken van een auto tussen 1 november 2008 en 21 oktober 2009
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie eist vrijspraak voor feit 5. Hij stelt dat onvoldoende duidelijk is welke afspraken over de auto zijn gemaakt. Naar zijn mening is er dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder feit 5 tenlastegelegde. Vast staat dat de auto van aangeefster [slachtoffer 4] is uitgeleend aan verdachte en zijn broers, dat verdachte en zijn broers in de auto hebben gereden en dat de auto nooit aan aangeefster is terug gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij in Zweden verkeerde brandstof had getankt, en dat hij na overleg de auto in Zweden kon laten staan. Onduidelijk is gebleven of en met wie van de familie [achternaam] afspraken zijn gemaakt en wat de inhoud van deze afspraken was. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 5 tenlastegelegde.
4.6 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 06 februari 2009 te Tilburg, aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen drank,
toebehorende aan [naam winkel], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders -zakelijk weergegeven-
- die [slachtoffer 2] tegen het hoofd hebben geslagen en (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] tegen het hoofd en lichaam hebben geschopt,
zulks terwijl die van [slachtoffer 2] op de grond lag en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen het hoofd en/of nek hebben geslagen;
feit 3
op 14 juli 2009 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, [verbalisant 2]
(brigadier van Regiopolitie Midden en West Brabant) en [verbalisant 1] (hoofdagent van Regiopolitie Midden
en West Brabant) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers hebben verdachte en zijn mededader(s)
opzettelijk dreigend -zakelijk weergegeven- die [verbalisant 1] (op zeer korte afstand) een metalen stuurslot
getoond en is verdachte en zijn mededader vervolgens met dat stuurslot op [verbalisant 1] afgelopen
en heeft verdachte en zijn mededader dat stuurslot dreigend boven het hoofd en in de richting van
[verbalisant 1] gehouden en is verdachte met een riem deels gewikkeld/gedraaid om zijn hand dreigend
op die [verbalisant 2] en [verbalisant 1] afgerend;
feit 4
op 01 mei 2009 te Tilburg [verbalisant 4] (ambtenaar van Regiopolitie Midden en West Brabant heeft bedreigd
met met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met gestrekte arm) een (stanley) mes
gehouden en getoond in de richting [verbalisant 4] voornoemd en zwaaiende bewegingen met dat mes gemaakt en
dreigend de woorden toegevoegd : "Jullie moeten weggaan, omdat ik hier de baas ben!",
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De officier van justitie wijst op de ernst van het feit, de rol die verdachte daarin had en het strafblad van verdachte.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met drie van zijn broers een winkeldiefstal gepleegd. Als zij daarbij worden betrapt, wordt er door hen veel geweld gebruikt om alsnog te kunnen ontkomen. Aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] worden door de groep geslagen en geschopt. Met name [slachtoffer 2] loopt hierbij letsel op.
De rechtbank vindt dit een ernstig feit. Winkeldiefstal zorgt voor veel overlast in de maatschappij. Winkelpersoneel en beveiligingsmedewerkers die proberen mensen aan te houden die zij van diefstal verdenken, dienen niet met geweld geconfronteerd te worden. Het geweld vond bovendien plaats op de openbare weg. Hierdoor strekken de gevolgen van het geweld zich ook uit tot mensen die niet direct bij het feit betrokken waren. Ook bij hen kunnen door het feit gevoelens van angst en onveiligheid zijn ontstaan.
Daarnaast heeft verdachte twee keer politieagenten bedreigd. Beide keren waren de betrokken politieagenten bezig met een controle van familieleden van verdachte. Verdachte is daar zelf niet bij aanwezig, maar komt ter plaatse nadat hij door anderen gewaarschuwd is. Op agressieve wijze bemoeit hij zich met de controle. De ene keer is dit door met een riem in zijn handen op de agenten af te rennen, de andere keer is dit door eerst achter de rug en daarna ook in het zicht van de agent met een mes te zwaaien. Verdachte maakt duidelijk dat, naar zijn mening, hij de baas is op straat.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan. Hij heeft geprobeerd door bedreiging en intimidatie de politie het werken onmogelijk te maken. Uit zijn handelen spreekt een totaal gebrek aan respect voor het gezag van de politie. Bedreiging leidt vaak tot gevoelens van angst bij de betrokkenen. Uit het dossier is af te leiden dat [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich bedreigd hebben gevoeld door verdachte. Zij verklaren de controle te hebben beëindigd om de situatie niet verder te laten escaleren. Ook [verbalisant 4] voelde zich door verdachte bedreigd en geïntimideerd. Dat hij pas aangifte heeft gedaan nadat maatregelen waren getroffen om zijn veiligheid en de veiligheid van zijn gezin te waarborgen, geeft een indicatie van de impact die de feiten op hem hebben gehad.
De rechtbank houdt tevens rekening met het strafblad van verdachte. Hij is reeds diverse malen veroordeeld voor geweldsdelicten.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geëist voor feit 1 en feit 4. De rechtbank acht naast feit 1 en feit 4 ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat in ogenschouw genomen welke straffen voor soortgelijke zaken worden opgelegd. Om die reden komt zij niet tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist, ondanks de omstandigheid dat zij één feit meer bewezen acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [verbalisant 4] vordert een schadevergoeding van € 500,- voor feit 4, ter zake immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 300,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47, 285, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 2 en feit 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.6 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen;
feit 3: Bedreiging met zware mishandeling;
feit 4: Bedreiging met zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 4] van € 300 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 4] (feit4), € 300 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Kok en mr. Van Roij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van ‘t Nedereind, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 juli 2010.
Mr. Kok en mr. Van Roij zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 februari 2009 te Tilburg, op of aan de [adres],
althans op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen twee flessen drank, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3],
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) -zakelijk weergegeven-
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens)
- op/tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of (vervolgens/daarbij)
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft/hebben geschopt en/of
getrapt, zulks terwijl die van [slachtoffer 2] (weerloos) op de grondlag
en/of(vervolgens)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd en/of nek althans het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt;
(parketnummer 02/626443-09)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
een of meer anderen op of omstreeks 06 februari 2009 te Tilburg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer flessen drank, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde een of meer anderen
en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat voornoemde een of meer anderen, althans een aantal van hen,
althans een van hen
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens)
- op/tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of (vervolgens/daarbij)
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft/hebben geschopt en/of
getrapt, zulks terwijl die van [slachtoffer 2] (weerloos) op de grond lag
en/of(vervolgens)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd en/of nek althans het
lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 6 februari 2009 te Tilburg opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door voornoemde een of meer anderen, zijnde de plegers van bovengenoemd feit,
althans een aantal van hen, althans een van hen, met zijn verdachtes auto van
de plaats van het misdrijf weg te rijden en aldus aan hen de vlucht mogelijk
te maken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 juni 2009 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk
(de motorkap van) een personenauto (merk Seat), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 14 juli 2009 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, [verbalisant 2] (brigadier van Regiopolitie
Midden en West Brabant) en/of [verbalisant 1] (hoofdagent van Regiopolitie Midden
en West Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of
meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend -zakelijk weergegeven-
die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] (op zeer korte afstand) een metalen stuurslot
althans een voor bedreiging geschikt (hard) voorwerp getoond en/of is
verdachte en/of een van zijn mededader(s) (vervolgens) met dat stuurslot
althans met dat voor bedreiging geschikte (harde) voorwerp op die [verbalisant 2]
en/of [verbalisant 1] afgelopen/afgerend en/of heeft verdachte en/of een van zijn
mededader(s) (vervolgens/daarbij) dat stuurslot althans dat voor bedreiging
geschikte (harde) voorwerp (dreigend) boven het hoofd en/of in de richting van
en/of kennelijk bestemd voor die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] gehouden en/of is
verdachte en/of een van zijn mededader(s) met een riem (althans met een voor
bedrieging geschikt voorwerp) (deels gewikkeld/gedraaid om/)in zijn hand
(dreigend) op die [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] toegelopen/afgerend;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 01 mei 2009 te Tilburg [verbalisant 4] (ambtenaar van
Regiopolitie Midden en West Brabant heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend (met gestrekte arm) een (stanley) mes althans een voor
bedreiging geschikt voorwerp gehouden en/of getoond in de richting van en/of
kennelijk bestemd voor die [verbalisant 4] voornoemd en/of (vervolgens/daarbij)
zwaaiende/stekende/dreigende bewegingen met dat mes althans met dat voor
bedreiging geschikte voorwerp gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden
toegevoegd : "Jullie moeten weggaan, omdat ik hier de baas ben!", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 01 mei 2009 te Tilburg [verbalisant 3] (aspirant van
Regiopolitie Midden en West Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling, immer heeft verdachte deze
opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet jullie allemaal
kapot!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 01 november 2008
tot en met 21 oktober 2009 te Tilburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk
een personeneauto (merk Subaru), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten
als geleende auto, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(dossiernummer PL204F/09-004014)
art 321 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 01 november 2008
tot en met 21 oktober 2009 te Tilburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk
en wederrechtelijk een personenauto (merk Subaru), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt door voornoemde
personenauto (onbeheerd) achter te laten;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht