zaaknummer / rolnummer: 219086 / KG ZA 10-273
Vonnis in kort geding van 28 juli 2010
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VISTRA (NETHERLANDS) BV,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
2. [eiser 2],
wonende te Bavel, gemeente Breda,
eisers,
procesadvocaat mr. H.G.A.M. Spoormans te Breda,
[curator]
in de hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap Partrust Beheer BV,
wonende en kantoorhoudende te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. B.J.M.P. Cremers te Breda.
Partijen zullen hierna Vistra, [eiser 2] en de curator genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 juni 2010 met producties, genummerd 1 tot en met 23,
- de bij brief van 6 juli 2010 door de curator overgelegde producties, genummerd 1 tot en
met 12,
- de bij brief van 9 juli 2010 door Vistra en [eiser 2] overgelegde producties, genummerd 24 tot en met 28,
- de bij fax van 9 juli 2010 door de curator overgelegde producties, genummerd 13 tot en met 15,
- de bij brief van 12 juli 2010 door Vistra en [eiser 2] overgelegde producties, genummerd 29 tot en met 33,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 13 juli 2010,
- de pleitnota van Vistra en [eiser 2],
- de pleitnota van de curator.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Vistra en [eiser 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. de door de curator ten laste van Vistra en [eiser 2] gelegde beslagen op te heffen; althans de curator te veroordelen om binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis alle ten laste van Vistra en [eiser 2] gelegde beslagen op deugdelijke en rechtsgeldige wijze op te heffen en opgeheven te houden, op straffe van verbeurte, per beslag, van een dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de curator geheel of gedeeltelijk in strijd met deze veroordeling handelt; en
ii. de curator te bevelen om binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis:
a. op rechtsgeldige en deugdelijke wijze alle door de curator ten laste van Vistra en [eiser 2] gelegde beslagen op onroerende zaken in het Kadaster door te halen en doorgehaald te houden; en
b. aan alle derden waaronder derdenbeslag is gelegd op deugdelijke wijze schriftelijk en ondubbelzinnig te verklaren dat de beslagen zijn opgeheven en als vervallen kunnen worden beschouwd; en
c. afschriften van de voornoemde rechtsgeldigde doorhalingen in het Kadaster en schriftelijke verklaringen aan derden aan de advocaat van Vistra en [eiser 2] (mr. J.S. Kortmann, Strawinskylaan 2001 te Amsterdam) te verstrekken;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de curator geheel of gedeeltelijk in strijd met deze veroordeling handelt; en
iii. de dwangsomveroordeling ten laste van Vistra en [eiser 2] zoals opgenomen in het kort geding vonnis van de voorzieningenrechter te Breda van 14 januari 2010 met zaak- en rolnummer 212234 / KG ZA 09-730 op te heffen; en
iv. de curator te bevelen om terstond alle verhaals- en executiemaatregelen (waaronder mede begrepen het treffen van conservatoire maatregelen) op grond van de dwangsomveroordeling van de voorzieningenrechter te Breda van 14 januari 2010 met zaak- en rolnummer 212234 / KG ZA 09-730 te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de curator geheel of gedeeltelijk in gebreke is;
v. steeds die voorzieningen, bevelen en/of verboden die de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden juist voorkomen te treffen en aan de curator op te leggen, en ieder van die voorzieningen, bevelen en verboden te versterken door een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen eenmalige dwangsom en voorts een periodieke dwangsom; en
vi. de curator te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder het gebruikelijke nasalaris ad € 131,- indien niet binnen twee weken na het door de voorzieningenrechter te wijzen kort geding vonnis de proceskostenveroordeling door de curator is voldaan, en met € 68,- ingeval van betekening.
2.2. De curator voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De voorzieningenrechter verwijst naar de feiten zoals opgenomen in het vonnis in kort geding van deze rechtbank van 14 januari 2010 (zaaknummer 212234 / KG ZA 09-730) welk vonnis is gewezen tussen enerzijds de curator en anderzijds de heren [X] en [Y], alsmede Vistra en [eiser 2].
3.2. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt voorts uitgegaan van de navolgende feiten:
- In het vonnis van 14 januari 2010 zijn, uitvoerbaar bij voorraad, de navolgende geboden opgelegd:
“De voorzieningenrechter
6.1 gebiedt [X] en [Y]:
a. om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis hun functies als bestuurder of anderszins in de vennootschappen FEL en Ecogarant neer te leggen;
(...)
bepaalt dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom van € 250.000,-- verbeuren bij niet tijdige voldoening aan elk van de te geven geboden en van € 5.000,- per kalenderdag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoen; zulks tot een maximumbedrag aan te verbeuren dwangsommen van
€ 5.000.000,--;
(...)
6.2 gebiedt [eiser 2] en Vistra Netherlands BV om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de gevolgen van de uitvoering van het ten behoeve van [X] gesloten financieringsarrangement, zoals opgenomen in de Secured Loan Agreement and Partnership terms van 9 juli 2009, teniet te doen door:
a. de pandrechten op de aandelen Ecogarant te (doen) opheffen middels de daartoe naar het recht van Costa Rica te nemen maatregelen,
(...)
bepaalt dat [eiser 2] en Vistra Netherlands BV hoofdelijk een dwangsom van € 250.000,-- verbeuren bij niet tijdige voldoening aan elk van de te geven geboden en van € 5.000,- per kalenderdag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoen; zulks tot een maximumbedrag aan te verbeuren dwangsommen van € 1.000.000,--;
6.3 gebiedt [X], [Y], [eiser 2] en Vistra Netherlands BV, om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de door de curator gewenste levering van de onbezwaarde eigendom van de door de curator van [Z] c.q. de door hem gecontroleerde vennootschap gekochte aandelen in Ecogarant;
bepaalt dat [X], [Y], [eiser 2] en Vistra Netherlands BV hoofdelijk een dwangsom van € 500.000,-- verbeuren bij niet tijdige voldoening aan het te geven gebod en van € 5.000,- per kalenderdag dat zij niet aan deze veroordeling voldoen; zulks tot een maximumbedrag aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000.000,--“
- Voormeld vonnis is op 18 januari 2010 aan Vistra en [eiser 2] betekend. Het herstelvonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 18 januari 2010, waarin de datum van 14 januari 2009 is verbeterd in 14 januari 2010, is op 20 januari 2010 aan Vistra en [eiser 2] betekend.
- Bij exploot van 23 april 2010 heeft de curator aan Vistra en [eiser 2] bevel gedaan te betalen een bedrag van € 1.480.000,-- wegens verschuldigde dwangsommen per 23 april 2010.
- De curator heeft op 28 april 2010 uit kracht van voornoemd vonnis in kort geding van 14 januari 2010 ter uitwinning van door Vistra en [eiser 2] verschuldigde dwangsommen ten laste van Vistra en [eiser 2]:
- executoriaal derdenbeslag gelegd onder ABN AMRO Bank NV op alle voor beslag vatbare gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die ABN AMRO Bank NV verschuldigd mocht zijn of worden aan en/of onder berusting mocht hebben of verkrijgen van Vistra,
- executoriaal derdenbeslag gelegd onder Fortis Bank Nederland NV op alle voor beslag vatbare gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die Fortis Bank Nederland NV verschuldigd mocht zijn of worden aan en/of onder berusting mocht hebben of verkrijgen van Vistra,
- executoriaal derdenbeslag gelegd onder ING Bank NV op alle voor beslag vatbare gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die ING Bank NV verschuldigd mocht zijn of worden aan en/of onder berusting mocht hebben of verkrijgen van Vistra,
- executoriaal derdenbeslag gelegd onder Vistra en Vistra Holdings Netherlands NV op alle voor beslag vatbare gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die Vistra en/of Vistra Holdings Netherlands NV verschuldigd mocht zijn of worden aan en/of onder berusting mocht hebben of verkrijgen van [eiser 2],
- executoriaal beslag gelegd op roerende zaken, zich bevindend op het adres Daalakker 9 te 4854 AC Bavel,
- executoriaal beslag gelegd op onroerende zaken ten name van [eiser 2] aan de Beukendreef te Baarle Nassau, de Daalakker 9 te Bavel, de Brigidahof 8 te Bavel en de Veermanshof 8 te Scharendijke.
3.3. Primair leggen Vistra en [eiser 2] aan hun vorderingen ten grondslag dat zij hebben voldaan aan de geboden in het vonnis van 14 januari 2010. Subsidiair stellen Vistra en [eiser 2] zich op het standpunt dat het voor hen onmogelijk is om aan de geboden uit het vonnis van 14 januari 2010 te voldoen. Zij hebben derhalve geen dwangsommen verbeurd en de door de curator gelegde executoriale beslagen missen iedere grondslag, aldus Vistra en [eiser 2].
3.4. Volgens de curator hebben Vistra en [eiser 2] dwangsommen verbeurd omdat zij niet hebben voldaan aan de veroordelingen in het vonnis van 14 januari 2010.
3.5. De vraag die voorligt is of, naar voorlopige beoordeling, de bodemrechter in executiegeschil van oordeel zal zijn dat dwangsommen zijn verbeurd ingevolge het vonnis in kort geding van 14 januari 2010. Volgens vaste rechtspraak gelden daarbij als uitgangspunten: De uitleg van de dwangsomveroordeling dient plaats te vinden op basis van de rechtsoverwegingen van het vonnis, de veroordeling wordt niet ruimer geïnterpreteerd dan noodzakelijk voor het doel wat zij nastreeft, en bij ruim geformuleerde veroordelingen is pas sprake van een overtreding indien in ernst niet kan worden betwijfeld dat de gewraakte handelingen inbreuken op de dwangsomveroordeling opleveren.
3.6. De curator stelt in de eerste plaats dat dwangsommen zijn verbeurd wegens overtreding door veroordeelde [X] van het gebod onder 6.1. onder a van het vonnis.
Dit onderdeel van het dictum gebood [X] en [Y] om binnen 48 uur na betekening van het vonnis hun functie als bestuurder of anderszins in de vennootschappen FEL en Ecogarant neer te leggen, op straffe van een door gedaagden te verbeuren dwangsom.
Aangezien dit gebod zich richtte op [X] en [Y], en niet op Vistra en [eiser 2], maakt de structuur van de veroordeling duidelijk dat de aan het gebod gekoppelde dwangsomdreiging zich ook uitsluitend op deze beide genoemden richtte.
Met zekerheid kan daarom voorspeld worden dat de bodemrechter deze claim van de curator zal afwijzen.
3.7. De curator stelt vervolgens dat Vistra en [eiser 2] dwangsommen hebben verbeurd wegens overtreding van het gebod 6.2. onder a van het vonnis.
Dit onderdeel van het dictum richtte zich wel op Vistra en [eiser 2] en luidde: “gebiedt [eiser 2] en Vistra Netherlands BV om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de gevolgen van de uitvoering van het ten behoeve van [X] gesloten financieringsarrangement, zoals opgenomen in de Secured Loan Agreement and Partnership terms van 9 juli 2009, teniet te doen door: a. de pandrechten van de aandelen Ecogarant te (doen) opheffen middels de daartoe naar het recht van Costa Rica te nemen maatregelen.”
Uit de door Vistra en [eiser 2] overgelegde producties blijkt, samengevat, dat zij, met aanvankelijke instemming van haar opdrachtgevers, SFO Investments, gevestigd te Cyprus, en Scarlet Carribean Investments te Curacao, stappen heeft genomen om dit pandrecht te doen opheffen, maar dat haar opdrachtgevers nadien hun instemming hebben ingetrokken en medewerking hebben geweigerd.
De dwangsomveroordeling houdt niet in dat Vistra en [eiser 2] moeten instaan voor de opheffing van de pandrechten. Zij moeten doen hetgeen redelijkerwijs in hun mogelijkheden ligt om het doel te bereiken.
De curator heeft niet feitelijk onderbouwd dat van Vistra en [eiser 2] redelijkerwijs meer inspanning kon worden verlangd dan feitelijk verricht. Niet althans onvoldoende is onderbouwd dat de beide investeerders in hun wilsvorming werden of konden worden beïnvloed door Vistra en [eiser 2]. Op basis van de thans door de curator aangedragen feiten zal in bodemgeschil geen dwangsomveroordeling volgen.
3.8. Als derde grondslag stelt de curator dat Vistra en [eiser 2] dwangsommen hebben verbeurd wegens overtreding van het gebod 6.3 van het vonnis.
Dit onderdeel van het dictum luidde: “gebiedt [X], [Y], [eiser 2] en Vistra Netherlands BV om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de door de curator gewenste levering van de onbezwaarde eigendom van de door de curator van [Z] c.q de door hem gecontroleerde vennootschap gekochte aandelen in Ecogarant;”.
Dit gebod houdt naar redelijke uitleg in dat Vistra en [eiser 2] gehoor dienen te geven aan redelijke verzoeken van de curator in dit verband. Dergelijke verzoeken zijn echter niet gedaan. Evident is voorts dat Vistra en [eiser 2] geen tegenwerking mogen bieden op enigerlei manier. De curator heeft echter niet, althans onvoldoende onderbouwd, dat dit laatste het geval is geweest.
Op basis van de huidige stand van zaken is daarom ook op deze grondslag geen dwangsomveroordeling in bodemgeschil te verwachten.
3.9. Tegen de achtergrond van deze beoordelingen zullen de vorderingen worden bezien.
i. Gelet op de mate van waarschijnlijkheid dat de bodemrechter de vorderingen zal afwijzen is handhaving van de gelegde beslagen niet gerechtvaardigd. Opheffing ervan is passend.
ii. De vorderingen a, b en c zijn toewijsbaar ten aanzien van de nu liggende beslagen. De vordering sub a om de beslagen doorgehaald te houden wordt afgewezen omdat geen gegronde vrees bestaat dat ze na doorhaling opnieuw zullen worden ingeschreven zonder rechtvaardigende omstandigheden. Een termijn van twee werkdagen zal voor de doorhaling worden vergund. Een dwangsomdreiging acht de voorzieningenrechter niet nodig. Er bestaat geen redelijke grond om te vrezen dat de curator niet voldoet aan het vonnis.
iii. Opheffing van de dwangsomdreiging is blijkens de dagvaarding subsidiair gevorderd, namelijk voor zover geoordeeld zou worden dat aan de dwangsomveroordeling een meer verstrekkende betekenis zou toekomen, zoals door de curator gesteld. Nu aan deze voorwaarde niet wordt voldaan behoeft de vordering geen beoordeling.
iv. Deze vordering veronderstelt dat nu reeds voorspelbaar is dat de curator niet zal kunnen gaan beschikken over nieuwe feiten uit het verleden die een ander licht werpen op de beoordeelde vragen. Ook veronderstelt het dat zich in de toekomst geen relevante feiten meer kunnen voordoen. Die zekerheid bestaat niet. De curator heeft medegedeeld voornemens te zijn voorlopige getuigenverhoren te gaan entameren waaruit de rol van Vistra en [eiser 2] duidelijk zal moeten worden. Het gaat te ver om de curator nu de mogelijkheid te ontnemen om op basis van mogelijk nieuwe informatie nieuwe beslagen te leggen.
v. Deze vordering behoeft geen beoordeling gelet op hetgeen reeds is overwogen en zal worden beslist.
vi. De curator behoort als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding, inclusief de gevorderde nakosten. De proceskosten aan de zijde van Vistra en [eiser 2] worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht € 263,00
- salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.152,89
4.De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. heft op de door de curator ten laste van Vistra (Netherlands) BV en [eiser 2] gelegde executoriale beslagen onder
- ABN AMRO Bank NV,
- Fortis Bank Nederland NV,
- ING Bank NV,
- Vistra Netherlands BV en Vistra Holdings Netherlands NV, alsmede
- de executoriale beslagen op de roerende zaken zich bevindend op het adres Daalakker 9 te 4854 AC Bavel
- de onroerende zaken aan de Beukendreef te Baarle Nassau, de Daalakker 9 te Bavel, de Brigidahof 8 te Bavel en de Veermanshof 8 te Scharendijke,
4.2. beveelt de curator om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis:
a. op rechtsgeldige en deugdelijke wijze alle door de curator ten laste van Vistra (Netherlands) BV en [eiser 2] gelegde beslagen op onroerende zaken in het Kadaster door te halen; en
b. aan alle derden waaronder derdenbeslag is gelegd op deugdelijke wijze schriftelijk en ondubbelzinnig te verklaren dat de beslagen zijn opgeheven en als vervallen kunnen worden beschouwd; en
c. afschriften van de voornoemde rechtsgeldigde doorhalingen in het Kadaster en schriftelijke verklaringen aan derden aan de advocaat van Vistra (Netherlands) BV en [eiser 2] (mr. J.S. Kortmann, Strawinskylaan 2001 te Amsterdam) te verstrekken;
4.3. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Vistra (Netherlands) BV en [eiser 2] tot op heden begroot op € 1.152,89,
4.4. veroordeelt de curator in de nakosten aan de zijde van Vistra (Netherlands) BV en [eiser 2] begroot op een bedrag van
€ 131,00 ter zake van salaris van de advocaat en veroordeelt de curator voorwaardelijk, voor het geval de curator niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan de in dit vonnis uitgesproken veroordeling voldoet en indien betekening plaatsvindt en noodzakelijk is, in de kosten van betekening, tot op heden begroot op € 68,00 voor salaris van de advocaat en de kosten van het betekeningsexploot,
4.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Leijten en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.J. Theuws op 28 juli 2010.?